ECLI:NL:RBNHO:2019:1712

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
4 maart 2019
Zaaknummer
7222652 CV EXPL 18-8174
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding door Q-Park tegen gedaagde wegens onrechtmatig handelen in parkeergarage

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die als kentekenhouder wordt erkend, maar ontkent ooit in de betreffende parkeergarage te zijn geweest. De vordering betreft een bedrag van € 1.174,73, dat bestaat uit kosten voor een verloren parkeerticket, schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten. Q-Park stelt dat de gedaagde op drie verschillende dagen de parkeergarage onrechtmatig heeft verlaten zonder te betalen, door middel van 'treintje-rijden'. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat de auto waarmee de gedraging is begaan niet haar auto is, en dat zij op de relevante data op andere locaties was.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Q-Park onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van de parkeerovereenkomst en de toerekenbaarheid van de gedragingen aan de gedaagde. De gedaagde heeft voldoende gemotiveerd betwist dat zij een overeenkomst met Q-Park heeft gesloten en heeft bewijs geleverd dat zij op de relevante data niet in de parkeergarage was. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de auto op de beelden van Q-Park niet de auto van de gedaagde is, en heeft de vordering van Q-Park afgewezen.

Daarnaast is Q-Park veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die in persoon procedeerde. De kantonrechter heeft de proceskosten van de gedaagde vastgesteld op € 25,00, terwijl Q-Park geen bewijs heeft geleverd voor de door haar gevorderde proceskosten van € 226,00.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7222652 \ CV EXPL 18-8174
Uitspraakdatum: 6 maart 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Q-Park Operations Netherlands B.V.
gevestigd te Maastricht
eiseres
verder te noemen: Q-Park
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Q-Park heeft bij dagvaarding van 17 september 2018 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Q-Park heeft hierop schriftelijk gereageerd en op 7 januari 2019 een DVD ter griffie van de rechtbank gedeponeerd, bekend onder akte depot no. 1/2019. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] niet meer gereageerd. Vonnis is na aanhouding bepaald op heden.

2.De vordering

2.1.
Q-Park vordert op grond van een parkeerovereenkomst tussen partijen dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.174,73. Dit bedrag bestaat uit € 121,50 ter zake van tarief verloren kaart, een schadevergoeding van € 900,00, € 153,23 aan buitengerechtelijke incassokosten, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van pleging althans verzuim, althans vanaf een datum door de kantonrechter in goede justitie te bepalen en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskoten.
2.2.
Q-Park legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat partijen op verschillende dagen een parkeerovereenkomst hebben gesloten. [gedaagde] heeft vervolgens met haar auto van het merk Peugeot, type 206, [kenmerk] met kenteken [kenteken] op onrechtmatige wijze en in strijd met de overeenkomst en de algemene voorwaarden van
Q-Park tot driemaal toe de parkeergarage verlaten en wel op 13 november 2017 om 11.01 uur, 24 november 2017 om 11.18 uur en op 25 november 2017 om 13.01 uur. [gedaagde] heeft al bumper-klevend achter een voorganger via de openstaande slagboom van de uitritterminal van Q-Park de parkeergarage verlaten zonder te betalen. [gedaagde] heeft zich schuldig gemaakt aan het zogenoemde “treintje-rijden”. Op grond van deze toerekenbare tekortkoming subsidiair op grond van onrechtmatig handelen jegens Q-Park, dient [gedaagde] de door Q-Park geleden schade te vergoeden. [gedaagde] is op grond van artikel 5.9, 6.3 en 6.5. van de toepasselijke algemene voorwaarden van Q-Park gehouden om de aanvullende schade van
€ 300,00 per keer alsmede het geldende tarief van een verloren kaart te betalen. De schade bestaat uit onder andere geleden omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, reeds gedane en toekomstige investeringen, ingeschakelde derden en ter preventie.
2.3.
De wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten vordert Q-Park op grond van de wet.

3.Het verweer

3.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat zij nimmer een overeenkomst met Q-Park heeft gesloten en nog nooit in de bewuste parkeergarage is geweest. Zij erkent wel de kentekenhouder te zijn van kenteken [kenteken] , waarvan de auto waarmee de gedraging is begaan is voorzien. Kenteken [kenteken] behoort echter toe aan haar eigen auto, eveneens een Peugeot 206, die andere uiterlijke kenmerken heeft dan de Peugeot waarmee de gedraging is begaan. Op de door Q-Park in haar dagvaarding overgelegde foto’s van de auto waarmee de gedraging is begaan, zijn duidelijk de verschillen tussen die auto en haar eigen auto te zien. Zo heeft de auto waarmee de gedraging is begaan zwarte bumpers en lijsten, geen ruitenwisser achterop, geen emblemen of stickers en heeft de bewuste auto bovendien een dakraam. Dit alles in tegenstelling tot haar eigen auto, zoals ook uit de door haar overgelegde foto’s blijkt. Op 13 november 2017 was zij bovendien in Amstelveen aan het oppassen op haar kleinzoon. Daarnaast valt uit haar OV-gegevens af te lezen dat zij op 24 november 2017 rond het tijdstip dat de verweten gedraging is begaan heeft in- en uitgecheckt vanuit een halte in de straat waar zij woont naar het centrum van [woonplaats] .

4.De beoordeling

4.1.
Nu [gedaagde] voldoende gemotiveerd heeft betwist dat zij een parkeerovereenkomst met Q-Park is aangegaan, ligt het op de weg van Q-Park om het bestaan van de overeenkomsten te bewijzen. Q-Park baseert haar vordering immers op de tussen partijen bestaande parkeerovereenkomsten en de daaruit voortvloeiende toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden.
4.2.
Q-Park heeft bij repliek een dvd in het geding gebracht waaruit de kantonrechter kan opmaken dat een auto met kenteken [kenteken] op 13 november 2017, 24 november 2017 en op 25 november 2017 uur vlak achter een voorgaande auto de parkeergarage heeft verlaten, zonder dat de bestuurder een parkeerticket in de uitritterminal heeft gedaan om de slagboom te openen. De kantonrechter heeft ook de door [gedaagde] in haar verweer omschreven verschillen tussen de auto waarmee de gedraging is begaan en haar eigen auto goed kunnen waarnemen en vaststellen. Beide auto’s verschillen derhalve in uiterlijke kenmerken. Met een redelijke mate van zekerheid moet daarom worden geconcludeerd dat de auto op de foto’s van Q-Park en op de dvd-beelden niet de auto is van [gedaagde] .
4.3.
Q-Park heeft naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] ook nog gesteld dat [gedaagde] pas in deze procedure een foto van haar eigen auto heeft toegezonden, ondanks een eerder verzoek daartoe van Q-Park op 12 januari 2018. Had zij dit toen al gedaan, dan had Q-Park nader onderzoek kunnen verrichten en haar vordering wellicht kunnen intrekken, aldus Q-Park. Wat de reden ook mag zijn dat de correspondentie tussen Q-Park en de toenmalige gemachtigde van [gedaagde] geen gevolg heeft gekregen, dit laat onverlet dat Q-Park - gelet op de onderbouwing van het verweer van [gedaagde] - alsnog nader onderzoek had kunnen doen. Q-Park persisteert echter bij haar vordering. De vordering van Q-Park zal, gelet op het door [gedaagde] gevoerde verweer, als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
4.4.
De proceskosten komen voor rekening van Q-Park, omdat zij ongelijk krijgt. [gedaagde] heeft zonder enige onderbouwing een bedrag van € 226,00 aan proceskosten gevorderd. De kantonrechter zal de proceskosten van [gedaagde] , die in persoon procedeert, daarom begroten op een bedrag van € 25,00.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering voor af;
5.2.
veroordeelt Q-Park in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden begroot op € 25,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter