In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij (SLM) wegens compensatie voor de vertraging van vlucht PY993 van 29 maart 2018 en de annulering van vlucht PY993 van 28 maart 2018. De passagier had een vervoersovereenkomst met SLM en vorderde een bedrag van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De passagier stelde dat hij recht had op compensatie voor zowel de annulering als de vertraging van de vlucht.
SLM betwistte de vordering en voerde aan dat er sprake was van een schemawijziging, waardoor er geen recht op compensatie zou bestaan. De kantonrechter oordeelde dat de passagier één ticket had geboekt voor de vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Paramaribo en dat SLM door het uitbetalen van € 300,00 voor de vertraging van de vlucht op 29 maart 2018 aan haar compensatieverplichting had voldaan. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van de passagier moest worden afgewezen, omdat er slechts recht op eenmalige compensatie bestond.
De proceskosten werden toegewezen aan SLM, aangezien de passagier ongelijk kreeg in zijn vordering. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter mr. S.N. Schipper op 31 december 2019.