ECLI:NL:RBNHO:2019:11292

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
6989621 \ CV EXPL 18-4844
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en toepassingsbereik van de Verordening nr. 261/2004

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een buitenlandse rechtspersoon gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Delta Air Lines Inc., statutair gevestigd in Wilmington, Verenigde Staten, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 31 mei 2018, naar aanleiding van een vertraging van meer dan drie uur van vlucht DL 73 van Amsterdam-Schiphol naar Atlanta, die onderdeel uitmaakte van een reis van Kuala Lumpur naar Tampa. Airhelp vorderde een bedrag van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6989621 \ CV EXPL 18-4844
Uitspraakdatum: 13 november 2019
Vonnis in de zaak van:
De buitenlandse rechtspersoon
Airhelp Limited,
gevestigd te Hong Kong,
eiseres,
hierna te noemen: Airhelp,
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Delta Air Lines Inc.,
statutair gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten),
gedaagde,
hierna te noemen: Delta,
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 31 mei 2018 een vordering tegen Delta ingesteld. Delta heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Delta een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[De passagier] (hierna: de passagier) heeft met Delta een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de passagier op 5 en 6 januari 2018 per vliegtuig van Kuala Lumpur (Maleisië), via Amsterdam-Schiphol en Atlanta (Verenigde Staten) naar Tampa (Verenigde Staten) vervoerd diende te worden.
2.2.
Volgens de bij dagvaarding overgelegde boekingsbevestiging zou de passagier op 5 januari 2018 om 23:50 uur lokale tijd met vlucht DL 8212, uitgevoerd door KLM, van Kuala Lumpur naar Amsterdam-Schiphol vliegen, alwaar de passagier op 6 januari 2018 om 5:55 uur lokale tijd zou arriveren. Vervolgens zou de passagiers met vlucht DL 73 om 10:35 uur lokale tijd verder vliegen naar Atlanta, waar de passagier om 14:41 uur lokale tijd zou arriveren. Tenslotte zou de passagier met vlucht DL 51 om 17:40 uur lokale tijd verder vliegen naar Tampa. Hij zou zijn eindbestemming om 19:10 uur lokale tijd bereiken.
2.3.
Vlucht DL 73 van Amsterdam-Schiphol naar Atlanta is met vertraging uitgevoerd. De passagier heeft zijn eindbestemming met een vertraging van meer dan drie uur bereikt.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van Delta gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Delta heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat Delta bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat Delta vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
Delta betwist de vordering. Zij voert primair aan dat Delta niet kan controleren of de passagier daadwerkelijk het “assignment form” heeft getekend. Delta betwist om die reden dat het vorderingsrecht van de passagier aan Airhelp is overgedragen.
4.2.
Subsidiair voert Delta aan dat de passagier geen recht heeft op het gevorderde en Airhelp daarmee evenmin, omdat de onderhavige vliegreis buiten het toepassingsbereik van de Verordening valt.

5.De beoordeling

5.1.
Airhelp en Delta zijn beiden woonachtig respectievelijk gevestigd in het buitenland. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. De kantonrechter stelt vast dat zij op grond van het bepaalde in artikel 26 van de Brussel I bis-Verordening (nr. 1215/2012) bevoegd is om van de onderhavige vordering kennis te nemen, nu Delta in de onderhavige procedure is verschenen en de bevoegdheid niet heeft betwist.
5.2.
Ten aanzien van het primaire verweer overweegt de kantonrechter dat Airhelp, hoewel daartoe in de gelegenheid is gesteld, bij repliek geen kopie van het paspoort van de passagier heeft overgelegd, zodat niet vast te stellen is of de handtekening op het “assignment form” overeenkomt met de handtekening van de passagier op het paspoort.
5.3.
Er veronderstellende wijs van uitgaande dat de passagier de, bij dagvaarding overgelegde, “assignment form” (digitaal) heeft ondertekend, beantwoordt de kantonrechter de vraag of de onderhavige vlucht onder het toepassingsbereik van de Verordening valt ontkennend. Het volgende is hiervoor redengevend.
5.4.
Artikel 3, lid 1, van de Verordening luidt als volgt:
“Deze verordening is van toepassing
a. op passagiers die vertrekken vanaf een luchthaven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is;
b) op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, tenzij zij bepaalde voordelen of compensatie hebben ontvangen en bijstand hebben gekregen in dat derde land, indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is”.
5.5.
In de voorliggende zaak had de passagier een boeking voor een vliegreis van Kuala Lumpur (Maleisië) naar Tampa (Verenigde Staten) via Amsterdam-Schiphol en Atlanta. In artikel 2, sub h van de Verordening wordt het begrip “eindbestemming” gedefinieerd als de bestemming die vermeld staat op het bij de incheckbalie aangeboden ticket of, in geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen, de bestemming van de laatste vlucht. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) heeft in het Folkerts-arrest van 26 februari 2013 (C11/11) geoordeeld dat in het geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen onder eindbestemming wordt verstaan de bestemming van de laatste vlucht die de betrokken passagier heeft genomen. Niet in geschil is dat de passagier beschikte over één (elektronisch) ticket voor zowel de vlucht van Kuala Lumpur – Amsterdam als de vluchten Amsterdam – Atlanta en Atlanta – Tampa. De kantonrechter is van oordeel dat, net als in het Folkerts-arrest de vlucht Kuala Lumpur – Amsterdam onderdeel is van het traject Amsterdam – Atlanta en Atlanta – Tampa. Nu Kuala Lumpur (Maleisië) als vertrekplaats moet worden aangemerkt en Tampa (Verenigde Staten) als eindbestemming, zijn zowel de luchthaven van vertrek als de luchthaven van de eindbestemming buiten de EU gelegen, zodat niet wordt voldaan aan artikel 3, lid 1, aanhef en sub a van de Verordening, noch aan artikel 3 lid 1, aanhef en sub b van de Verordening.
5.6.
De conclusie is dat de Verordening in de onderhavige zaak toepassing mist zodat de vordering van Airhelp moet worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat zij ongelijk krijgt. De door Delta gevorderde nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Delta worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering van Airhelp af;
6.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Delta worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Delta;
6.3.
veroordeelt Airhelp tot betaling van € 60,00 aan nakosten, voor zover die kosten daadwerkelijk door Delta worden gemaakt;
6.4.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter