ECLI:NL:RBNHO:2019:1501

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
25 februari 2019
Zaaknummer
C/15/281246 / HA ZA 18-744
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en forumkeuze in civiele procedure tussen elektrotechnische groothandel en installatiebedrijf

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Noord-Holland, is er een bevoegdheidsincident aan de orde tussen de besloten vennootschap [naam 1] ELEKTROTECHNISCHE GROOTHANDEL II B.V. en de besloten vennootschap [naam 2] TOTAALTECHNIEK B.V. [naam 1] heeft [naam 2] gedagvaard en vordert betaling van een bedrag van € 46.375,78, maar [naam 2] stelt dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren. De kern van het geschil draait om de vraag of de algemene voorwaarden van [naam 1] van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen, en of het forumkeuzebeding in die voorwaarden geldig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam 1] en [naam 2] al lange tijd zaken met elkaar doen, maar dat er geen bewijs is dat [naam 2] de algemene voorwaarden heeft aanvaard. De rechtbank concludeert dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, waardoor zij onbevoegd is om van de hoofdzaak kennis te nemen. De zaak wordt verwezen naar de rechtbank Oost-Brabant, waar [naam 2] woonachtig is. Tevens wordt [naam 1] veroordeeld in de proceskosten van [naam 2].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/281246 / HA ZA 18-744
Vonnis in incident van 6 maart 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam 1] ELEKTROTECHNISCHE GROOTHANDEL II B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. D.M. Schouten-Hennen te Alkmaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam 2] TOTAALTECHNIEK B.V.,
gevestigd te Luyksgestel,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. C.S. van den Pauwert te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [naam 1] en [naam 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 november 2018, met producties;
  • de conclusie in incident tot onbevoegdheid, met producties;
  • de conclusie van antwoord in incident, met producties;
  • de aanvulling op de conclusie van antwoord in incident, met producties;
  • de akte van uitlating van [naam 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten in het incident

2.1.
[naam 1] houdt zich bezig met het verhandelen van elektrotechnische producten en systemen.
2.2.
[naam 2] installeert onder meer elektrotechnische installaties, verwarmingsinstallaties en sanitair-installaties.
2.3.
[naam 1] levert, althans leverde, regelmatig producten en systemen aan [naam 2] .
2.4.
De algemene voorwaarden van [naam 1] bevatten de volgende bepaling:
“15.5. Alle geschillen die, voortvloeiend uit de tussen partijen gesloten overeenkomst, daaronder begrepen de enkele invordering van het verschuldigde, zullen aanhangig worden gemaakt bij de burgerlijke rechter, bevoegd in de vestigingsplaats van [naam 1] , zulks voor zover de wet dit toelaat.”

3.De vordering in de hoofdzaak

3.1.
[naam 1] vordert dat [naam 2] zal worden veroordeeld tot betaling van
€ 46.375,78, te vermeerderen met rente en kosten. [naam 1] legt samengevat aan haar vordering ten grondslag dat [naam 2] vanaf het jaar 2016 een aantal van haar facturen met een totaalbedrag van € 23.822,22 onbetaald heeft gelaten, Daarnaast is [naam 2] € 22.553,56 aan contractuele rente aan haar verschuldigd, aldus [naam 1] .
3.2.
[naam 1] stelt bij dagvaarding dat deze rechtbank, in afwijking van artikel 99 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), op grond van haar algemene voorwaarden ex artikel 108 Rv bij uitsluiting bevoegd is.

