In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 februari 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 1 november 2018 te Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, die gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Nieuwersluis, heeft tijdens de zitting op 4 februari 2019 bekend dat zij verantwoordelijk was voor de totale hoeveelheid aangetroffen cocaïne. De officier van justitie, mr. N.M. Lemmers, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van aanhouding en onderzoek. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de hoeveelheid cocaïne, de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de LOVS-oriëntatiepunten en het recidiverisico van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.