Op 28 februari 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen de meervoudige kamer die haar zaak behandelde. Het wrakingsverzoek was ingediend op 25 februari 2019, na een mondelinge behandeling op 14 december 2018 in zes hoofdzaken tussen verzoekster en de Staat der Nederlanden. De wrakingskamer heeft besloten geen mondelinge behandeling van het verzoek te plannen, omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was.
De verzoekster stelde dat er sprake was van vooringenomenheid van de rechters, onder andere omdat de vertegenwoordiger van de Staat, mr. Van Graafeiland, onbevoegd zou zijn opgetreden en omdat er fouten in het proces-verbaal zouden staan. De wrakingskamer heeft echter geconcludeerd dat verzoekster geen overtuigende gronden heeft aangevoerd die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechters. De argumenten die verzoekster aanvoerde, werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om aan te nemen dat de rechters niet onpartijdig waren.
De rechtbank heeft in haar beslissing bepaald dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is en dat, behoudens nieuwe feiten of omstandigheden, een volgend verzoek van verzoekster niet in behandeling zal worden genomen. De behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer, met de griffier aanwezig.