ECLI:NL:RBNHO:2019:1297

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 februari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
C/15/283704 / KG ZA 19-32
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot ontruiming van een perceel op strafrechtelijke gronden in kort geding

In deze zaak, die op 21 februari 2019 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, vorderden twee eiseressen, [eiseres1] en [eiseres2], een verbod voor de Staat der Nederlanden om op strafrechtelijke gronden over te gaan tot ontruiming van een perceel dat zij zonder toestemming van de eigenaressen hadden gekraakt. De eiseressen stelden dat de aangekondigde ontruiming een inbreuk op hun huisrecht vormde, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De voorzieningenrechter diende te toetsen of de proportionaliteit van deze inbreuk in hun voordeel uitviel, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de eiseressen en de belangen van de eigenaressen en de Staat.

De feiten wezen uit dat het perceel, Fort Velsen, een rijksmonument en UNESCO werelderfgoed is, en dat de eigenaressen aangifte van kraak hadden gedaan. De Staat voerde aan dat de ontruiming gerechtvaardigd was op basis van de artikelen 138, 138a en 139 van het Wetboek van Strafrecht, en dat de eiseressen geen bijzondere omstandigheden hadden aangevoerd die de ontruiming onterecht zouden maken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseressen niet in hun bewijsvoering waren geslaagd en dat de belangen van de eigenaressen en de Staat zwaarder wogen dan die van de eiseressen.

Uiteindelijk werd de vordering van de eiseressen afgewezen en werden zij veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de aangekondigde strafrechtelijke ontruiming de proportionaliteitstoets kon doorstaan, en dat de eigenaressen een gerechtvaardigd belang hadden bij de ontruiming in verband met hun eigen gebruik van het perceel en de verkoopactiviteiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/283704 / KG ZA 19-32
Vonnis in kort geding van 21 februari 2019
in de zaak van

1.[eiseres1],

wonende te [woonplaats],
advocaat mr. drs. J. Rutteman
2.
[eiseres2],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. R.K. Uppal te Amsterdam,
eiseressen,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN, (Ministerie van Justitie & Veiligheid)
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. M. Beekes te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres1] c.s. en de Staat genoemd worden. Eiseressen zullen afzonderlijk [eiseres1] en [eiseres2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en de producties 1 tot en met 8,
  • de op 5 februari 2019 namens [eiseres1] ingediende producties 1 tot en met 4,
  • de conclusie van antwoord en de producties 1 tot en met 12,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van [eiseres1],
  • de pleitnota van [eiseres2],
  • de pleitnota van de Staat.
1.2.
Ter terechtzitting van 7 februari 2019 zijn verschenen:
- [eiseres1] in persoon, bijgestaan door mr. Rutteman voornoemd;
- [eiseres2] in persoon, bijgestaan door mr. Uppal voornoemd;
- namens de Staat: mr. P. van Lennep (Officier van Justitie), bijgestaan door mr. T.I. ten Kroode;
- namens de eigenaressen van het gekraakte perceel aan de [adres]: mr. A.J. Bakhuijsen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A.] (hierna: de eigenaressen) zijn eigenaar van een perceel aan de [adres] (hierna: het perceel).
2.2.
Het perceel betreft Fort Velsen, onderdeel van de Stelling van Amsterdam, gedeeltelijk Rijksmonument en UNESCO werelderfgoed. Op het perceel liggen een woonark, een woontjalk, een zeilboot en een loods. De woonark en de woontjalk werden tot medio 2018 bewoond. Daarna is het bestemmingsplan gewijzigd en is de woonbestemming komen te vervallen.
2.3.
Op zondag 13 januari 2019 hebben [eiseres1] c.s. en anderen zich zonder toestemming van de eigenaressen toegang tot het perceel verschaft. Zij verblijven sindsdien daar en hebben het toegangshek naar het perceel afgesloten.
2.4.
Op 14 januari 2019 hebben de eigenaressen aangifte gedaan van kraak.
2.5.
Op 15 januari 2019 heeft het openbaar ministerie aangekondigd het perceel te ontruimen.
2.6.
Op 3 februari 2019 hebben de krakers een open dag op het perceel georganiseerd, waarbij zij het perceel en de fortificatie op het perceel ter bezichtiging hebben opengesteld voor publiek.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres1] c.s. vorderen – samengevat – de Staat te verbieden op strafrechtelijke gronden tot ontruiming van het perceel over te gaan, op straffe van een dwangsom van € 10.000, -. Ter zitting hebben [eiseres1] c.s. hun eis verminderd in die zin dat zij een verbod vorderen om op strafrechtelijke gronden tot ontruiming van het perceel over te gaan tot het moment dat de eigenaressen een koopovereenkomst hebben getekend met een potentiële koper.
3.2.
[eiseres1] c.s. leggen aan hun vordering het volgende ten grondslag. Aan hen komt het huisrecht op grond van artikel 8 EVRM toe. De aangezegde ontruiming door de Staat vormt een inbreuk op dit huisrecht. De voorzieningenrechter dient de proportionaliteit van deze inbreuk te toetsen aan de eisen van artikel 8 EVRM en daarbij het criterium van de Hoge Raad in het arrest van 28 oktober 2011 (NJ 2013/153) toe te passen. [eiseres1] c.s. stellen dat de proportionaliteitstoets in hun voordeel dient uit te vallen, omdat zij gezien hun persoonlijke omstandigheden en gelet op omstandigheden aan de zijde van de eigenaressen een zwaarwegend belang hebben bij voortzetting van hun bewoning op het perceel en de eigenaressen en de Staat niet – althans onvoldoende – inzichtelijk hebben gemaakt welk belang is gediend met de ontruiming van het perceel.
3.3.
Als relevante persoonlijke omstandigheden voeren [eiseres1] c.s. aan dat zij voor hun werk afhankelijk zijn van deze woonruimte en als gevolg van de krapte op de markt voor (sociale) huurwoningen geen andere betaalbare woonruimte kunnen vinden. De omstandigheden die de eigenaressen van het perceel betreffen, zien volgens [eiseres1] c.s. onder meer op het gegeven dat in de onderhavige situatie enkel dreigt te worden ontruimd voor het huisvesten van anti-kraakwachten op het perceel, terwijl er nog geen individuele ‘anti-kraakwachten’ in beeld zijn. Volgens [eiseres1] c.s. komt het er in de kern op neer dat de Staat en de eigenaressen geen enkel belang hebben bij de ontruiming en dat er sprake is van een uithollend effect op de hoofdregel dat niet ontruimd kan worden voor leegstand. Daarbij merken [eiseres1] c.s. op dat anti-kraak geen wenselijk alternatief is voor huur omdat anti-kraakwachters immers, anders dan huurders, geen huurbescherming hebben.
3.4.
Volgens [eiseres1] c.s. staat het perceel bovendien al geruime tijd leeg en zal dat de komende tijd niet veranderen. Dit wordt niet anders wanneer het perceel op korte termijn wordt verkocht, gelet op de beperkende bouwregels uit het bestemmingsplan, de aanwijzing als Rijksmonument en de mogelijk op het perceel aanwezige flora en fauna. Het zal enkel mogelijk zijn om op het perceel te bouwen indien uit een rapport of advies blijkt dat geen schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische, archeologische en/of ecologische waarde van het perceel. Duidelijk is aldus dat het perceel niet binnen afzienbare tijd in gebruik kan worden genomen, aldus [eiseres1] c.s.

4.Het verweer van de Staat

4.1.
De Staat voert als verweer dat de enkele verdenking van een misdrijf ingevolge de artikelen 138, 138a en 139 van het Wetboek van Strafrecht voldoende is om op grond van artikel 551a Wetboek van Strafvordering tot (de aanzegging van) ontruiming over te gaan. De Staat stelt dat toepassing van de proportionaliteitstoets op basis van het door de Hoge Raad in zijn arrest van 28 oktober 2011 geïntroduceerde criterium meebrengt dat een belangenafweging enkel kan plaatsvinden indien
de krakerfeiten of omstandigheden aanvoert en aannemelijk maakt die in het concrete geval tot een andere dan de door de wetgever gemaakte afweging nopen. Hierbij geldt als uitgangspunt dat een eigenaar het recht heeft om over zijn pand te beschikken zoals hij wil.
4.2.
De Staat stelt in dit kader dat [eiseres1] c.s. geen bijzondere omstandigheden hebben gesteld of aannemelijk gemaakt, die ertoe leiden dat het in beginsel prevalerende belang van de Staat bij ontruiming moet wijken. De Staat betwist dat het gekraakte perceel al langere tijd niet meer in gebruik is. De eigenaressen hebben doen toelichten dat de woonark en de woontjalk op het perceel tot medio 2018 bewoond zijn geweest. De aanwezige loods werd gebruikt door een klussenbedrijf. Er staat een radar van Rijkswaterstaat op een deel van het perceel en het gras op het perceel werd begraasd door schapen en paarden. De eigenaressen voeren onderhoudswerkzaamheden uit op het perceel zoals het maaien van het gras in de wei. In het voorjaar worden de paardenstallen gebruikt door de eigenaressen en in de zomermaanden wordt de woontjalk recreatief gebruikt.
4.3.
Daar komt bij dat de eigenaressen voldoende concrete plannen hebben met het perceel en de kraak van [eiseres1] c.s. aan deze plannen in de weg staat. Het perceel staat sinds medio 2018 te koop. Er hebben zich meerdere geïnteresseerden bij de makelaar gemeld en met een aantal kandidaten wordt serieus onderhandeld over de verkoop van (een deel van) het perceel. Ter zitting is aangevoerd dat er inmiddels een bod op (een deel van) het perceel is uitgebracht.
4.4.
De eigenaressen hebben verder een overeenkomst gesloten met Ad Hoc beheer B.V. (hierna: Ad Hoc). Na de ontruiming zal het perceel direct door de eigenaressen aan Ad Hoc in bruikleen worden gegeven in afwachting van de verkoop. Zolang het perceel is gekraakt, kan het niet worden verkocht en kan een anti-kraakwacht zoals Ad Hoc het perceel niet in beheer nemen. Bovendien lopen de eigenaressen een financieel risico omdat het pand niet verzekerd is bij brand of calamiteiten. Er is een open dag georganiseerd waarbij meer dan 100 man aanwezig was en er zijn aanwijzingen dat de krakers spullen hebben weggegooid, aldus de Staat. Ter zitting is daarbij nog aangevoerd dat de krakers elektriciteit gebruiken en de eigenaressen reeds zijn aangesproken voor de aanzienlijke kosten daarvan.

