ECLI:NL:RBNHO:2019:1215

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 88
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een besluit tot woningsluiting op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 februari 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een huiseigenaar, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer, dat hem gelastte zijn woning te sluiten vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij. De burgemeester had op 8 januari 2019 besloten de woning te sluiten voor de duur van twee maanden, nadat de politie op 23 oktober 2018 een in werking zijnde hennepkwekerij met 632 planten en 43 lichtarmaturen had aangetroffen. Verzoeker voerde aan dat hij de huurster direct na de ontmanteling van de hennepkwekerij had uitgezet en dat er nieuwe bewoners in de woning waren getrokken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, maar dat er onvoldoende motivatie was gegeven voor de noodzaak van sluiting, gezien de omstandigheden. De voorzieningenrechter schorste het besluit van de burgemeester tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar en droeg de burgemeester op het griffierecht van € 170,- aan verzoeker te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/88

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 februari 2019 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

en

de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M. Putz).

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoeker gelast de woning op het perceel [perceel] (hierna: de woning) met ingang van maandag 14 januari 2019 om 11:00 uur voor de duur van twee maanden te sluiten en gesloten te houden.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de politie-eenheid Noord-Holland op 23 oktober 2018 in de woning een in werking zijnde hennepkwekerij heeft aangetroffen met 632 planten en 43 lichtarmaturen. De hennepkwekerij bevond zich op drie slaapkamers op de eerste verdieping en op de zolderverdieping. Er is verder geconstateerd dat er illegaal elektriciteit werd afgenomen. De politie heeft de hennepkwekerij ontmanteld en de hennep vernietigd. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage van de politie heeft verweerder – na het uitbrengen van een voornemen daartoe op 3 december 2018 – op 8 januari 2019 het bestreden besluit genomen.
4. De voorzieningenrechter stelt vast, hetgeen door verzoeker ook niet wordt betwist, dat verweerder, gelet op de vondst in de woning van een in werking zijnde hennepkwekerij met 632 planten, op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd was over te gaan tot sluiting van de woning.
5. Verzoeker stelt dat verweerder van sluiting had moeten afzien omdat hij de vorige huurster direct na de ontmanteling van de hennepkwekerij uit de woning heeft gezet, het huurcontract met deze huurster heeft opgezegd en omdat hij al in november 2018 een huurovereenkomst is aangegaan met nieuwe bewoners die op 1 december 2018 hun intrek in de woning hebben genomen.
6. Ter invulling van zijn in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet neergelegde bevoegdheid voert verweerder het “Damoclesbeleid gemeente Haarlemmermeer 2016” (hierna: de beleidsregels). In de beleidsregels is bepaald dat een woning bij een eerste constatering van 251 of meer planten (lijst II) wordt gesloten voor de duur van twee maanden. In het beleid is verder bepaald dat een huurwoning of huurpand – niet zijnde een woning van een woningbouwvereniging – wordt gesloten na aantreffen van soft- en/of harddrugs als blijkt dat de verhurende partij na de constatering van de overtreding van de Opiumwet geen rechtsvordering tot ontbinding van de huurovereenkomst bij de ter zake bevoegde rechtbank heeft ingesteld. De voorzieningenrechter begrijpt deze passage aldus dat in het geval een betrokkene een rechtsvordering tot ontbinding van de huurovereenkomst bij de ter zake bevoegde rechtbank heeft ingesteld, van sluiting van de huurwoning wordt afgezien. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
7. De voorzieningenrechter heeft voorshands onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de stelling van verzoeker dat hij de huurovereenkomst met de huurster ten tijde van het politieonderzoek direct heeft beëindigd en dat hij kosten heeft gemaakt om de woning weer op te knappen. De voorzieningenrechter vermag voorshands niet in te zien waarom deze situatie niet op één lijn zou kunnen worden gesteld met de in het beleid beschreven omstandigheid. Van verweerder mag daarom worden verwacht in het kader van de bezwaarprocedure nader te motiveren waarom – mede gelet ook op de omstandigheid dat de hennepkwekerij inmiddels is ontmanteld en is verhuurd aan een gezin met twee kleine kinderen – woningsluiting vanuit het oogpunt van het handhaven van de openbare orde thans nog noodzakelijk zou zijn.
8. Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter bij wege van ordemaatregel het bestreden besluit schorsen tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
9. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.