Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 juni 2018 met 9 producties;
- de conclusie van antwoord met 3 producties;
- het tussenvonnis van 10 oktober 2018;
- het proces-verbaal van comparitie van 5 februari 2019 met de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
3.Het geschil
- te verklaren voor recht dat door [erflaatster] aan [gedaagde] een geldlening is verstrekt van in totaal € 33.000,-;
- te verklaren voor recht dat de geldlening onmiddellijk opeisbaar is;
- [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflaatster] te voldoen bedrag van € 33.000,- te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 januari 2018;
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
4.De beoordeling
geen ruimte (was
) om enige verloning inclusief loonheffing uit de BV te kunnen betalen. Met andere woorden: de slechte financiële situatie van de vennootschap stond niet toe dat de BV loon aan haar bestuurder/aandeelhouder zou betalen. Pas als de omzet van de BV zou groeien en er weer ruimte was om loon aan [gedaagde] te betalen, zou de privélening kunnen worden omgezet in een zakelijke lening, aldus [accountant] . In dit licht bezien is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] haar stelling dat [erflaatster] de lening van € 33.000,- aan [naam] Business heeft verstrekt, onvoldoende heeft onderbouwd. Dat de lening inmiddels wel voor een dergelijk bedrag op de balans van [naam] Business staat, maakt dat niet anders. Dat de schuld rechtsgeldig door [naam] Business is overgenomen is namelijk gesteld noch gebleken.
1.390,00(2 punten × tarief € 695,00)