ECLI:NL:RBNHO:2019:11011

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
7653210 CV EXPL 19-4067
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie luchtvaartpassagiers na vertraging van vlucht AY121; afwijzing nevenvorderingen

In deze zaak hebben vijf passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Finnair wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht AY121 van Helsinki naar Delhi op 29 december 2017. De passagiers hebben op 11 maart 2019 een dagvaarding uitgebracht, waarin zij compensatie van € 600,00 per passagier vorderden op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Finnair heeft op 6 juni 2019 een bedrag van € 3.000,00 overgemaakt naar de rekening van de gemachtigde van de passagiers, maar de passagiers hebben ook nevenvorderingen ingesteld, waaronder buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

Finnair heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van een technisch mankement. Daarnaast heeft Finnair gesteld dat de passagiers niet hebben gereageerd op herhaalde verzoeken om bewijs van volmachten, waardoor zij niet in staat waren om de compensatieclaims tijdig te verwerken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat Finnair compensatie verschuldigd is, maar heeft de nevenvorderingen van de passagiers afgewezen. De rechter oordeelde dat de passagiers er niet van mochten uitgaan dat hun claims Finnair hadden bereikt, aangezien Finnair herhaaldelijk om aanvullende informatie had verzocht.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Finnair, vastgesteld op € 360,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op de openbare terechtzitting van 24 december 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7653210 CV EXPL 19-4067
Uitspraakdatum: 24 december 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[Passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [Passagier sub 2]wonende te [woonplaats]
3. [Passagier sub 3]wonende te [woonplaats]
4. [Passagier sub 4]wonende te [woonplaats]
5. [Passagier sub 5]wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: D.R. Kluft
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Osakeythiö (Finland) Finnair Oyj
gevestigd te Helsinki, Finland
gedaagde
hierna te noemen: Finnair
gemachtigde: mr. W.O. Russell

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 11 maart 2019 een vordering tegen Finnair ingesteld. Finnair heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Finnair een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Finnair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Finnair de passagiers op 29 december 2017 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar Helsinki, met vluchtnummer: AY1302 en van Helsinki naar Delhi, India, met vluchtnummer: AY121.
2.2.
Vlucht AY121, hierna: de vlucht, heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Finnair gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Finnair heeft op 6 juni 2019 een bedrag van € 3.000,00 naar de rekening van de gemachtigde van de passagiers overgemaakt.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Finnair bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 514,25 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Finnair vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Finnair betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan. Vlucht AY121 is met vertraging uitgevoerd wegens een technisch mankement. Passagier sub 5 heeft op 13 maart 2018, herhaald op 19 maart 2018, Finnair een bericht gestuurd waarin zij mede namens de passagiers sub 1 tot en met 4 compensatie heeft verzocht in verband met de vertraging van vlucht AY121. Finnair heeft bij mail van 27 maart 2018 geantwoord en verzocht om toezending van bewijzen van de volmachten van de passagiers sub 1 tot en met 4, waarop passagier sub 5 niet heeft gereageerd. Op 11 mei 2018 heeft de gemachtigde van passagiers Finnair namens passagier sub 5 om compensatie verzocht, waarop Finnair bij e-mail van 15 mei 2018 wederom heeft verzocht om de bewijzen van de volmachten van de passagiers. Voorts merkt Finnair in haar reactie op dat haar geen compensatieclaim van 17 april 2018 bekend is en verzoekt zij de (gemachtigde van de) passagiers om een zaakkenmerk. Op haar e-mail van 15 mei 2018 heeft Finnair geen reactie vernomen tot de uitgebrachte dagvaarding op 11 maart 2019. Finnair heeft op 6 juni 2019 het bedrag van € 3.000,00 naar de rekening van de gemachtigde van de passagiers bijgeschreven.
4.2.
Finnair betwist de nevenvorderingen van de passagiers verschuldigd te zijn, nu noch passagier sub 5, noch de gemachtigde van de passagiers op het verzoek van Finnair om toezending van de bewijzen van de volmachten heeft gereageerd. Finnair heeft deze bewijzen eerst bij dagvaarding mogen ontvangen. Indien de (gemachtigde van de) passagiers voor dagvaarding de bewijzen van volmachten zouden hebben gestuurd, had Finnair de compensatievergoeding(en) eerder kunnen voldoen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat Finnair op grond van artikel 6 lid 1 sub c en artikel 7 lid 1 sub c van de Verordening compensatie aan de passagier verschuldigd is. Vast staat dat Finnair daartoe op 6 juni 2019 een bedrag van € 3.000,00 op de rekening van de gemachtigde van de passagiers heeft bijgeschreven.
5.3.
Finnair betwist de nevenvorderingen van de passagiers verschuldigd te zijn, nu ondanks de herhaalde verzoeken om haar de bewijzen van volmachten van de andere passagiers toe te zenden ofwel een zaakkenmerk door te geven, zij geen reactie heeft vernomen, noch zijn de bewijzen van de volmachten haar toegezonden. De (gemachtigde van de) passagiers stellen wel te hebben gereageerd en leggen daartoe diverse e-mails over.
5.4.
In artikel 3:37 lid 3 BW is bepaald dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. De Hoge Raad heeft in haar arrest van 14 juni 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ4104) bepaald dat de werkelijke ontvangst van de verklaring niet vereist is, maar dat voldoende is dat de verklaring naar een adres is gezonden waarvan de verzender mocht aannemen dat de geadresseerde daar kon worden bereikt en dat de verklaring daar daadwerkelijk is aangekomen (r.o. 3.3.2). Naar het oordeel van de kantonrechter mochten de (gemachtigde van de) passagiers er niet van uit gaan dat de compensatieclaims Finnair hadden bereikt. Immers, uit de door Finnair overgelegde producties blijkt dat Finnair (meerdere malen) heeft verzocht om een zaakkenmerk en daarbij voorts heeft aangegeven op welke wijze de (gemachtigde van de) passagiers de compensatieclaim konden indienen. Dat de (gemachtigde van de) passagiers vervolgens hebben nagelaten Finnair van deze informatie te voorzien, dan wel op juiste wijze de compensatievergoeding in te dienen, kan niet voor rekening van Finnair komen. Een en ander leidt tot de conclusie dat de nevenvorderingen van de passagiers worden afgewezen.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Finnair worden vastgesteld op een bedrag van € 360,00 aan salaris van de gemachtigde van Finnair.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter