Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering in de hoofdzaak
4.De vordering en het verweer in het incident
5.De beoordeling in het incident
ontvankelijkheid
Tussen (de rechtsvoorgangster van) Trottoir Participaties en de v.o.f. is nooit een huurovereenkomst tot stand gekomen. Wel is mogelijk dat de v.o.f. door indeplaatsstelling huurder is geworden. De kantonrechter stelt vast dat niet in geschil is dat een uitdrukkelijke wilsverklaring waarin (de rechtsvoorgangster van) Trottoir Participaties aangeeft in te kunnen stemmen met een indeplaatsstelling, waarbij de v.o.f. huurder wordt in plaats van [gedaagde] , ontbreekt. Van een uitdrukkelijke wilsverklaring hoeft echter geen sprake te zijn. De verklaring kan ook besloten liggen in een of meer gedragingen of zelfs in een stilzwijgen, zoals door [gedaagde] aangevoerd. Of dat laatste voldoende is, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Een enkel stilzwijgen zonder bijkomend handelen zal in de regel onvoldoende zijn. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de betalingen sinds jaar en dag zijn gedaan door de v.o.f. Het enkel doen van betalingen - zonder bijkomende feiten en omstandigheden- is echter onvoldoende om stilzwijgende toestemming aan te nemen. Het is derden immers toegestaan om betalingen te verrichten voor een contractspartij. De enkele brief die een medewerker van Trottoir Participaties heeft gericht aan ‘ [naam onderneming] t.a.v. [gedaagde] ’ waarbij ook niet de aanduiding ‘v.o.f.’ is opgenomen, is eveneens onvoldoende om stilzwijgende toestemming aan te nemen. Hetzelfde geldt voor de vermelding van de v.o.f. bij de Kamer van Koophandel op het adres, aangezien daarvoor geen toestemming van de verhuurder vereist is. Er is dan ook geen sprake van een indeplaatsstelling, zodat [gedaagde] huurder is gebleven van de winkelruimte. [gedaagde] is dan ook terecht als verweerder aangemerkt.’.
6.De beslissing
woensdag 4 september 2019 te 10.00 uurvoor
beraad.