ECLI:NL:RBNHO:2019:1726

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
4 maart 2019
Zaaknummer
HAA 18_2988
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.B. de Vries - van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering wijziging huwelijksgegevens in basisregistratie personen na verzoek tot correctie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. De eiser verzocht om wijziging van zijn huwelijksgegevens in de basisregistratie personen (BRP), omdat hij stelde dat de geregistreerde huwelijksdatum van 8 november 2005 onjuist was. Eiser beweerde dat op deze datum slechts een loze belofte was gedaan en dat het huwelijk pas rechtsgeldig was op 10 november 2007, zoals bevestigd in een document van de Egyptische autoriteiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders het verzoek tot wijziging van de huwelijksgegevens had geweigerd, omdat de geregistreerde datum was gebaseerd op een huwelijksakte die door een bevoegde autoriteit was opgemaakt. De rechtbank oordeelde dat de weigering van het college voldoende was gemotiveerd en dat er geen overtuigende brondocumenten waren overgelegd door eiser die de registratie van de huwelijksdatum konden weerleggen.

De rechtbank concludeerde dat de beslissing van het college niet in strijd was met de Nederlandse openbare orde en dat de registratie in de BRP op basis van de huwelijksakte correct was. Eiser had niet aangetoond dat de geregistreerde huwelijksdatum onjuist was en het beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank wees erop dat tegen deze uitspraak binnen zes weken hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/2988

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.J.J.M. Wijngaard),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigden: mr. Y.J.M. Pijnaker, mr. M.E. Kapel en D.P. Suriel - Lewis).