4.De vordering en het verweer in het incident

4.1.
[naam 2] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Zij stelt daartoe dat de algemene voorwaarden van [naam 1] geen onderdeel zijn van de overeenkomst tussen partijen, aangezien deze nooit zijn overeengekomen en evenmin aan [naam 2] ter hand zijn gesteld. Subsidiair roept [naam 2] op grond van artikel 6:233 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) de vernietiging van de algemene voorwaarden in.
4.2.
[naam 1] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
In geschil is of het in de algemene voorwaarden van [naam 1] vermelde forumkeuzebeding tussen partijen geldt.
5.2.
Volgens [naam 1] is dit het geval, aangezien haar algemene voorwaarden onderdeel zijn van de overeenkomst met [naam 2] . Zij stelt dat partijen al ruim
30 jaar zaken met elkaar doen, zodat [naam 2] bekend is met de algemene voorwaarden. Bij de overname door [naam 1] van het bedrijf Elektrotern Vibo in 2007, heeft [naam 1] deze met een brief aan [naam 2] meegestuurd. [naam 2] heeft toen niet tegen de algemene voorwaarden geprotesteerd, waarmee vaststaat dat zij deze heeft aanvaard. Bovendien staat op iedere e-mail, brief, offerte en factuur van [naam 1] dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. [naam 2] hanteert zelf geen algemene voorwaarden. In de jaren 2013, 2014 en 2015 heeft [naam 1] jaarafspraken aan [naam 2] gestuurd, die door [naam 2] zijn ondertekend voor ontvangst. Onderdeel van die jaarafspraken zijn de algemene voorwaarden. Ook hieruit blijkt volgens [naam 1] dat [naam 2] bekend is met de algemene voorwaarden.
5.3.
[naam 2] betwist dat uit de door [naam 1] overgelegde stukken blijkt dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat deze ooit, laat staan voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, door [naam 2] zijn aanvaard en aan haar ter hand zijn gesteld. De enkele vermelding van het bestaan van algemene voorwaarden maakt niet dat deze van toepassing zijn, aldus [naam 2] .
5.4.
De rechtbank overweegt dat voor de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [naam 1] op de overeenkomst tussen partijen vereist is dat [naam 2] de gelding daarvan vóór of tijdens het sluiten van de overeenkomst heeft aanvaard. Of dit het geval is, moet blijkens artikel 6:217 e.v. BW worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen over aanbod en aanvaarding en de totstandkoming van rechtshandelingen in het algemeen (artikel 3:33 e.v. BW).
5.5.
De rechtbank oordeelt daarover als volgt.
5.5.1.
Het enkele eenzijdig van toepassing verklaren van haar algemene voorwaarden door [naam 1] in aan [naam 2] gerichte stukken maakt niet dat deze door [naam 2] zijn aanvaard. Overigens blijkt uit de door [naam 1] overgelegde stukken niet dat er brieven, offertes of e-mails aan [naam 2] zijn gestuurd, waarin naar algemene voorwaarden wordt verwezen. Die vermelding staat wel op de overgelegde facturen uit 2016 en 2017. Naar vaste jurisprudentie kan een verwijzing naar algemene voorwaarden op een factuur echter niet tot toepasselijkheid van die voorwaarden leiden, ook niet voor overeenkomsten, die later worden gesloten.
5.5.2.
[naam 1] stelt dat zij bij de overname van Vibo in 2007 alle relaties van Vibo van deze overname op de hoogte heeft gebracht en dat als bijlage bij de desbetreffende brief ook de algemene leveringsvoorwaarden van [naam 1] waren toegevoegd. [naam 1] heeft echter verklaard daarvan geen afschrift meer te hebben. Gelet op de betwisting door [naam 2] gaat de rechtbank hier verder aan voorbij.
5.5.3.
Ook de omstandigheid dat [naam 2] in 2013 en 2014 stukken heeft ondertekend met daarin de zin “Als bijlage treft u onze verkoopvoorwaarden (in tweevoud) aan”, kan niet zonder meer tot de conclusie leiden dat [naam 2] door ondertekening van die stukken de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden op de overeenkomst heeft aanvaard. Het betreft immers slechts verwijzingen naar een bijlage: de algemene voorwaarden zijn in die stukken niet van toepassing verklaard. Daar komt bij dat tevens wordt vermeld: “Gaarne ontvangen wij van u een exemplaar retour, voorzien van uw handtekening “voor gelezen”.” Een voor “gelezen” ondertekende bijlage heeft [naam 1] echter niet in het geding gebracht, zodat de rechtbank ervan uit gaat dat deze er ook niet is.
5.5.4.
[naam 1] doet ten slotte nog een beroep op haar e-mail van 2 mei 2018 aan [naam 2] . Hierin is vermeld “Wij wijzen u er nogmaals op dat op al onze leveringen de algemene Verkoop- en leveringsvoorwaarden van toepassing zijn”. Deze e-mail dateert echter niet van vóór of tijdens het sluiten van de overeenkomst en is zelfs van na het ontstaan van het geschil tussen partijen.
5.6.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat niet is gebleken dat [naam 2] de algemene voorwaarden van [naam 1] heeft aanvaard. Die algemene voorwaarden zijn daarom tussen partijen niet van toepassing.
5.7.
Aangezien [naam 2] geen woonplaats heeft binnen het rechtsgebied van deze rechtbank (artikel 99 lid 1 Rv), en geen sprake is van een rechtsgeldige forumkeuze voor deze rechtbank, is deze rechtbank onbevoegd om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen. Omdat [naam 2] woonplaats heeft binnen het rechtsgebied van de rechtbank Oost-Brabant, is die rechtbank bevoegd. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 110 lid 2 Rv zal de rechtbank de zaak dan ook verwijzen naar de rechtbank Oost-Brabant.
5.8.
Bij deze uitkomst van de procedure zal [naam 1] worden veroordeeld in de proceskosten van [naam 2] , die tot op heden worden begroot op € 543,-.
5.9.
De rechtbank geeft partijen overigens nadrukkelijk in overweging als verstandige zakenlieden met behulp van hun respectieve advocaten te proberen deze zaak in der minne te schikken. De correspondentie tussen partijen lijkt daar mogelijkheden toe te bieden. Dit mede gelet op de hoogte van de gevorderde bedragen en het feit dat voortzetting van de procedure mogelijk tijdrovend en kostbaar zal blijken te zijn.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
6.2.
veroordeelt [naam 1] in de kosten van het incident, aan de zijde van [naam 2] tot op heden begroot op € 543,-,
6.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
6.4.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Oost-Brabant.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2019. [1]

Voetnoten

1.type: CH