ECLI:NL:RBNHO:2019:11010

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
7581591 CV EXPL 19-2911
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oneerlijk beding in algemene voorwaarden van luchtvaartmaatschappij en buitengewone omstandigheden bij vertraging

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een buitenlandse rechtspersoon gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Air Canada, gevestigd in Saint-Laurent, Canada, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Air Canada voor een vlucht van Amsterdam naar Toronto en vervolgens naar Calgary. Door een vertraging van de eerste vlucht miste de passagier haar aansluitende vlucht, wat leidde tot een aanzienlijke vertraging bij aankomst in Calgary. Airhelp, als gemachtigde van de passagier, vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar Air Canada betwistte de vordering op basis van een beding in hun algemene voorwaarden dat claimorganisaties uitsluit van het indienen van vorderingen namens passagiers.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het beding in de algemene voorwaarden van Air Canada, dat passagiers verplicht om hun vordering eerst zelf in te dienen, als oneerlijk moet worden aangemerkt volgens de Richtlijn 93/13/EEG. Dit beding belemmert passagiers in hun recht om hun vordering over te dragen aan een derde partij zoals Airhelp. De rechter heeft vastgesteld dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op haar eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Air Canada voerde echter aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk het onwel worden van een passagier aan boord, wat de luchtvaartmaatschappij niet kon voorzien.

De kantonrechter oordeelde dat Air Canada voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken en dat de vertraging inderdaad het gevolg was van een buitengewone omstandigheid. Hierdoor was Air Canada niet verplicht om compensatie te betalen aan Airhelp. De vordering van Airhelp werd afgewezen en de proceskosten werden aan Airhelp opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7581591 CV EXPL 19-2911
Uitspraakdatum: 27 november 2019
Vonnis in de zaak van:
de buitenlandse rechtspersoon
Airhelp Limited
wonende te gevestigd te Hong Kong
eiser
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. E.J. Hoekstra
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Air Canada
gevestigd te Saint-Laurent, Canada
gedaagde
hierna te noemen: Air Canada
gemachtigde: mr. P. Fruhling

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 18 januari 2019 een vordering tegen Air Canada ingesteld. Air Canada heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Air Canada een schriftelijke reactie heeft gegeven. Airhelp heeft vervolgens nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
[De passagier] , hierna: de passagier, heeft met Air Canada een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Air Canada de passagier op 13 augustus 2018 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar Toronto (Canada), vluchtnummer: AC825 en van Toronto naar Calgary (Canada), vluchtnummer: AC147, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht AC825 zou volgens de overeenkomst om 11.55 uur lokale tijd vertrekken vanaf Amsterdam-Schiphol en om 13.50 uur lokale tijd arriveren in Toronto. Vlucht AC147 zou om 15.05 uur lokale tijd vertrekken vanuit Toronto en om 17.15 uur lokale tijd aankomen in Calgary.
2.3.
Vlucht AC825 is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar vlucht AC149. Vlucht AC149 zou om 16.05 uur lokale tijd vertrekken en om 18.15 uur lokale tijd arriveren in Calgary. Deze vlucht werd eveneens vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagier is omgeboekt naar vlucht AC151. De passagier is met meer dan drie uur vertraging op haar eindbestemming aangekomen.
2.4.
In artikel 105, punt F. van de algemene vervoersvoorwaarden van Air Canada is het volgende opgenomen:
“F. Vorderingen op grond van Verordening (EG) nr. 261/2004:
  • Passagiers dienen vorderingen op grond van Verordening (EG) nr. 261/2004 rechtstreeks bij de vervoerder in te dienen en de vervoerder 30 dagen of de door de toepasselijke wetgeving voorgeschreven termijn (de kortste termijn is van toepassing) de tijd te geven om rechtstreeks op deze vorderingen te reageren alvorens derden in te schakelen om namens hen vorderingen in te stellen.
  • De vervoerder zal door een derde ingediende vorderingen niet behandelen indien de betrokken passagier de vordering niet rechtstreeks bij de vervoerder heeft ingediend en de vervoerder de tijd heeft gegeven om te reageren, in overeenstemming met het bovenstaande.
  • (…)”
2.5.
De passagier heeft haar vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp. Airhelp heeft compensatie van Air Canada gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.6.
Air Canada heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert, na vermindering van eis, dat Air Canada bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 300,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat Air Canada vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
Air Canada betwist de vordering. Zij voert primair aan dat de vordering van Airhelp ongegrond dient te worden verklaard, nu de compensatievordering, gelet op artikel 105 punt F ingevolge de Algemene Vervoersvoorwaarden van Air Canada, hierna: Vervoersvoorwaarden, eerst door de passagier zelf bij Air Canada ingediend dient te worden, voordat een derde daartoe wordt ingeschakeld. Dit heeft de passagier nagelaten.
4.2.
Subsidiair doet Air Canada een beroep op buitengewone omstandigheden. De vervangende vlucht (AC149) werd vertraagd uitgevoerd, omdat het toestel terug moest keren naar de gate in verband met een zieke passagier. De betreffende passagier diende van boord gehaald te worden, alsmede diens bagage. Deze vertragingsgrond levert een buitengewone omstandigheid op, aldus Air Canada.
4.3.
Voorts betwist Air Canada buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De eerste vraag die beantwoord dient te worden is of artikel 105, punt F van de Vervoersvoorwaarden rechtsgeldig is. Airhelp stelt dat het beding onredelijk bezwarend is en op grond daarvan vernietigbaar is. Air Canada daarentegen voert aan dat dergelijke clausules zijn ontstaan om de hoge bescherming van de consument te waarborgen, nu de passagiers door eerst zelf rechtstreeks bij de luchtvaartmaatschappij een claim in te dienen, een volledige compensatie ontvangen. Airhelp stelt dat het beding het voor de passagiers moeilijker om hun vordering te gelde te maken. Air Canada verwijst vervolgens naar een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 28 juni 2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:3169, waarin is bepaald dat een cessieverbod geen afbreuk zou doen aan de aanspraken die passagiers kunnen ontlenen aan de Verordening en meent dat het beding in haar Vervoersvoorwaarden milder is dan het door de rechter in voornoemde zaak toegestane beding.
5.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Een beding in algemene voorwaarden is ingevolge artikel 6:233 aanhef en sub a BW vernietigbaar indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. Deze bepaling moet, waar nodig, worden uitgelegd overeenkomstig de Richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PbEG L95/29, hierna: de Richtlijn).
De Richtlijn bepaalt in artikel 3 lid 1 dat een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld als oneerlijk wordt beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
De bijlage bij de Richtlijn bevat een lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. Deze lijst (ook wel: de blauwe lijst) heeft een indicatief en illustratief karakter in die zin dat de daarop vermelde veelvoorkomende bedingen niet noodzakelijkerwijs als oneerlijk moeten worden beschouwd.
Onder q) van de blauwe lijst is opgenomen dat als oneerlijk in de zin van artikel 3 lid 3 kunnen worden aangemerkt bedingen die tot doel of tot gevolg hebben: ‘het indienen van een beroep of het instellen van een rechtsvordering door de consument te beletten of te belemmeren (…)’.
Per geval zal de bevoegde rechter moeten beoordelen of, met inachtneming van alle relevante omstandigheden, het desbetreffende beding ook daadwerkelijk, ten nadele van de consument en in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen aanzienlijk verstoort.
5.4.
In het licht van het voorgaande acht de kantonrechter voor de beoordeling van het beding de volgende omstandigheden van belang. Het beding maakt het voor passagiers moeilijker om hun vordering te gelde te maken, omdat zij daardoor zelf moeten procederen. Het beding verhindert passagiers immers hun vordering over te dragen aan bijvoorbeeld een (claim)organisatie zoals Airhelp. Daarmee valt het beding aan te merken als een beding als bedoeld in de bij de Richtlijn gevoegde bijlage onder punt 1 sub q. Daarnaast valt niet in te zien welk gerechtvaardigd belang Air Canada heeft bij het beding.
5.5.
Gelet op het voorgaande zal artikel 105, punt F van de Vervoersvoorwaarden naar het oordeel van de kantonrechter als oneerlijk in de zin van de Richtlijn en daarom als onredelijk bezwarend worden aangemerkt. Vernietiging van het beding heeft tot gevolg dat Airhelp in haar vordering zal worden ontvangen.
5.6.
Voorts staat vast dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op haar eindbestemming, zodat Air Canada op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Air Canada kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.7.
Vlucht AC825 is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht (AC147) heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar vlucht AC149. Vlucht AC149 zou om 16.05 uur lokale tijd vertrekken en om 18.15 uur lokale tijd aankomen. Air Canada voert aan dat vlucht AC149 met vertraging is uitgevoerd omdat het toestel terug moest keren vanwege een zieke passagier aan boord van het toestel. Het terugkeren naar de gate vanwege een zieke passagier moet worden aangemerkt als buitengewone omstandigheid, aldus Air Canada. Zij verwijst daarvoor naar de vluchtfiche van vlucht AC149 (productie 3 bij antwoord). De zieke passagier is – nadat het toestel teruggekeerd was naar de gate – van boord gehaald. Vlucht AC149 is met een vertraging van 2 uur en 2 minuten om 18.07 uur lokale tijd off blocks gegaan.
5.8.
Air Canada heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aangetoond dat het vliegtuig naar aanleiding van een zieke passagier teruggekeerd is naar de gate. In het vluchtfiche staat:
“Dly out of YYZ due to a sick passenger. // RETURN TO GATE FOR ILL PASSENGER”.De kantonrechter oordeelt dat het onwel worden van een passagier een van buiten komende oorzaak betreft, waar een luchtvaartmaatschappij geen invloed op kan uitoefenen. Er is derhalve sprake van een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Gelet op het bovenstaande vormt het onwel worden van een passagier een buitengewone omstandigheid.
5.9.
De kantonrechter dient vervolgens nog te beoordelen of Air Canada in het onderhavige geval alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Air Canada heeft de passagier, om de vertraging van de passagier te minimaliseren, omgeboekt naar vlucht AC151, nu de verwachting was dat vlucht AC149 met meer vertraging zou worden uitgevoerd. Dat vlucht AC149 met enkele minuten verschil eerder in Toronto is aangekomen, was voor Air Canada niet te voorzien. Niet valt in te zien welke maatregelen Air Canada voorts nog had kunnen nemen om vertraging te voorkomen. Gelet op het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat Air Canada alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht te voorkomen althans te beperken. Air Canada is dan ook geen compensatie aan Airhelp verschuldigd, zodat de vordering van Airhelp zal worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Air Canada worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van Air Canada.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter