ECLI:NL:RBNHO:2019:11014

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
7668825 CV EXPL 19-4292
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways wegens vertraging van hun vlucht, die hen heeft doen aankomen met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met British Airways voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Londen en vervolgens naar Houston op 26 maart 2017. Door een vertraging van vlucht BA423 hebben zij hun aansluitende vlucht gemist en zijn zij later dan gepland op hun eindbestemming aangekomen. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertragingen.

British Airways heeft de vordering betwist en een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden, stellende dat de vertraging het gevolg was van instructies van het luchtverkeersbeheer. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat British Airways niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat er sprake was van buitengewone omstandigheden. De rechter heeft vastgesteld dat de passagiers recht hebben op compensatie en heeft de vordering tot betaling van € 1.200,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten aan de kant van de passagiers toegewezen aan British Airways, omdat deze ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7668825 CV EXPL 19-4292
Uitspraakdatum: 24 december 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[Passagier sub 1]

2. [Passagier sub 2]
wonende te [woonplaats] , Verenigde Staten van Amerika
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
British Airways Plc
gevestigd te Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk en kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 12 maart 2019 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers op 26 maart 2017 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar Londen, Verenigd Koninkrijk, met vluchtnummer BA423, en van Londen naar Houston, Verenigde Staten van Amerika, met vluchtnummer: BA195.
2.2.
Volgens de overeenkomst zou vlucht BA423 om 6.00 uur UTC vertrekken vanaf Amsterdam-Schiphol en om 7.15 uur UTC aankomen in Londen. Vlucht BA195 zou om 8.55 uur UTC vertrekken en om 19.15 uur UTC arriveren in Houston.
2.3.
Vlucht BA423, hierna: de vlucht, is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en zijn met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming aangekomen.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Vlucht BA423 heeft bij vertrek een vertraging van 33 minuten opgelopen door instructies van het luchtverkeersbeheer in Amsterdam vanwege instelde beperkingen ten aanzien van London Heathrow waardoor vlucht BA423 22 minuten
air holding delayopliep. British Airways kon dit niet meer compenseren en had met dergelijke vertragingen bij het plannen van de vlucht geen rekening hoeven houden. Instructies van het luchtverkeersbeheer en
air holding delaysdienen als buitengewone omstandigheden te worden aangemerkt. De passagiers zijn omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht, aldus British Airways.
4.2.
British Airways betwist voorts buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor British Airlines. Dit is anders indien British Airlines kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening.
5.3.
In overweging 15 van de Considerans van de Verordening is – voor zover relevant – vermeld dat er wordt geacht sprake te zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertragingen of annuleringen te voorkomen.
5.4.
British Airlines voert aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vlucht is met 54 minuten vertraging vanaf Amsterdam-Schiphol vertrokken. Ter onderbouwing van haar verweer verwijst British Airways naar het
OPNL Legs Report.Zij licht toe dat vlucht BA423 gepland stond te vertrekken om 6.00 uur UTC, maar een later slot toegewezen kreeg om 6.23 UTC. Na vertrek van de gate mocht het toestel evenwel niet opstijgen. Het toestel kreeg eerst om 6.56 uur UTC toestemming om te vertrekken. Het toestel is met een vertraging van 54 minuten om 8.09 uur UTC aangekomen in Londen, aldus British Airways. De passagiers betwisten dat er sprake was van buitengewone omstandigheden.
5.5.
De kantonrechter overweegt dat het opleggen van een nieuw slot kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de Considerans van de Verordening, zodat het een buitengewone omstandigheid kan opleveren. British Airways heeft ter onderbouwing van de gestelde buitengewone omstandigheden enkel interne documenten overgelegd. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende. Het had op de weg van British Airways gelegen om berichten van het luchtverkeersbeheer te overleggen waaruit blijkt van een besluit van het luchtverkeersbeheer voor het specifieke vliegtuig. Het beroep van British Airways op buitengewone omstandigheden faalt. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal worden toegewezen. De overige verweren van British Airways behoeven derhalve geen bespreking meer.
5.6.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
6.
De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2017 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 360,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper , kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter