In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines AG vanwege vertraging van hun vlucht op 25 juli 2018. De passagiers vorderden compensatie op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers stelden dat zij recht hadden op compensatie van € 250,00 per persoon, omdat zij met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming waren aangekomen.
Austrian Airlines betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een CTOT (Calculated Take-Off Time) die door de luchtverkeersleiding was opgelegd. De luchtvaartmaatschappij stelde dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter oordeelde dat de luchtverkeersleiding meerdere keren een CTOT had opgelegd, wat als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. De rechter concludeerde dat Austrian Airlines voldoende had aangetoond dat de vertraging niet kon worden voorkomen, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de rol van buitengewone omstandigheden in het luchtvervoer en de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in dergelijke situaties.