Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 februari 2019 met producties;
- de brief van 28 februari 2019 van de zijde van eiser met de producties 12 tot en met 14;
- de brief van 1 maart 2019 van de zijde van eiser met de producties 15 en 16;
- het telefonisch uitstelverzoek waarop de voorzieningenrechter afwijzend heeft beslist;
- de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 4 maart 2019;
- het tijdens de behandeling tegen gedaagden verleende verstek.
2.De beoordeling
In het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om gedaagde te veroordelen in de proceskosten van eiser. Die kosten zijn immers “nodeloos veroorzaakt”, als bedoeld in artikel 237 Rv. Gedaagde voert in het geheel geen verweer. Daarom kan geen sprake zijn van misbruik van procesrecht of – in deze kort geding procedure – onrechtmatig handelen, zoals bedoeld in de jurisprudentie van de Hoge Raad. De vordering tot toewijzing van de volledige proceskosten zal daarom worden afgewezen.