In deze zaak hebben vijf passagiers een vordering ingesteld tegen Austrian Airlines vanwege een gemiste aansluitende vlucht als gevolg van een vertraging van hun eerdere vlucht van Amsterdam naar Wenen. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers stelden dat zij recht hadden op compensatie van € 600,00 per persoon, omdat de vertraging hen had verhinderd om hun aansluitende vlucht naar Teheran te halen.
Austrian Airlines betwistte de vordering en voerde aan dat de passagiers voldoende overstaptijd hadden om hun aansluitende vlucht te halen, ondanks de vertraging van 18 minuten van hun aankomstvlucht. De luchtvaartmaatschappij stelde dat de passagiers zich niet tijdig bij de gate hadden gemeld en dat de vertraging aan henzelf te wijten was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers onvoldoende informatie hebben ontvangen over het tijdstip waarop de deuren van het vliegtuig zijn geopend en dat Austrian Airlines niet voldoende heeft aangetoond dat de passagiers voldoende overstaptijd hadden.
De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en Austrian Airlines veroordeeld tot betaling van € 3.000,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende hebben aangetoond dat deze kosten zijn gemaakt. Het vonnis is uitgesproken door mr. W. Aardenburg op de openbare terechtzitting van 30 oktober 2019.