In deze zaak heeft de stichting Woningstichting Rochdale, eiseres, een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met als doel ontruiming van de sociale huurwoning. De zaak is gestart op 6 november 2018, met een mondelinge behandeling op 20 december 2018. Rochdale stelt dat [gedaagde] haar hoofdverblijf niet in de gehuurde woning heeft, wat in strijd is met de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] sinds 18 november 2016 de woning huurt, maar dat er meldingen zijn gedaan dat zij en haar zoontje niet in de woning verblijven. Onderzoek door het BOB-team van Rochdale heeft geen bewoners aangetroffen en omwonenden hebben verklaard dat [gedaagde] slechts sporadisch de woning bezoekt om post op te halen.
De kantonrechter heeft de vordering van Rochdale toegewezen, omdat het waterverbruik van [gedaagde] extreem laag was en er onvoldoende bewijs was dat zij daadwerkelijk in de woning woonde. De kantonrechter oordeelde dat het spoedeisende belang van Rochdale om de woning weer te verhuren zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij het voortzetten van de huurovereenkomst. [gedaagde] is veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en de proceskosten zijn voor haar rekening gekomen.