ECLI:NL:RBNHO:2019:1544

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 februari 2019
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
6778549
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van afwijkende huurbedingen in de context van franchiseovereenkomsten en de wettelijke bescherming van huurders

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, uitgesproken op 22 februari 2019, werd een verzoek behandeld van Verhage Franchise B.V. en een vennootschap onder firma, die een onderhuurovereenkomst en een franchiseovereenkomst hadden gesloten. De verzoekers vroegen goedkeuring voor afwijkende bedingen in de huurovereenkomst, die volgens hen noodzakelijk waren voor de continuïteit van hun bedrijfsvoering. De kantonrechter oordeelde dat de maatschappelijke positie van de vennoot, die volledig afhankelijk was van de exploitatie van de franchise, bescherming nodig had onder de wettelijke bepalingen voor huur van bedrijfsruimte. De rechter stelde vast dat de voorgestelde bedingen, die afweken van de wettelijke beëindigingsgronden, een aanzienlijke aantasting van de rechten van de vennoot met zich meebrachten. De rechter concludeerde dat de verzoekers onvoldoende rechtvaardiging hadden gegeven voor deze inbreuk op de wettelijke rechten van de vennoot. De goedkeuring voor de afwijkende bedingen werd dan ook geweigerd, omdat deze in strijd waren met de wettelijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 7:231 BW, dat bepaalt dat beëindiging van de huurovereenkomst alleen door de rechter kan plaatsvinden bij een geschil.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6778549 \ HZ VERZ 18-9
Uitspraakdatum: 22 februari 2019
Beschikking ex artikel 7:291 BW inzake het verzoek van:
de besloten vennootschap
Verhage Franchise B.V .
gevestigd te Zwijndrecht
eiseres
verder te noemen: Verhage Franchise
en
de vennootschap onder firma [vof], t.h.o.d.n. Verhage
zaakdoende te [plaats]
alsmede haar vennoten
[vennoot 1]en
[vennoot 2]
beiden wonende te [woonplaats]
verder gezamenlijk te noemen: [verzoeker 2]
Verhage Franchise en [verzoeker 2] verder gezamenlijk te noemen: verzoekers
gemachtigde: mr. M. Munnik

1.Het procesverloop

1.1.
Op 30 maart 2018 hebben verzoekers een verzoekschrift als bedoeld in artikel 7:291 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingediend.
1.2.
Op verzoek van de griffier heeft mr. Munnik bij brief van 11 juli 2018 het verzoek nader toegelicht.
1.3.
Op 27 augustus 2018 heeft een zitting plaatsgevonden, waarbij [betrokkene 1] namens Verhage Franchise , [vennoot 1] en [vennoot 2] namens [verzoeker 2] , en mr. Munnik zijn verschenen. Mr. Munnik heeft het standpunt van verzoekers toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Vervolgens is de zaak aangehouden om (de gemachtigde van) verzoekers in de gelegenheid te stellen een nadere schriftelijke onderbouwing te geven dan wel het verzoek aan te passen.
1.4.
Bij akte van 20 november 2018 hebben verzoekers hun verzoek aangepast en nader toegelicht.

2.De feiten

2.1.
Verzoekers hebben een onderhuurovereenkomst gesloten met betrekking tot de bedrijfsruimte gelegen te [plaats] aan [adres 1] en [adres 2] (hierna: het gehuurde).
2.2.
De onderhuurovereenkomst is aangegaan voor de duur van tien jaar, ingaande per 1 april 2017 en eindigend op 1 april 2027.
2.3.
Verzoekers hebben ook een franchiseovereenkomst gesloten, waarbij [verzoeker 2] het uitsluitend recht van franchise heeft verkregen voor de exploitatie in het gehuurde van een Verhage eet- en afhaalgelegenheid conform de zogenaamde “ Verhage -formule”, eveneens voor de duur van tien jaar en ingaande per 1 april 2017.
2.4.
Artikel 15 van de franchiseovereenkomst luidt:
Franchisegever heeft het recht deze overeenkomst onmiddellijk zonder rechterlijke tussenkomst bij aangetekend schrijven te ontbinden indien:
a. franchisenemer bij het aangaan van deze overeenkomst enige onjuiste opgave heeft gedaan of heeft verzwegen, welke van dien aard is dat franchisegever er - bij wetenschap hiervan toe zou hebben gebracht de overeenkomst niet of niet onder dezelfde voorwaarden te sluiten;
b. franchisenemer de exploitatie van zijn franchisebedrijf heeft gestaakt;
c. franchisenemer geheel of gedeeltelijk nalatig blijft met de betaling van de aan de franchisegever dan wel aan derden verschuldigde vergoedingen of andere schulden uit hoofde van deze overeenkomst;
d. franchisenemer enige verplichting of bepaling voortvloeiende uit deze overeenkomst of de daarmee samenhangende overeenkomsten niet of niet geheel nakomt;
e. franchisenemer zonder toestemming van franchisegever rechten uit deze overeenkomst geheel of gedeeltelijk aan een derde heeft overgedragen;
f. franchisenemer handelingen (heeft) verricht die de goede naam van de Verhage -organisatie schaden, zulks onverminderd eventuele rechten op schadevergoeding en overige rechten uit deze overeenkomst en de wet voortvloeiend.
De appendix bij de franchiseovereenkomst, voor zover die ziet op artikel 15 van de franchiseovereenkomst, luidt:
Met betrekking tot deze appendix, die integraal en onlosmakelijk verbonden en aangehecht is aan deze overeenkomst, komen partijen het volgende overeen:
Ten aanzien van artikel 15 lid 1 sub d:
Deze bepaling heeft expliciet geen betrekking op de tussen partijen vigerende (onder)huurovereenkomst, zoals partijen bekend, alsmede de (onder)huurrelatie in den brede. De relevante (onder)huurovereenkomst is derhalve in zijn geheel uitgezonderd van artikel 15 lid 1 sub d.
2.5.
Artikel 17.2 sub c van de franchiseovereenkomst luidt:
Bij beëindiging van de franchiseovereenkomst is franchisegever gerechtigd, doch niet verplicht, de alsdan aanwezige goederenvoorraad van franchisenemer over te nemen tegen een prijs, gelijk aan de door de franchisenemer betaalde inkoopprijzen exclusief omzetbelasting met dien verstande dat beschadigde, defecte of gebruikte goederen of goederen waarvan de houdbaarheidsdatum is verstreken of die niet (meer) tot het assortiment van de franchisegever behoren, niet door franchisegever worden overgenomen, dan wel met een korting, welk percentage door franchisegever zelf zal worden bepaald.
De appendix bij de franchiseovereenkomst, voor zover die ziet op artikel 17 van de franchiseovereenkomst, luidt:
Met betrekking tot deze appendix, die integraal en onlosmakelijk verbonden en aangehecht is aan deze overeenkomst, komen partijen het volgende overeen:
(…)
Ten aanzien van artikel 17 lid 2 sub a en b:
Partijen komen in aanvulling op dit artikel overeen dat bij tussentijdse beëindiging met wederzijds goedvinden of in geval van ontbinding door de franchisegever van de franchiseovereenkomst, franchisegever de exploitatie van zijn onderneming zal overnemen, met inbegrip van de franchiserechten tegen de boekwaarde, mits de franchisenemer heeft voldaan aan de verplichtingen opgenomen in artikel 8 van de franchiseovereenkomst.
2.6.
Artikel 18.3 van de franchiseovereenkomst luidt:
Het is franchisenemer behoudens schriftelijke toestemming van franchisegever gedurende de looptijd van deze overeenkomst alsmede gedurende een periode van één jaar na beëindiging van deze overeenkomst verboden direct noch indirect, tegen betaling of om niet, zelfstandig, in dienstbetrekking of in de vorm van een vennootschap werkzaam te zijn bij of voor, financiële belangen te hebben in of betrokken te zijn bij een onderneming die is gevestigd binnen het rayon zoals bedoeld in artikel 3 van deze overeenkomst en werkzaam is in één of meer branches waarin de gefranchisede onderneming werkzaam was of is.
Uit artikel 3 juncto Bijlage II volgt dat met “het rayon” in artikel 18.3 het postcodegebied 2133 ( Hoofddorp ), 2134 (Boesingheliede), 2135 ( Hoofddorp ) en 2136 (Zwaanshoek) wordt bedoeld.

