3.1.[verzoekster/verweerster] verzoekt om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad en samengevat:
I. de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst ex artikel 7:671c lid 1 jo. 7:686 BW te ontbinden op de kortst mogelijke termijn;
II. Royal Duyvis te veroordelen om aan [verzoekster/verweerster] een schadeloosstelling ex artikel 7:686 jo. 6:74 BW te betalen voor het eventuele gemis aan opzegtermijn, gelijk aan het salaris inclusief emolumenten over de periode vanaf de alsdan eerdere beëindigingsdatum tot 1 december 2019;
III. Royal Duyvis te veroordelen tot betaling van de contractuele schadeloosstelling conform artikel 3 Besluit overgangsrecht transitievergoeding artikel 7:673 BW ten bedrage van
€ 591.160,00 bruto, althans subsidiair een vergoeding die tenminste gelijk is aan de transitievergoeding;
IV. voor recht te verklaren dat de contractuele schadeloosstelling reeds thans verschuldigd is, doch uiterlijk per 1 december 2019, althans op een in goede justitie te bepalen tijdstip;
V. Royal Duyvis te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ex artikel 7:671c lid 2 BW ten bedrage van € 413.829,59 bruto, althans op een in goede justitie te bepalen vergoeding;
VI. voor het geval het ontbindingsverzoek wordt afgewezen, Royal Duyvis te veroordelen tot betaling aan [verzoekster/verweerster] van de contractuele schadeloosstelling conform artikel 3 Besluit overgangsrecht transitievergoeding artikel 7:673 BW ten bedrage van € 591.160,00 bruto, althans subsidiair een vergoeding die tenminste gelijk is aan de transitievergoeding;
VII. voor recht te verklaren dat de contractuele schadeloosstelling reeds thans verschuldigd is, doch uiterlijk per 1 december 2019, althans op een in goede justitie te bepalen tijdstip;
VIII. Royal Duyvis te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ex artikel 7:682 lid 3 BW ten bedrage van € 413.829,59 bruto, althans op een in goede justitie te bepalen vergoeding;
Zowel in het primaire als het subsidiaire verzoek met de volgende nevenvorderingen ex artikel 7:686a lid 3 BW:
IX. Royal Duyvis te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke advocaatkosten ex artikel 6:96 BW, dan wel als onderdeel van de billijke vergoeding van artikel 7:682 lid 3 BW, danwel op basis van artikel 7:686a lid 3 BW ten bedrage van € 63.518,15;
X. Royal Duyvis te veroordelen tot betaling aan [verzoekster/verweerster] van de achterstallige onkostenvergoedingen sinds 1 februari 2019 van € 300,00 netto per maand tot datum einde arbeidsovereenkomst;
XI. Royal Duyvis te veroordelen een behoorlijke eindafrekening op te stellen, waarbij de resterende vakantieaanspraken worden uitbetaald en in dat kader voor recht te verklaren dat er geen vakantieaanspraken zijn verjaard en er in de periode 24 april tot en met 3 mei geen vakantieaanspraken zijn gebruikt;
XII. voor recht te verklaren dat Royal Duyvis geen rechten meer kan ontlenen aan het non-concurrentiebeding van artikel 19 uit de arbeidsovereenkomst als gevolg van ernstig nalatig handelen ex artikel 7:653 lid 4 BW, althans de werking van dat beding te matigen tot nihil op grond van artikel 7:653 lid 5 BW;
XIII. te bepalen dat Royal Duyvis [verzoekster/verweerster] op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat zij in gebreke blijft binnen 14 dagen na het einde van het dienstverband (1) een positief, althans ten minste neutraal opgesteld getuigschrift aan [verzoekster/verweerster] te verstrekken en (2) met [verzoekster/verweerster] te komen tot een gezamenlijk op te stellen neutrale communicatie, te verzenden aan werknemers en relaties van Royal Duyvis;
XIV. Royal Duyvis te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met wettelijke rente;
XV. Royal Duyvis te veroordelen tot betaling aan [verzoekster/verweerster] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot de dag der algehele voldoening;
XVI. Royal Duyvis te veroordelen in de nakosten.