ECLI:NL:RBNHO:2019:10997

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
7679905 CV EXPL 19-442
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door stroomstoring op Schiphol

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Air Canada wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht op 1 oktober 2018. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Air Canada voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol via Toronto naar Calgary. Door een stroomstoring op Schiphol hebben zij hun aansluitende vlucht gemist en zijn zij met een vertraging van 3 uur en 23 minuten op hun eindbestemming aangekomen. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging van vluchten.

Air Canada heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de stroomstoring op Schiphol, die buiten hun invloedssfeer lag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging zijn aangekomen. De rechter heeft geoordeeld dat Air Canada voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van de stroomstoring, die een buitengewone omstandigheid opleverde. Hierdoor was Air Canada niet verplicht om compensatie te betalen.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Air Canada. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting door kantonrechter W. Aardenburg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7679905 CV EXPL 19-4422
Uitspraakdatum: 30 oktober 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse vennootschap
Air Canada
gevestigd te Saint-Laurent, Canada en mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: Air Canada
gemachtigde: mr. P. Frühling

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 12 februari 2019 een vordering tegen Air Canada ingesteld. Air Canada heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Air Canada een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Air Canada een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Air Canada de passagiers op 1 oktober diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol (vertrektijd 11.55 uur) via Toronto (aankomsttijd 13.50 uur en vertrektijd 15.05 uur) naar Calgary, Canada, (aankomsttijd 17.15 uur), vluchtnummers AC0825 en AC0147, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht AC825 heeft vertraging opgelopen, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een andere vlucht en met een vertraging van 3 uur en 23 minuten op hun eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Air Canada gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Air Canada heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De minimale overstaptijd in Toronto voor deze vlucht bedraagt 1 uur en 15 minuten.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Air Canada bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten en nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Air Canada vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Air Canada betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Op 1 oktober 2018 was sprake van een stroomstoring op Amsterdam-Schiphol. Hierdoor waren de check-in riemen, het bagagesysteem en de vertrekfilter niet beschikbaar. Dit zijn omstandigheden die niet inherent zijn aan de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Air Canada heeft hier geen invloed op kunnen uitoefenen. Zij had geen andere mogelijkheid dan wachten tot de luchthaven maatregelen had getroffen om de bagage te transporteren. De vlucht is vervolgens met een vertraging van 34 minuten om 12:29 uur lokale tijd van de gate vertrokken. Als gevolg van deze vertraging is het time slot om op te stijgen verstreken en moest Air Canada nog 40 minuten wachten op toestemming van de luchtverkeersleiding om op te stijgen.
4.2.
Subsidiair meent Air Canada aan, dat nu de passagiers met een vertraging van 3 uur en 23 minuten in Calgary zijn aangekomen, de geplande aankomsttijd niet met meer dan vier uur is overschreden, op grond waarvan Air Canada de verschuldigde compensatie ingevolge artikel 7 lid 2 sub c van de Verordening met 50% kan verminderen.
4.3.
Air Canada betwist voorts buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is gearriveerd, zodat Air Canada op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Air Canada kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
5.3.
Air Canada heeft voldoende aangetoond dat er in de ochtend van 1 oktober 2018 sprake was van een storing op luchthaven Schiphol. Naar het oordeel van de kantonrechter kan een dergelijke stroomstoring een buitengewone omstandigheid opleveren. Een storing op een luchthaven ligt immers buiten de invloedsfeer van een luchtvaartmaatschappij. De vraag die thans voorligt is of de vertraging van vlucht AC0825 het directe gevolg is geweest van deze buitengewone omstandigheid.
5.4.
Air Canada heeft een vluchtfiche en een algemene brief van Schiphol overgelegd, waaruit volgt dat de stroomstoring vanaf 08:30 uur lokale tijd heeft geleid tot een defect in het bagagesysteem van terminal 3. Onbetwist is dat de onderhavige vlucht vertrok vanuit terminal 3. Onduidelijk is gebleven tot hoe laat de stroomstoring geduurd heeft. Voorts volgt uit productie 1 bij conclusie van antwoord dat de vlucht 30 minuten is vertraagd vanwege de storing en om zoveel mogelijk bagage mee te kunnen nemen. Vlucht AC0825 is met een vertraging van 34 minuten van de gate vertrokken, Het toestel is toen evenwel niet opgestegen. Pas bij dupliek - aldus te laat - heeft Air Canada aangevoerd dat het toestel nog 40 minuten heeft moeten wachten, voordat zij toestemming kreeg om op te stijgen, waardoor het toestel eerst om 15.00 uur in Toronto aankwam. De aanvullende vertraging die is ontstaan doordat de slottijd was verstreken is evenwel niet van belang, omdat de vertraging van 34 minuten die is veroorzaakt door de bijzondere omstandigheid, de stroomstoring, op zich al voldoende was om er voor te zorgen dat de passagiers hun aansluiting misten, omdat zij te weinig tijd hadden om over te stappen. De vertraging op de eindbestemming is aldus veroorzaakt door de bijzondere omstandigheid. Air Canada heeft deze vertraging niet kunnen voorkomen en naar het oordeel van de kantonrechter voldoende redelijke maatregelen getroffen. Zij heeft de passagiers omgeboekt naar een andere vlucht. Het voorgaande betekent dat de vordering van de passagiers zal worden afgewezen.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Air Canada worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Air Canada;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor zover het de proceskostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter