In deze zaak heeft Airhelp Limited, een buitenlandse rechtspersoon gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. (KLC) wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met KLC, hebben hun vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp. De vertraging van vlucht KL1160 op 17 juli 2017 leidde ertoe dat de passagiers hun aansluitende vlucht naar Nice hebben gemist, wat resulteerde in een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming.
KLC betwist de vordering en voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder een opgelegde CTOT (Calculated Take-Off Time) en een vertraging van de voorafgaande vlucht. De kantonrechter oordeelt echter dat, hoewel er sprake is van buitengewone omstandigheden, KLC niet de redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen, zoals het opnemen van een buffer in het schema. De kantonrechter wijst de vordering van Airhelp toe en veroordeelt KLC tot betaling van € 1.600,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. Daarnaast worden de proceskosten aan de zijde van Airhelp toegewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van het treffen van redelijke maatregelen door luchtvaartmaatschappijen om vertragingen te voorkomen, zelfs in het geval van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter concludeert dat KLC onvoldoende rekening heeft gehouden met mogelijke vertragingen in het reisschema van de passagiers, wat heeft geleid tot de toewijzing van de vordering.