Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 september 2018 met 13 producties;
- de akte overlegging beslagstukken van ECW;
- de akte houdende wijziging van de grondslag van eis, tevens akte overlegging producties van ECW met 2 producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met 9 producties;
- het tussenvonnis van 23 januari 2019;
- de conclusie van antwoord in reconventie met 2 producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 15 maart 2019 met de daarin genoemde stukken;
- de brief van de advocaat van ECW van 11 april 2019;
- de brief van de advocaat van [gedaagde] van 15 april 2019.
2.De feiten
- ordernummer 20180228 d.d. 2 maart 2018 ten bedrage van € 167.500,- exclusief btw;
- ordernummer 20180611 d.d. 12 juni 2018 ten bedrage van € 47.455 exclusief btw;
- ordernummer 20180628 d.d. 22 juni 2018 ten bedrage van € 74.405,- exclusief btw;
3.Het geschil
in conventie en in reconventie
- de in opdracht van ECW gelegde conservatoire beslagen ten laste van [gedaagde] op te heffen;
- te bepalen dat ECW gehouden is aan [gedaagde] te voldoen een bedrag ad € 144.211,94, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2018,
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
een rechtspersoon bedoeld in artikel 360 van Boek 2, die ten tijde van het sluiten van de overeenkomst laatstelijk zijn jaarrekening openbaar heeft gemaakt”. Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 6:235 lid 1 aanhef en onder a BW blijkt dat het de bedoeling van de wetgever is geweest als
grotewederpartijen in de zin van vermeld artikelonderdeel aan te merken rechtspersonen in de zin van art. 2:360 BW die “
hun gehele jaarrekening moeten publiceren, dus niet kunnen volstaan met een beperkte balans als bedoeld in art. 2:396 lid 7 (…)”.
kleinerechtspersoon als bedoeld in art. 2:396 lid 1 BW is. Zij hoeft als gevolg daarvan op grond van art. 2:396 leden 3 en 7 BW slechts een verkorte balans te publiceren. Verder staat als zijnde onvoldoende weersproken vast dat ECW de jaarrekening over 2017 inderdaad slechts een beperkt aantal stukken bij de Kamer van Koophandel heeft gedeponeerd. Uit hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd blijkt ook niet dat ECW wel haar gehele jaarrekening openbaar heeft gemaakt. ECW valt dus niet onder de
grotewederpartijen als bedoeld in art. 6:235 lid 1 aanhef en onder a BW. Aan ECW komt daarom het beroep op vernietigbaarheid van algemene voorwaarden toe indien deze niet tijdig aan haar ter hand zijn gesteld.
behoudens hetgeen er in het dossier zit” geen bewijs is, gaat de rechtbank ervan uit dat [gedaagde] afziet van (nadere) bewijslevering op dit punt. Het beroep van ECW op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden slaagt.
3.414,00(2 punt × tarief € 1.707,00)