Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- dagvaarding van 12 maart 2018, met producties
- anticipatie-exploot ex art. 126 Rv van 2 mei 2018
- conclusie van antwoord, met producties
- het tussenvonnis van 11 juli 2018
- de akte wijziging van eis, met producties
- het proces-verbaal van comparitie van 29 januari 2019
- de brief van 7 februari 2019 van mr. Hengst, waarin deze wijst op twee kennelijke schrijffouten in het proces-verbaal.
2.De feiten
3.Het geschil
[gedaagde] veroordeelt de fundering van de aanbouw van het perceel [adres 2] zodanig te wijzigen dat de krachten uit de aanbouw niet langer worden gedragen via de fundering van de aanbouw van het perceel [adres 1] ,
subsidiair:
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 24.782,01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
4.De beoordeling
- De aanbouw van [gedaagde] is niet “recent” verbouwd, zoals gesteld in de dagvaarding.
- In 2010 is er een nieuwe keuken ingekomen, maar is geen sprake van een zwaar natuurstenen aanrechtblad. De gemachtigde van [eiseres] verklaarde die in de dagvaarding ingenomen stelling door te verwijzen naar de verkoopbrochure uit 2017, waarop een aanrechtblad te zien was dat eruit zag als een behoorlijk zwaar aanrechtblad. Dat blijkt echter in werkelijkheid een licht aanrechtblad te zijn, 12 mm dik hout en alleen aan de voorzijde voorzien van een opdikking.
- De gemeente heeft in 2011 rioleringswerkzaamheden uitgevoerd in de straat. Verschillende buurtbewoners hebben vervolgens klachten geuit over scheurvorming in muren; ook [eiseres] . Er is geen relatie gelegd kunnen worden tussen die rioleringswerkzaamheden en de klachten over scheurvorming
1.390,00(2,0 punt × tarief € 695,00)