ECLI:NL:RBNHO:2019:11000

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
7359654 CV EXPL 18-10297
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers na annulering van vlucht door weersomstandigheden en operationele keuzes van luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways na de annulering van hun vlucht BA431 op 9 februari 2018 van Amsterdam-Schiphol naar Londen. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. De passagiers stelden dat zij recht hadden op compensatie van € 600,00 per persoon, omdat zij meer dan 4 uur vertraging hadden opgelopen bij hun eindbestemming in Phoenix, VS, na omboeking naar andere vluchten.

British Airways betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering van vlucht BA431 het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk verwachte zware sneeuwval op Schiphol. De luchtvaartmaatschappij stelde dat zij operationele keuzes had gemaakt om passagiers om te boeken naar andere vluchten, en dat de annulering niet te voorkomen was. De kantonrechter oordeelde echter dat British Airways niet voldoende had aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter concludeerde dat de passagiers recht hadden op compensatie, omdat de annulering een operationele keuze van British Airways was en niet het gevolg van onoverkomelijke omstandigheden.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en British Airways veroordeeld tot betaling van € 1.417,80, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De rechter oordeelde dat de passagiers recht hadden op de gevorderde compensatie en dat de gemaakte kosten voor buitengerechtelijke incassokosten ook toewijsbaar waren. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat British Airways het bedrag onmiddellijk moest betalen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7359654 CV EXPL 18-10297
Uitspraakdatum: 27 november 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. N. Wesseling
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk
gedaagde
hierna te noemen: British Airways
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 29 oktober 2018 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers op 9 februari 2018 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar Londen, Verenigd Koninkrijk, met vluchtnummer BA431 en van Londen naar Phoenix, Verenigde Staten van Amerika, met vluchtnummer BA289, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht BA431 zou op 9 februari 2018 om 11:05 uur lokale tijd vertrekken van Amsterdam-Schiphol en om 11:25 uur lokale tijd arriveren in Londen. Vlucht BA289 zou op 9 februari 2018 om 14:35 uur lokale tijd vertrekken vanaf Londen en om 18:30 uur lokale tijd in Phoenix arriveren.
2.3.
Vlucht BA431 is geannuleerd.
2.4.
De passagiers zijn omgeboekt naar de vluchten AA6443 en AA6198. Vlucht AA6443 stond gepland om op 10 februari 2018 om 11:35 uur lokale tijd van Amsterdam-Schiphol te vertrekken en zou om 11:55 uur lokale tijd in Londen arriveren. Vlucht AA6198 zou op 10 februari 2018 om 14:35 uur lokale tijd van Londen vertrekken en om 18:30 uur lokale tijd in Phoenix arriveren.
2.5.
De passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met de annulering van vlucht BA431.
2.6.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 217,80, althans € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat vlucht BA431 is geannuleerd vanwege de (verwachte) weersomstandigheden. Voor 9 februari 2018 werd een grote hoeveelheid sneeuw verwacht op Schiphol. Het luchtverkeersbeheer heeft hierop geanticipeerd door beperkingen in te stellen, waarbij tussen 11:00 UTC en 15:00 UTC slechts 15 vliegbewegingen per uur zouden worden afgehandeld. Normaal zijn dit er 60 per uur. Noodzakelijkerwijs leidt dit tot annulering van vluchten, omdat de luchthaven niet alle vluchten kan afhandelen, aldus British Airways. Zij heeft op 8 februari besloten een drietal rotaties, die op 9 februari 2018 zouden worden uitgevoerd, te annuleren, zodat de passagiers van die vluchten konden worden omgeboekt naar andere vluchten. Bij de keuze welke vluchten geannuleerd moeten worden, bekijkt British Airways hoeveel alternatieve reizen er zijn en welke vluchten de minste passagiers hebben. Ook de bemanning moet anders worden ingeroosterd. Een reeds geannuleerde vlucht kan dan ook niet zomaar alsnog uitgevoerd worden, wanneer de omstandigheden dit alsnog toelaten, aldus British Airways. Of de verwachte weersomstandigheden zich dan ook daadwerkelijk voordoen, is volgens British Airways dan ook niet relevant.
4.2.
De passagiers stellen een vertraging van meer dan 24 uur te hebben opgelopen op hun eindbestemming, maar hebben deze stelling niet onderbouwd, aldus British Airways.
4.3.
Subsidiair meent British Airways dat de vordering van de passagiers moet worden afgewezen, voor zover deze het bedrag van € 250,00 ontstijgt. De vluchtafstand van BA431 bedraagt niet meer dan 1.500 kilometer. De passagiers hebben niet aangetoond dat er sprake is van een boeking voor aansluitende vluchten waarvan British Airways de uitvoerende luchtvaartmaatschappij is, die meer dan 3500 kilometer beslaat, aldus British Airways.
4.4.
British Airways betwist voorts buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat vlucht BA430 is geannuleerd. Tegenover het verweer van British Airways hebben de passagiers voldoende aangetoond dat zij met de omgeboekte vlucht(en) met meer dan 4 uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. British Airways kan zich derhalve niet beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor British Airways. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening en dat de annulering, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden. In punt 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging veroorzaakt.
5.3.
British Airways heeft aangevoerd dat op 9 februari 2018 extreme sneeuwval was voorspeld voor Amsterdam-Schiphol en verwijst daarvoor naar de als productie A2 bij conclusie van antwoord overgelegde TAF data. Uit de TAF data blijkt dat er voor 9 februari 2018 lichte sneeuwval en sneeuwvlokken voorspeld werd, hetgeen ook uit de METAR data blijkt. Gesteld noch gebleken is dat vanwege de weersomstandigheden geen vliegverkeer mogelijk was van en naar Amsterdam-Schiphol. British Airways heeft aangevoerd dat het luchtverkeersbeheer reeds op 8 februari 2018 beperkingen heeft aangekondigd, maar laat vervolgens na dit met stukken te onderbouwen, althans met stukken van het luchtverkeersbeheer. British Airways heeft voorts aangevoerd dat zij als gevolg van de aangekondigde beperkingen van luchtverkeersbeheer 3 rotaties heeft geannuleerd, waaronder vlucht BA431. Voldoende gebleken is dat dit een operationele keuze van British Airways geweest die voor haar eigen rekening komt. De passagiers dienen dan ook te worden gecompenseerd.
5.4.
British Airways betwist voorts de hoogte van de compensatievergoeding. De vluchtafstand van vlucht BA431 bedraagt minder dan 1.500 kilometer en de passagiers hebben niet aangetoond dat er sprake is van een enkele boeking waarvan British Airways de uitvoerende luchtvaartmaatschappij is, aldus British Airways. De kantonrechter volgt deze stellingen van British Airways niet. Het volgende is daarvoor redengevend. In artikel 2, sub h van de Verordening wordt het begrip ‘eindbestemming’ gedefinieerd als: de bestemming die vermeld staat op het bij de incheckbalie aangeboden ticket of, in geval van rechtstreeks aansluitende vluchten, de bestemming van de laatste vlucht. In het Folkerts-arrest heeft het Hof geoordeeld dat voor de toepassing van de in artikel 7 van de Verordening voorziene forfaitaire compensatie, in geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen enkel de vertraging van belang is die is vastgesteld ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd op de eindbestemming, omdat het ongemak bij vertraagde vluchten zich voordoet op die eindbestemming (r.o. 33 en 35).
5.5.
In het Folkerts-arrest spreekt het Hof van ‘een vlucht met rechtstreekse aansluitingen’ en van ‘de bestemming van de laatste vlucht’. Hierdoor kan niet anders worden geoordeeld dan dat het Hof is uitgegaan van meerdere vluchten met één eindbestemming en derhalve niet van meerdere separate vluchten die ieder een eigen eindbestemming hebben. Uit de boekingsbevestiging blijkt dat de passagiers beschikken over een bevestigde boeking met één boekingsnummer. Hieruit concludeert de kantonrechter dat er in het onderhavige geval sprake was van één vlucht bestaande uit rechtstreeks aansluitende vluchten. Hieruit concludeert de kantonrechter dat er in het onderhavige geval sprake was van één vlucht bestaande uit rechtstreeks aansluitende vluchten. Dat de vluchten waar de passagiers naar zijn omgeboekt, niet door British Airways zijn uitgevoerd, doet daaraan niet af. De oorspronkelijke vluchten die passagiers hadden geboekt, werden uitgevoerd door British Airways. Dit verweer van British Airways faalt dan ook. Gelet op het vorengaande zal de door de passagiers gevorderde compensatie ad € 1.200,00 worden toegewezen.
5.6.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat deze ongelijk krijgt. .
5.9.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 1.417,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2018 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,81;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 360,00;
6.3.
veroordeelt British Airways tot betaling van € 90,00 aan nakosten, voor zover nakosten door de passagiers zullen worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter