In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 januari 2019 uitspraak gedaan over de vernietiging van de erkenning van een minderjarige door de vrouwelijke partner van de moeder. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.C.M. van Lieshout, heeft verzocht om de erkenning van de minderjarige door de vrouw te vernietigen. De bijzondere curator, die de minderjarige vertegenwoordigt, heeft eveneens verzocht om de erkenning te vernietigen. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen, waaronder die van 14 februari 2018, de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om advies uit te brengen over de situatie van de minderjarige en de erkenning.
Tijdens de zitting op 4 december 2018 is de vrouw niet verschenen, terwijl de moeder en de bijzondere curator wel aanwezig waren. De Raad heeft zijn eerdere advies herzien en aangegeven dat de situatie van de minderjarige zorgwekkend is, gezien de instabiliteit in het leven van de moeder en de wisselende contacten met de vrouw. De bijzondere curator heeft in zijn advies benadrukt dat het in het belang van de minderjarige is dat de erkenning wordt vernietigd, gezien de instabiele relatie tussen de moeder en de vrouw.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet de biologische moeder is van de minderjarige en dat de erkenning niet in het belang van de minderjarige is. De rechtbank heeft het verzoek van de bijzondere curator toegewezen en de erkenning van de minderjarige door de vrouw vernietigd. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de minderjarige, die centraal staan in deze procedure. De rechtbank heeft ook de zorgen van de Raad over de stabiliteit van de situatie van de minderjarige meegewogen in haar beslissing.