3.Het verzoek

3.1.
De bedingen waarvoor goedkeuring wordt verzocht, betreffen de volgende artikelen in de huurovereenkomst:
Artikel 1.5
Partijen erkennen hierbij uitdrukkelijk dat het beëindigen van de exploitatie van de Verhage -franchisevestiging door onderhuurder zal worden beschouwd als een verandering van bestemming, die de beëindiging van deze overeenkomst noodzakelijkerwijs met zich meebrengt.
Artikel 3.1
Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur gelijk aan die van de Franchiseovereenkomst, te weten een periode van tien jaren, ingaande 1 april 2017 en derhalve van rechtswege eindigend op 1 april 2027.
Artikel 3.4
Partijen stellen vast dat deze overeenkomst integraal onderdeel uitmaakt van de franchiseovereenkomst. Beide overeenkomsten vormen één onlosmakelijk geheel. Partijen stellen eveneens vast dat de onderverhuurder uitsluitend bereid is het gehuurde aan onderhuurder te verhuren voor zolang de franchiseovereenkomst van kracht is.
Artikel 3.5
Indien Onderhuurder in gebreke is in zake de nakoming van de Franchiseovereenkomst,
wordt dit tevens aangemerkt als een in gebreke zijn uit hoofde van deze overeenkomst.
Artikel 3.6
Partijen komen hierbij expliciet overeen dat in geval van (tussentijdse) beëindiging van de franchiseovereenkomst deze overeenkomst op dezelfde datum een einde neemt,
onafhankelijk van de oorzaak van het einde van de franchiseovereenkomst en zonder dat
daarvoor een separate opzegging nodig is.
Artikel 3.7
Onverminderd het hiervoor bepaalde, eindigt deze overeenkomst zonder dat daartoe
opzegging vereist is op het moment dat de Hoofdhuurovereenkomst eindigt.
3.2.
Aan het verzoek wordt ten grondslag gelegd - kort samengevat - dat [verzoeker 2] ermee bekend is dat de huurovereenkomst een onderhuursituatie betreft en dat de hoofdhuurovereenkomst, behoudens verlening, eindigt op 31 maart 2027. Tevens is [verzoeker 2] zich bewust van de reden van en de consequenties verbonden aan de afwijkende bedingen, en verklaart [verzoeker 2] dat zijn belangen daardoor niet worden geschaad doch juist gebaat. Als [verzoeker 2] voldoet aan de eisen van de franchiseovereenkomst heeft [verzoeker 2] na de overeengekomen periode van tien jaar bovendien nog een optie tot verlenging met vijf jaar. Daarbij stellen verzoekers dat de maatschappelijke positie van [verzoeker 2] in relatie tot de gemengde huur-/franchiseverhouding zodanig is dat [verzoeker 2] de wettelijke ontruimingsbescherming niet behoeft, doch juist gebaat is bij een gelijktijdige beëindiging van de franchise- en huurverhouding, waarbij de franchiseovereenkomst ook voor [verzoeker 2] leidend is en voorwaarde zonder welke er geen belang is bij voortduring van de huurovereenkomst. Los daarvan tasten de in 3.1 genoemde bedingen de rechten van [verzoeker 2] in casu ook niet wezenlijk aan. Ter onderbouwing voeren verzoekers aan dat artikel 2.2 van de franchiseovereenkomst een regeling biedt voor [verzoeker 2] ten aanzien van de wijze van verlenging van de franchiseovereenkomst en daarmee ook van de onderhuurovereenkomst. Verder is in artikel 17.2 van de franchiseovereenkomst een koopoptieregeling opgenomen, welke regeling verzoekers nog hebben aangevuld in het voordeel van [verzoeker 2] , aangezien Verhage Franchise zich in de appendix heeft verplicht om bij tussentijdse beëindiging met wederzijds goedvinden of in geval van ontbinding door Verhage Franchise van de franchiseovereenkomst, de exploitatie van de onderneming van [verzoeker 2] over te nemen, met inbegrip van de franchiserechten tegen de boekwaarde. Uit de appendix volgt verder dat de onderhuurovereenkomst niet onder het begrip “de met de franchiseovereenkomst samenhangende overeenkomsten” van artikel 15 lid 1 sub d van de franchiseovereenkomst valt. Dit artikel geeft Verhage Franchise het recht de franchiseovereenkomst onmiddellijk zonder rechterlijke tussenkomst bij aangetekend schrijven te ontbinden indien [verzoeker 2] enige verplichting of bepaling voortvloeiende uit de franchiseovereenkomst of de daarmee samenhangende overeenkomsten niet of niet geheel nakomt. Dit recht heeft Verhage Franchise door de aapendix niet meer als [verzoeker 2] enige verplichting of bepaling voortvloeiende uit de onderhuurovereenkomst niet naleeft, zodat [verzoeker 2] nog altijd voldoende bescherming geniet, aldus verzoekers.

4.De overwegingen

4.1.
Allereerst zij opgemerkt dat de bedingen 3.4 en 3.5 eerder een vaststelling van feiten door verzoekers zijn dan van de wet afwijkende bedingen, zodat voor deze bedingen geen goedkeuring kan worden verleend. Wel zijn ze van belang bij de beoordeling van de andere bedingen, zoals hierna zal blijken.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de maatschappelijke positie van [verzoeker 2] – die voor zijn inkomsten volledig afhankelijk is van de exploitatie van de onderhavige eetgelegenheid - in vergelijking met die van Verhage Franchise - een franchiseonderneming met ruim 30 vestigingen in Nederland - zodanig is dat [verzoeker 2] de bescherming van de wettelijke bepalingen betreffende de huur van bedrijfsruimte wel behoeft. Verzoekers hanteren ten onrechte als criterium dat het zou gaan om de maatschappelijke positie van [verzoeker 2] in relatie tot de gemengde huur-/franchiseverhouding. Een en ander betekent dat het verzoek slechts toewijsbaar is indien de belangen van [verzoeker 2] niet wezenlijk worden aangetast door de afwijkende bedingen en de afwijkende bedingen zien op afwijkingen van afdeling 6 van titel 4 van boek 7 BW.
4.3.
De bedingen 1.5, 3.1 en 3.6 waarvan goedkeuring wordt gevraagd, wijken niet alleen af van de wettelijke beëindigingsgronden, maar ook van de wettelijke regeling die inhoudt dat, indien er een geschil bestaat omtrent de beëindiging van de huurovereenkomst, dit wordt getoetst door de rechter. Volgens de wettelijke regeling eindigt de huurovereenkomst pas indien de rechter dit onherroepelijk heeft beslist. Dit brengt mee dat ook dan pas voor de huurder een verplichting tot ontruiming bestaat. Mede gelet op het feit dat thans in het geheel niet kan worden overzien welke feiten en omstandigheden op het moment van de overeengekomen dan wel de door Verhage Franchise gewenste einddatum zullen bestaan, betekent het uitsluiten van de rechtelijke toetsing van de beëindiging een aanzienlijke aantasting van de rechten van [verzoeker 2] en een belangrijke verzwakking van zijn positie ten opzichte van Verhage Franchise .
4.4.
Enige rechtvaardiging voor een zo sterke inbreuk op de wettelijke rechten van [verzoeker 2] is gesteld noch gebleken. Dat Verhage Franchise belang heeft bij een zo groot mogelijke flexibiliteit ligt voor de hand maar vormt geen bijzondere omstandigheid. Wanneer [verzoeker 2] tekortschiet of anderszins het gehuurde gebruikt op een wijze waarbij de belangen van Verhage Franchise worden geschaad, heeft Verhage Franchise op grond van de normale wettelijke bepalingen voldoende mogelijkheden om daaraan een einde te (laten) maken. De wens van Verhage Franchise om het gehuurde in bepaalde situaties snel ter beschikking te hebben, vormt in dit geval onvoldoende rechtvaardiging voor een zo wezenlijke aantasting van de rechten van [verzoeker 2] als hiervoor bedoeld. Het enkele feit dat het ook in het belang van [verzoeker 2] zou zijn dat de franchiseovereenkomst en de onderhuurovereenkomst aan elkaar gekoppeld zijn, doet hieraan niet af. Indien [verzoeker 2] geen bezwaar zou hebben tegen de beëindiging van de onderhuurovereenkomst omdat de franchiseovereenkomst ten einde is gekomen, kan hij immers instemmen met de beëindiging van de onderhuurovereenkomst. Daarvoor is geen aparte bepaling in de onderhuurovereenkomst nodig.