5.De beoordeling

5.1.
Het staat vast dat de eigenaressen van het perceel aan [eiseres1] c.s. geen toestemming hebben gegeven voor het gebruik van het perceel. Van de zijde van [eiseres1] c.s. zijn geen argumenten aangevoerd op grond waarvan zij hebben mogen menen dat zij tot het gebruik gerechtigd waren. Met de aangifte van 14 januari 2019 is voldoende aangetoond dat de eigenaressen bezwaar hebben tegen het gebruik door [eiseres1] c.s. De bevoegdheid van de Staat om tot strafrechtelijke ontruiming over te gaan, is als gevolg hiervan een gegeven.
5.2.
Volgens vaste jurisprudentie dient de rechter te onderzoeken of de door de wetgever gegeven voorrang aan het belang van de openbare orde, het beëindigen van strafbare feiten en de bescherming van de rechten van derden boven het huisrecht van de kraker, in het concrete geval de proportionaliteitstoets kan doorstaan. Deze belangenafweging kan alleen plaatsvinden als de kraker feiten of omstandigheden stelt en aannemelijk maakt die in het concrete geval tot een andere dan de door de wetgever gemaakte afweging nopen, waarbij als uitgangspunt geldt dat een eigenaar het recht heeft om over zijn pand te beschikken zoals hij wil. De bewijslast van de aanwezigheid van feiten of omstandigheden die in het concrete geval tot een andere afweging zouden moeten leiden, ligt bij de krakers.
5.3.
De door [eiseres1] c.s. aangevoerde omstandigheid dat zij als gevolg van de krapte op de markt voor (sociale) huurwoningen geen andere betaalbare woonruimte kunnen vinden, kan in de belangenafweging niet tot een ander oordeel leiden, omdat de wetgever het ontbreken van andere huisvesting al bij de onder 5.2. vermelde afweging in abstracto heeft meegewogen.
5.4.
Ten aanzien van de door [eiseres1] c.s. aangevoerde omstandigheid dat de aangekondigde ontruiming slechts zal leiden tot leegstand, omdat het perceel als gevolg van beperkende bouwregels niet binnen afzienbare tijd in gebruik kan worden genomen, overweegt de voorzieningenrechter dat niet is komen vast te staan dat het perceel al geruime tijd leegstaat. [eiseres1] c.s. gaan met hun stelling dat de aangekondigde ontruiming enkel zal leiden tot leegstand voorbij aan het huidige gebruik van het perceel door de eigenaressen. Niet weersproken is dat de woonark tot medio 2018 werd bewoond, de woontjalk zodra het seizoen start recreatief in gebruik zal worden genomen, de paardenstallen in de zomermaanden zullen worden gebruikt, het grasland wordt begraasd door schapen en onderhoud wordt gepleegd.
5.5.
Bovendien staat vast dat de eigenaressen een overeenkomst voor tijdelijk beheer hebben gesloten met Ad Hoc ter zake het in gebruik nemen (en geven aan derden) van het perceel als bedrijfs- of atelierruimte. De voorzieningenrechter deelt het standpunt van de Staat dat, anders dan bij kraak, de eigenaar bij anti-kraak de vrijheid heeft om te kiezen met wie hij in zee gaat en welke afspraken hij wel en niet wil maken. Dat er op dit moment mogelijk nog geen individuele gebruiker in beeld is, doet aan het voorgaande niet af. Voor het reguliere belang van de eigenaar is immers niet noodzakelijk dat hij een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming. Onder meer op dit punt verschilt de toets in kort geding van een strafrechtelijke ontruiming van die van een civielrechtelijke ontruiming.
5.6.
Met hun stelling dat de eigenaressen niet in hun verkoopbelangen worden geschaad door bewoning op het perceel door [eiseres1] c.s. miskennen [eiseres1] c.s. het hiervoor weergegeven toepasselijke toetsingskader. Helder is dat de kraak potentiële kopers afschrikt.
5.7.
De voorzieningenrechter acht het voorts voldoende aannemelijk dat de eigenaressen een financieel risico lopen, omdat als gevolg van de kraak de (on)roerende zaken op het perceel (waaronder het Fort) niet verzekerd zijn bij brand en calamiteiten. Voorts hebben [eiseres1] c.s. ter zitting niet weersproken dat zij gebruik maken van de voorzieningen op het perceel (zoals elektriciteit) waarvoor de eigenaressen moeten betalen.
5.8.
Gelet op het voorgaande oordeelt de voorzieningenrechter dat [eiseres1] c.s. er niet in zijn geslaagd feiten of omstandigheden aan te voeren die tot de conclusie leiden dat sprake is van de in 5.2. bedoelde bijzondere omstandigheden aan de zijde van de eigenaar dan wel aan de zijde van [eiseres1] c.s. In tegendeel, ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat de eigenaressen een gerechtvaardigd belang hebben bij de ontruiming in verband met het eigen gebruik van het perceel, de recente verkoopactiviteiten en het voornemen om anti-kraakwachten op het perceel te vestigen. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de aangekondigde strafrechtelijke ontruiming de proportionaliteitstoets kan doorstaan. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gevraagde voorziening moet worden geweigerd.
5.9.
[eiseres1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Staat worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
633,00
Totaal € 1.272,00

6.De beslissing

6.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
6.2.
veroordeelt [eiseres1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 1.272,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. Schelvis op 21 februari 2019. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1422