Procesverloop

Bij besluit van 28 november 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd de huwelijksgegevens zoals deze zijn geregistreerd in de basisregistratie personen (BRP) te wijzigen.
Bij besluit van 4 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigden.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 2.58 van de Wet basisregistratie personen voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisregistratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
Op grond van artikel 2.8, tweede lid, aanhef – voor zover hier van belang – en onder c van de Wet basisregistratie personen worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Bij brief van 10 juli 2017 heeft eiser verweerder verzocht om de hem betreffende huwelijksgegevens in de BRP te wijzigen. Hij stelt dat in de BRP 8 november 2005 is geregistreerd als datum van zijn huwelijk, terwijl hij op deze datum slechts een loze (trouw)belofte heeft gedaan aan zijn huidige echtgenote. Eerst met het “Bevestigingsdocument ter zake van een huwelijk” (hierna: bevestigingsdocument) is het huwelijk op 10 november 2007 in de Egyptische burgerlijke stand ingeschreven. Deze datum dient dan ook in de BRP te worden geregistreerd.
3.1
Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek tot wijziging van de gegevens geweigerd. Verweerder stelt dat volgens eiser sprake is van een urfi-huwelijk. Een dergelijk huwelijk is rechtsgeldig als is voldaan aan de voorschriften van de Sharia. Ook in het bevestigingsdocument is vermeld dat het huwelijk is voltrokken op 8 november 2005. Voor Nederland is dit de huwelijksdatum. Het correctieverzoek kan dan ook niet worden gehonoreerd.
3.2
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de weigering gehandhaafd. Verweerder heeft nader gemotiveerd dat de huwelijksdatum van 8 november 2005 destijds is geregistreerd op basis van de door eiser overgelegde “Kopie van een Huwelijksakte” (hierna: huwelijksakte) van 10 november 2007, waarin is vermeld dat 8 november 2005 de huwelijksdatum is. Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat deze huwelijksakte niet juist zou zijn. De datum van 8 november 2005 is ten tijde van de registratie in de BRP niet onverenigbaar geacht met de openbare orde. Er bestaat geen aanleiding dat nu anders te zien. Gegevens die eenmaal zijn geregistreerd kunnen alleen op basis van overtuigende brondocumenten worden gewijzigd. Eiser heeft geen overtuigende brondocumenten verschaft die aanleiding moeten zijn om de huwelijksdatum van 8 november 2005 te wijzigen in 10 november 2007. Ter bevestiging van zijn standpunt verwijst verweerder naar een bij het Adviesbureau van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVvB) ingewonnen advies.
4.1
Eiser voert aan dat het door verweerder aan de besluitvorming ten grondslag gelegde deskundigenadvies afkomstig van de NVvB niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Van een kenbare vraagstelling aan de adviseur is geen sprake en ook is niet duidelijk dat de adviseur over voldoende dossierkennis beschikt. Verder is van belang dat de kwalificaties van de adviseur onduidelijk zijn en dat deskundigheid over de BRP nog niet maakt dat ook sprake is van deskundigheid op het gebied van islamitisch familierecht. De conclusies van het advies zijn niet onderbouwd en het advies bevat vragen en veronderstellingen die de indruk wekken van ondeskundigheid. Het advies van verweerder weerlegt niet het door eiser ingebrachte deskundigenadvies van prof. dr. [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Verweerder heeft verder gehandeld in strijd met de vergewisplicht.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder afdoende gemotiveerd toegelicht dat de besluitvorming niet is gebaseerd op het advies van de NVvB en dat het advies slechts is gevraagd ter bevestiging van het door verweerder reeds in het primaire besluit ingenomen standpunt. Verweerder wijst er verder terecht op dat NVvB niet is aan te merken als een adviseur als bedoeld in artikel 3:5 van de Algemene wet bestuursrecht, zodat van verplichte advisering ook geen sprake was.
Verder volgt uit het bestreden besluit ook niet dat het advies aan de besluitvorming ten grondslag is gelegd. Dat in het bestreden besluit is gesteld dat het advies is opgesteld door een ter zake deskundig ambtenaar en de conclusie van het advies wordt gedragen door de motivering daarvan, maakt dit niet anders. Met verweerder is de rechtbank verder van oordeel dat nu de besluitvorming niet berust op een onderzoek dat door een adviseur in de zin van artikel 3:5 van de Awb is verricht, afdeling 3.3 van de Awb, waaronder ook artikel 3:9 van de Awb – waarin is bepaald dat het bestuursorgaan zich ervan dient te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden – niet van toepassing is. Het betoog van eiser faalt derhalve.
5.1
Eiser stelt verder dat verweerder de in de BRP opgenomen huwelijksdatum 8 november 2005 ten onrechte niet heeft gewijzigd in 10 november 2007. Verweerder gaat er daarbij ten onrechte vanuit dat het huwelijk in 2005 rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. Het betrof immers slechts een loze belofte, van een urfi-huwelijk was geen sprake. Eiser heeft verweerders standpunt bestreden met het deskundigenbericht van [naam 1] waaruit blijkt dat een belofte geen rechtsgevolg heeft en om die reden in de Nederlandse rechtsorde niet kan gelden als een huwelijksdatum. Door daarvan wel uit te gaan kent verweerder in strijd met de Nederlandse openbare orde geldigheid toe aan een met terugwerkende kracht gesloten huwelijk. Eiser is in 2007 met [naam 2] gehuwd omdat uit het contact dat hij met haar in 2005 heeft gehad, in 2006 een zoon is geboren. Het huwelijk heeft onder druk van de beide families plaatsgevonden en dient met name de afstamming van eisers zoon. De omstandigheid dat de loze belofte uit 2005 vanwege de afstamming van zijn zoon in 2007 is bevestigd als huwelijk maakt niet dat de datum van de loze belofte in de Nederlandse rechtsorde als huwelijksdatum kan gelden. Eiser wijst er voorts op dat de zinsnede in het bevestigingsdocument dat “het huwelijk is voltrokken: op 8-11-2005, zulks in overeenstemming met hun beider verklaringen” bevestigt dat in 2005 geen getuigen aanwezig waren, zodat geen sprake was van een urfi-huwelijk maar alleen van een slechts loze belofte tot een huwelijk. Eiser verzoekt de rechtbank zo nodig vragen te stellen aan zijn deskundige, dan wel het Internationaal Juridisch Instituut te benoemen als deskundige in deze zaak.
5.2
Verweerder stelt dat de huwelijksdatum 8 november 2005 is geregistreerd in de BRP op grond van een huwelijksakte die is opgemaakt door een daartoe bevoegde autoriteit, welke akte is gelegaliseerd en vertaald door een beëdigd tolk/vertaler en dat het daarmee volstaat als brondocument om het rechtsfeit in de BRP te registreren. Op grond van de Wet basisregistratie personen en boek 10 van het Burgerlijk Wetboek mag verweerder het brondocument niet inhoudelijk toetsen. De totstandkoming van het huwelijk van 8 november 2005 is middels de inschrijving op 10 november 2007, opgetekend in het bevestigingsdocument, bevestigd. Na bevestiging is er naar Egyptisch recht sprake van een rechtsgeldig huwelijk met terugwerkende kracht tot de oorspronkelijke huwelijksdatum. Van onverenigbaarheid van de huwelijksdatum met de Nederlandse openbare orde is geen sprake. Ook in Nederland vindt de registratie van een huwelijk later plaats dan de feitelijke voltrekking daarvan.
Verweerder stelt verder dat eiser ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat de in de BRP geregistreerde huwelijksdatum onjuist is. Eiser heeft geen brondocumenten of ander bewijs overgelegd waaruit blijkt dat hij een ongeldig huwelijk is aangegaan, dan wel een huwelijk waarvan ten onrechte een formele huwelijksakte door de bevoegde autoriteit in Egypte is opgesteld.
Omdat in de huwelijksakte en het bevestigingsdocument 8 november 2005 als huwelijksdatum is genoemd en daarop geen correctie is gekomen, moet verweerder daarvan uitgaan.
5.3
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat verweerder bij registratie in de BRP moet afgaan op brondocumenten afkomstig van met betrekking tot het rechtsfeit bevoegde autoriteiten. Verweerder heeft zich bij de registratie van de huwelijksdatum 8 november 2005 gebaseerd op een – blijkens de legalisatie daarvan – door het bevoegde Egyptisch orgaan afgegeven huwelijksakte. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder niet aan de geregistreerde huwelijksdatum mocht vasthouden. Het verzoek de datum te wijzigen is gebaseerd op het bevestigingsdocument. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder daarin aanleiding had moeten zien de in de BRP geregistreerde huwelijksdatum te wijzigen. Daartoe is redengevend dat deze akte, gelijk de bij de registratie overgelegde aktes, is gelegaliseerd zodat vaststaat dat deze afkomstig is van een daartoe bevoegde Egyptische autoriteit en in dit document, gelijk in de huwelijksakte, 8 november 2005 wordt genoemd als de datum waarop het huwelijk is voltrokken. De door eiser aangehaalde zinsnede uit dit stuk doet daaraan, wat ook zij van de uitleg die eiser aan die zinsnede geeft, niet af. Het door eiser overgelegde advies van [naam 1] leidt evenmin tot een andere conclusie. Daartoe is redengevend dat [naam 1] in zijn advies weliswaar de (on)mogelijkheid van de bekrachtiging en registratie in Egypte van een valse belofte als huwelijk beschrijft, maar door hem niet is ingegaan op de betekenis van de opname van de datum van 8 november 2005 – de gestelde loze belofte – als huwelijksdatum in de door eiser overgelegde gelegaliseerde aktes. Verder blijkt uit het advies ook niet dat in de Nederlandse rechtsorde zou moeten worden uitgegaan van een andere huwelijksdatum dan in de gelegaliseerde aktes genoemde huwelijksdatum. De rechtbank volgt eisers betoog dus niet. Gelet op al het voorgaande ziet de rechtbank ook geen aanleiding voor het stellen van (nadere) vragen aan een (door de rechtbank te benoemen) deskundige.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B. de Vries - van den Heuvel, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.