4.5.
De bedingen 1.5, 3.1 en 3.6 vormen in beginsel dus een wezenlijke aantasting van de rechten van [verzoeker 2] . Echter, uit artikel 17.2 van de franchiseovereenkomst, zoals aangevuld in de appendix, volgt dat Verhage Franchise verplicht is om, als de overeenkomst ten einde komt, de exploitatie van de onderneming van [verzoeker 2] over te nemen, met inbegrip van de franchiserechten tegen de boekwaarde. Daarnaast heeft Verhage Franchise de optie om de aanwezige goederenvoorraad van [verzoeker 2] op dat moment over te nemen tegen een prijs, gelijk aan de door [verzoeker 2] betaalde inkoopprijzen exclusief omzetbelasting. Verder volgt uit artikel 18.3 van de franchiseovereenkomst weliswaar dat [verzoeker 2] gedurende een jaar na beëindiging van de overeenkomst geen concurrerende werkzaamheden mag verrichten, maar dit ziet slechts op het postcodegebied 2133, 2134, 2135 en 2136, in de plaatsen Hoofddorp , Boesingheliede en Zwaanshoek, terwijl [verzoeker 2] uit [woonplaats] komt, zodat hij nog voldoende mogelijkheden heeft om elders in de buurt van zijn woonplaats een eetgelegenheid te gaan exploiteren. Onder deze omstandigheden zouden de bedingen 1.5 en 3.1 op zichzelf goedgekeurd kunnen worden.
4.6.
Bij beding 3.6, in samenhang gelezen met beding 3.5 en artikel 15 van de franchiseovereenkomst, speelt echter ook nog iets anders. Artikel 15 van de franchiseovereenkomst noemt verschillende redenen die maken dat Verhage Franchise de franchiseovereenkomst onmiddellijk zonder rechterlijke tussenkomst kan ontbinden. De redenen die in dat artikel worden genoemd, zijn allemaal redenen die een tekortkoming van [verzoeker 2] opleveren in de nakoming van de franchiseovereenkomst. In beding 3.5 staat dat een in gebreke zijn in de nakoming van de franchiseovereenkomst ook geldt als een in gebreke zijn in de nakoming van de huurovereenkomst. In beding 3.6 staat bovendien dat als de franchiseovereenkomst eindigt, de huurovereenkomst ook eindigt, zonder dat daarvoor een opzegging nodig is. Dergelijke bedingen, in samenhang gelezen, zijn echter in strijd met artikel 7:231 BW, waarin is geregeld dat als de grond voor de beëindiging (ontbinding) van de huurovereenkomst een tekortkoming in de nakoming van de huurder is, de beëindiging (ontbinding) slechts kan geschieden door de rechter. Afwijking van dit artikel – dat in afdeling 4 van titel 4 van boek 7 staat en niet in afdeling 6 – is niet toegestaan. Dat er compensatie aan [verzoeker 2] wordt geboden zoals hierboven beschreven, maakt dit niet anders. Voor deze bedingen kan dus geen goedkeuring worden verleend.
4.7.
De bedingen waarvoor goedkeuring wordt gevraagd, vormen een samenhangend geheel en lenen zich niet voor een partiële goedkeuring. Gelet op het voorgaande kan de daarvoor verzochte goedkeuring niet worden verleend.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gewezen door mr. J.A.M. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter