ECLI:NL:RBNHO:2019:11005

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
7531765 CV EXPL 19-1922
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij door niet treffen van redelijke maatregelen

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een buitenlandse rechtspersoon gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. (KLC) wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met KLC, hebben hun vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp. De vertraging van vlucht KL1160 op 17 juli 2017 leidde ertoe dat de passagiers hun aansluitende vlucht naar Nice hebben gemist, wat resulteerde in een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming.

KLC betwist de vordering en voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder een opgelegde CTOT (Calculated Take-Off Time) en een vertraging van de voorafgaande vlucht. De kantonrechter oordeelt echter dat, hoewel er sprake is van buitengewone omstandigheden, KLC niet de redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen, zoals het opnemen van een buffer in het schema. De kantonrechter wijst de vordering van Airhelp toe en veroordeelt KLC tot betaling van € 1.600,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. Daarnaast worden de proceskosten aan de zijde van Airhelp toegewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van het treffen van redelijke maatregelen door luchtvaartmaatschappijen om vertragingen te voorkomen, zelfs in het geval van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter concludeert dat KLC onvoldoende rekening heeft gehouden met mogelijke vertragingen in het reisschema van de passagiers, wat heeft geleid tot de toewijzing van de vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7531765 CV EXPL 19-1922
Uitspraakdatum: 27 november 2019
Vonnis in de zaak van:
de buitenlandse rechtspersoon
Airhelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiser
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. W. de Roy van Zuydewijn en mr. H. Yildiz (Weiss Legal)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen KLC
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 18 januari 2019 een vordering tegen KLC ingesteld. KLC heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna KLC een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[passagier 1] , [passagier 2] , [passagier 3] en [passagier 4] , hierna: de passagiers, hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan KLC de passagiers op 17 juli 2017 diende te vervoeren van Gothenburg, Zweden naar Amsterdam-Schiphol, met vluchtnummer KL1160 en van Amsterdam-Schiphol naar Nice, Frankrijk, met vluchtnummer: KL1273, hierna: de vlucht.
2.2.
Volgens de overeenkomst zou vlucht KL1160 om 18.15 uur lokale tijd vertrekken vanaf Gothenborg en om 19.50 uur lokale tijd op Amsterdam-Schiphol arriveren. Vlucht KL1273 zou om 20.30 uur lokale tijd vertrekken vanaf Amsterdam-Schiphol en om 22.25 uur lokale tijd aankomen in Nice.
2.3.
Vlucht KL1160 is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gemist. KLC heeft de passagiers omgeboekt, waardoor de passagiers met meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen.
2.4.
De passagiers hebben hun vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp.
2.5.
Airhelp heeft compensatie van KLC gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.6.
KLC heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat KLC bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 240,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat KLC vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
KLC betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat vlucht KL1160 onderdeel is van de rotatie Amsterdam-Gothenburg-Amsterdam met vluchtnummers KL1159/KL1160, uitgevoerd door het toestel met registratiekenmerk PH-EZE, hierna: het toestel.
4.2.
Vlucht KL1159 is met een vertraging van 27 minuten vertrokken als gevolg van 12 passagiers die zich niet tijdig bij de gate hebben gemeld, hierna: “no-shows”, terwijl hun bagage wel was ingecheckt. Een vliegtuig mag niet vertrekken met bagage aan boord van passagiers die zelf niet aan boord van het toestel zijn, aldus KLC.
4.3.
KLC voert voorts aan dat vlucht KL1160 ook zonder de vertrekvertraging van vlucht KL1159 niet tijdig kon vertrekken vanwege een opgelegd CTOT. De CTOT is meermalen herzien, ten bewijze waarvan KLC de Operational Log van Eurocontrol (productie 2 bij antwoord) overlegt. Een beslissing van de luchtverkeersleiding is niet bedrijfsinherent en KLC kan hierop ook geen invloed uitoefenen. Er is dan ook sprake van buitengewone omstandigheden, waardoor vlucht KL1160 met een aankomstvertraging van 27 minuten is uitgevoerd, aldus KLC.
4.4.
KLC betwist voorts buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn gearriveerd, zodat KLC op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien KLC kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
KLC heeft aangevoerd dat de vertraging van vlucht KL1160 is veroorzaakt door twee factoren. Voorafgaand aan vlucht KL1160 werd met hetzelfde toestel vlucht KL1159 uitgevoerd. Deze vluchten samengenomen maken de rotatie Amsterdam – Gothenburg – Amsterdam. Vlucht KL1159 werd geconfronteerd met een bagageverwijdering als gevolg van “no-shows” en vlucht KL1160 kreeg een CTOT opgelegd. De voorafgaande vlucht is om 16.47 uur lokale tijd vertrokken en met een vertraging van 24 minuten om 18.09 uur lokale tijd in Gothenburg gearriveerd. In de tussentijd heeft Eurocontrol vlucht KL1160 meerdere malen een CTOT opgelegd. Het toestel kreeg twee uur voor de geplande vertrektijd van vlucht KL1160, derhalve om 16.15 uur lokale tijd, een CTOT opgelegd voor take-off om 18:41 uur lokale tijd. Zij verwijst hiervoor naar het SAM (Slot Allocation Message). KLC licht toe dat de CTOT is opgelegd omdat er een regulatie van kracht was, hetgeen blijkt uit de code 83, welke code staat voor “
ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT”. Het toestel kreeg om 18.48 uur lokale tijd toestemming van de lokale luchtverkeersleiding om van de gate te vertrekken. Als gevolg hiervan is vlucht KL1160 met een vertraging van 33 minuten vertrokken en in plaats van 19.50 uur lokale tijd met een vertraging van 27 minuten om 20.17 uur lokale tijd aangekomen op Amsterdam-Schiphol.
5.4.
De kantonrechter overweegt dat een CTOT kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de Considerans van de Verordening, zodat het een buitengewone omstandigheid kan opleveren. KLC heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat de luchtverkeersleiding meerdere malen een CTOT heeft opgelegd aan het toestel dat vlucht KL1160 uitvoerde.
5.5.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of deze besluiten van de luchtverkeersleiding tot langdurige vertraging hebben geleid, zodat deze als buitengewone omstandigheid kunnen worden aangemerkt. Vast staat dat vlucht KL1160 met een vertraging van 27 minuten is aangekomen op Amsterdam-Schiphol als gevolg de opgelegde CTOT’s en dat de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gemist, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot een vertraging op de eindbestemming van meer dan drie uur.
5.6.
Airhelp heeft gesteld, hetgeen niet door KLC wordt betwist, dat de ‘Minimum Connecting Time’ op Amsterdam-Schiphol 40 minuten bedraagt. De vlucht zou volgens de overeenkomst om 19.50 uur lokale tijd aankomen op Amsterdam-Schiphol en vlucht KL1273 naar Nice zou om 20.30 uur lokale tijd vertrekken van Amsterdam-Schiphol. Hieruit volgt dat de passagiers geen buffer hadden om hun aansluitende vlucht te halen. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat KLC door geen buffer aan te houden onvoldoende rekening heeft gehouden met eventuele vertragingen in het reisschema van de passagiers. Het verweer van KLC dat 40 minuten geen minimum is om een aansluitende vlucht te halen, nu dit afhankelijk is van de afstand tussen de gates van de aankomende en vertrekkende vlucht, alsook afhankelijk is van de leeftijd van de passagiers, faalt. De conclusie is dat KLC geen redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen, zodat de vordering van de passagiers tot betaling van de compensatievergoeding zal worden toegewezen.
5.7.
Uit het voorgaande volgt dat het verweer van KLC wordt verworpen. Weliswaar is sprake van een buitengewone omstandigheid die tot langdurige vertraging heeft geleid, maar KLC heeft door geen enkele buffer in haar schema op te nemen niet de redelijke maatregelen getroffen om de vertraging te voorkomen. KLC is daarom gehouden Airhelp te compenseren in verband met de vertraging van de vlucht en de vordering tot betaling van de hoofdsom zal gelet op de duur van de vertraging worden toegewezen. Anders dan KLC is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde wettelijke rente over de compensatie toewijsbaar is vanaf de datum van de vlucht. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente over de compensatie worden toegewezen zoals gevorderd vanaf 17 juli 2017.
5.8.
Airhelp heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. KLC heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Airhelp heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van KLC omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt KLC tot betaling aan Airhelp van € 1.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2017 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt KLC tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 486,00;
salaris gemachtigde € 360,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter