ECLI:NL:RBNHO:2019:1982

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 februari 2019
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
C/15/274510 / FA RK 18-2960
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning en omzetting van een Thaise adoptie naar Nederlands recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 februari 2019 uitspraak gedaan over de erkenning en omzetting van een Thaise adoptie naar Nederlands recht. Verzoekers, een echtpaar, hadden toestemming gekregen van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voor de adoptie van een kind uit Thailand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie naar Thais recht rechtsgeldig was en dat deze adoptie kan worden erkend in Nederland op basis van het Haags Adoptieverdrag (HAV). De rechtbank heeft de adoptie omgezet naar een adoptie naar Nederlands recht, omdat de adoptie in Thailand niet leidde tot het verbreken van de familierechtelijke betrekkingen van het kind met zijn verwanten. Dit is van belang voor de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit door het kind. De rechtbank heeft ook de voornamen en geslachtsnaam van de minderjarige gewijzigd en de geboortegegevens vastgesteld, aangezien er geen geboorteakte beschikbaar was. De rechtbank heeft de inschrijving van deze gegevens in de registers van de burgerlijke stand gelast en bepaald dat de griffier een afschrift van de beschikking zal toezenden aan het gezagsregister. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/274510 / FA RK 18-2960
beschikking van 20 februari 2019 betreffende erkenning en omzetting van een buitenlandse adoptie (Thailand)
gegeven op het verzoek van:
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
en
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
echtelieden,
beiden wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. G.H.G. Reitsma-van Riel, kantoorhoudende te Hoofddorp.

1.Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoekers, ingekomen op 30 mei 2018;
- het aanvullende c.q. gewijzigde verzoekschrift, met bijlagen, van verzoekers, ingekomen op 13 juni 2018;
- de stukken van verzoekers, ingekomen op 21 juni 2018, op 25 juni 2018, op
30 augustus 2018, op 29 oktober 2018 en op 4 december 2018 tevens houdende een
aanvulling van het verzoek;
- de schriftelijke reactie van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag (verder: ABS), ingekomen op 23 augustus 2018 en op 8 november 2018;
- het mailbericht van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) van 11 december 2018.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Verzoekers zijn op [huwelijksdatum] in [plaats] met elkaar gehuwd.
2.2
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 3 september 2013 (nr. [nr.] ) aan verzoekers toestemming verleend voor het opnemen van een eerste buitenlands kind ter adoptie. Uit het stuk “Statement of approval of the decision in the State of Origin that a child should be entrusted to prospective adoptive parents” van 17 oktober 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie blijkt dat er geen bezwaren bestaan tegen de beslissing in Thailand dat het hierna te adopteren kind wordt toevertrouwd aan verzoekers en dat de adoptie voortgang kan vinden.
2.3
Op [geboortedatum] is te [plaats] , Thailand geboren de minderjarige van het mannelijk geslacht, aan welk kind de voornaam is gegeven: [voornaam] . Er is geen geboorteakte beschikbaar.
2.4
Blijkens het overgelegde stuk “verklaring medegebruik achternaam” (Nummer [nr.] ) van 28 januari 2016 heeft de districtssecretaris (ambtenaar van de burgerlijke stand) van [plaats] , ingestemd met het gebruik van de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ” ten aanzien van de minderjarige.
2.5
Uit de verklaring van DCY van 26 september 2017 (No [nr.] ) blijkt dat The Child Adoption Board de adoptie van de minderjarige door verzoekers heeft goedgekeurd en verzoekers wordt geadviseerd ter registratie hiervan zich te wenden tot de Thaise ambassade in Den Haag. Blijkens het stuk “Registration of Adoption” (Registration No. [nr.] ) is de adoptie van de minderjarige naar het recht van Thailand door verzoekers op 9 februari 2018 geregistreerd bij de Thaise ambassade in Den Haag, onder vermelding van de schriftelijke beslissing van DCY van 26 september 2017, inhoudende dat The Child Adoption Board de voorgestelde adoptie van de minderjarige door verzoekers heeft goedgekeurd.
De rechtbank heeft hierbij geconstateerd dat voormelde brief van 26 september 2017 in voormeld stuk “Registration of Adoption” abusievelijk is aangeduid met het nummer [nr.] .
2.6
Uit de verklaring van het Department of Children en Youth (verder: DCY) te [plaats] , Thailand van 14 maart 2018 (No. [nr.] ) blijkt dat de minderjarige een verlaten kind is en beschikbaar is voor adoptie. Ook blijkt uit die verklaring dat DCY de bevoegde instantie is om namens de ouders van de minderjarige toestemming te geven voor adoptie. Tenslotte blijkt uit die verklaring dat The Child Adoption Board of Thailand heeft ingestemd met de adoptie en dat die adoptie op grond van het Thaise recht rechtsgeldig is geworden door registratie bij de Thaise ambassade in Den Haag op 9 februari 2018.
2.7
De minderjarige is het eerste kind tot wie verzoekers in familierechtelijke betrekking komen te staan.
2.8
De Raad is in kennis gesteld van het verzoek. De Raad heeft aangegeven dat de ouders bekend zijn bij de Raad en de Centrale Autoriteit, omdat er een beginseltoestemming is afgegeven. Van de zijde van de Raad zijn er geen bezwaren.

3.Het verzoek

3.1
Verzoekers hebben verzocht, na aanvulling c.q. wijziging van het verzoek en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht te verklaren dat de in Thailand uitgesproken adoptie van de minderjarige voldoet aan de in artikel 10 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde voorwaarden voor erkenning;
b. de erkende adoptie om te zetten in een adoptie naar Nederlands recht, dan wel de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken;
c. ingevolge artikel 10:109 BW een last te geven tot toevoeging van een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte van de burgerlijke stand;
d. de voornamen van de minderjarige te wijzigen in: [voornamen] ;
e. de geslachtsnaam [geslachtsnaam] te wijzigen in: [geslachtsnaam] ;
f. de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke geboortegegevens van de minderjarige vast te stellen.

4.Beoordeling van het verzoek

4.1
Door de omstandigheid dat verzoekers de Nederlandse nationaliteit hebben en de minderjarige de Thaise nationaliteit heeft, draagt de onderhavige zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag dient te worden beantwoord of aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
4.2
Deze vraag kan op grond van het bepaalde in artikel 3 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in bevestigende zin worden beantwoord, nu verzoekers in Nederland hun gewone verblijfplaats hebben.
Erkenning en omzetting
4.3
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of met de hierboven onder 2.5 weergegeven documenten de adoptie naar Thais recht heeft plaatsgevonden.
4.4
Bij beantwoording van deze vraag dient de rechtbank te beoordelen of voormelde adoptie naar Thais recht is aan te merken als een beslissing van een bevoegde autoriteit waarbij familierechtelijke betrekkingen tussen een minderjarig kind en twee personen tezamen of een persoon alleen tot stand worden gebracht, een en ander zoals is genoemd in artikel 10:104 BW. Daartoe wordt als volgt overwogen. In de hierboven onder 2.5 vermelde verklaring van DCY van 26 september 2017 is vermeld dat de door The Child Adoption Board gegeven toestemming voor de adoptie van de minderjarige door verzoekers zal (kunnen) worden voltooid door registratie bij de Thaise ambassade te Den Haag. Deze registratie heeft blijkens voormelde “Registration of Adoption” plaatsgevonden. Gelet op de rechtsregels in Thailand ter zake van adoptie, is de rechtbank van oordeel dat met de hierboven onder 2.5 weergegeven documenten door de beslissing van een bevoegde autoriteit een naar Thais recht rechtsgeldige adoptie van de minderjarige door verzoekers heeft plaatsgevonden.
4.5
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of deze adoptie in Nederland kan worden erkend.
4.6
Voor de toepasselijkheid van het HAV is vereist dat op de datum van indiening van het verzoek tot beginseltoestemming beide landen waren toegetreden tot gemeld verdrag, hetgeen blijkens de door verzoekers overgelegde stukken in de onderhavige situatie ook het geval was. In Thailand is het HAV op 1 augustus 2004 in werking getreden en in Nederland op 1 oktober 1998. Uit het voorgaande volgt dat het HAV van toepassing is.
4.7
Op grond van artikel 17 van het HAV moeten zowel de Centrale Autoriteit van de staat van herkomst als de Centrale Autoriteit van de staat van opvang de voorgestelde adoptie goedkeuren. Het betreft hier de afstemming tussen de Centrale Autoriteiten van beide bij de adoptie betrokken staten met betrekking tot de wenselijkheid van de adoptie. De afstemming houdt onder meer in dat voordat in de staat van herkomst wordt beslist of de adoptie doorgang zal vinden, wordt geverifieerd of de minderjarige in de staat van opvang zal worden toegelaten en zal mogen blijven.
4.8
Uit de door verzoekers overgelegde stukken blijkt dat:
- de verzoekers met de plaatsing van de minderjarige akkoord zijn gegaan;
- de Thaise autoriteiten met de plaatsing hebben ingestemd;
- alle betrokken autoriteiten hebben ingestemd dat de adoptie voortgang vindt;
- de verzoekers aan de vereisten voor adoptie voldoen en geschikt zijn;
- de minderjarige in aanmerking komt voor verblijf in Nederland.
4.9
Indien de adoptie conform het HAV tot stand is gekomen, wordt in beginsel een schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 23 HAV afgegeven, waaruit dit blijkt, opdat de adoptie naar Thais recht in Nederland van rechtswege wordt erkend. Nu deze verklaring aanwezig is, staat vast dat de adoptie naar Thais recht als een verdragsadoptie kan worden aangemerkt en op die grond voor erkenning in aanmerking komt. De adoptie van de minderjarige door verzoekers kan derhalve rechtstreeks worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De rechtbank stelt vast dat de in het hierboven onder 3.1a vermelde verzoek genoemde wetsbepaling geen betrekking heeft op erkenning van een adoptie, zodat dit onderdeel van het verzoek wordt afgewezen. Voor zover verzoekers bedoeld hebben erkenning te verzoeken op grond van artikel 10:109 BW wordt ook dat verzoek afgewezen, nu de onderhavige Thaise adoptie een verdragsadoptie betreft en afdeling 3 van titel 6 van Boek 10 BW betrekking heeft op adopties waarop het HAV niet van toepassing is.
4.1
Verzoekers hebben ter onderbouwing van het verzoek tot omzetting aangevoerd dat de adoptie naar het recht van Thailand niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en zijn verwanten werden verbroken. Verzoekers stellen belang te hebben bij deze omzetting, aangezien de minderjarige eerst na omzetting van rechtswege de Nederlandse nationaliteit zal verkrijgen.
4.11
Artikel 10:110, tweede lid, BW bepaalt dat als de adoptie in de staat waar zij plaatsvond niet tot gevolg heeft dat voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, de adoptie dat gevolg ook in Nederland mist.
4.12
De adoptie naar Thais recht heeft niet tot rechtsgevolg dat de familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en zijn verwanten zijn verbroken. In dat geval biedt artikel 10:111 BW de mogelijkheid een verzoek tot omzetting in een adoptie naar Nederlands recht in te dienen, zoals verzoekers ook hebben gedaan.
4.13
De rechtbank acht het verzoek tot omzetting voor toewijzing vatbaar op grond van artikel 10:111 BW in samenhang met artikel 11, tweede lid, van de Wet van 14 mei 1998 tot uitvoering van het op 29 mei 1993 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen HAV, inhoudende dat de omzetting van de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is en dat uit de stukken blijkt dat aan de in artikel 1:228, eerste lid sub a. BW gestelde voorwaarde is voldaan. De rechtbank is van oordeel dat eveneens is voldaan aan de in artikel 1:228, eerste lid onder d. BW gestelde voorwaarde dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt. Op de toestemming dan wel raadpleging of voorlichting van de biologische ouders van het kind is blijkens artikel 10:105, tweede lid, BW toepasselijk het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. Op de toestemming van de biologische ouders van de minderjarige is het Thaise recht van toepassing, nu de minderjarige thans de Thaise nationaliteit bezit. Uit de verklaring van DCY van 14 maart 2018 blijkt dat de minderjarige een verlaten kind is, en dat DCY de bevoegde instantie is om namens de ouders van de minderjarige toestemming te geven voor adoptie. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarmee de toestemming dan wel raadpleging of voorlichting van de biologische ouders van de minderjarige achterwege blijven. Op grond van het vorenstaande kan het verzoek tot omzetting worden toegewezen.
Voornamen en geslachtsnaam minderjarige
4.14
Op grond van het bepaalde in artikel 10:19, eerste lid, BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Ingevolge artikel 10:20 BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een persoon die de Nederlandse nationaliteit heeft, bepaald door het Nederlandse recht. Artikel 10:22, eerste lid, BW bepaalt dat ingeval van verandering van nationaliteit het recht van de staat van de nieuwe nationaliteit van toepassing is, daaronder begrepen de regel van dat recht betreffende de gevolgen van de nationaliteitsverandering voor de naam.
4.15
De minderjarige heeft thans de Thaise nationaliteit. Op het moment dat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, levert dit een grondslag op voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit. Het voorgaande brengt mee dat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek dat betrekking heeft op de voornamen en de geslachtsnaam van de minderjarige.
4.16
Nu er geen andere kinderen deel uitmaken van het gezin van verzoekers, hebben zij te kennen gegeven dat de geslachtsnaam zal luiden: [geslachtsnaam] .
4.17
Het verzoek tot wijziging van de voornamen van de minderjarige is geoorloofd naar de maatstaven van artikel 1:4 BW en zal daarom worden toegewezen.
Geboortegegevens minderjarige
4.18
Verzoekers hebben aangegeven dat de minderjarige is gevonden als vondeling en dat zodoende geen ouders bekend zijn en dat zij om die reden geen geboorteakte kunnen overleggen. Verzoekers hebben een op 28 januari 2016 afgegeven verklaring door de districtssecretaris (ambtenaar van de burgerlijke stand) van [plaats] in het geding gebracht, waaruit blijkt dat de minderjarige is toegevoegd aan het woningenregister, conform verzoek nummer [nr.] van 17 september 2015.
4.19
Nu een voor inschrijving vatbare geboorteakte ontbreekt, zal de rechtbank op grond van artikel 1:25c, derde lid, BW de voor het opmaken van een akte van geboorte noodzakelijke gegevens van de minderjarige vaststellen. In artikel 1:25c, tweede lid, BW is bepaald dat de rechtbank daarbij rekening dient te houden met alle bewijzen en aanwijzingen omtrent de omstandigheden waaronder, en het tijdstip waarop de geboorte moet hebben plaatsgehad. Met inachtneming hiervan zal de rechtbank, gelijk de ABS heeft aangegeven, de geboortegegevens van de minderjarige vaststellen als na te melden. Hierbij heeft de rechtbank nog in aanmerking genomen dat de toevoeging “ [toevoeging] ” geen onderdeel uitmaakt van de voornamen.
Gezag
4.2
Verzoekers zijn gehuwd. Op het moment dat de onderhavige beschikking in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, zal op grond van het bepaalde in artikel 1:251, eerste lid, BW sprake zijn van gezamenlijk gezag van verzoekers.
4.21
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder k. van het Besluit gezagsregisters ambtshalve bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Tenslotte
4.22
Nu de Thaise adoptie rechtstreeks in Nederland kan worden erkend en het verzoek tot omzetting wordt toegewezen, behoeft het verzoek de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken geen verdere bespreking.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
stelt vast dat op [geboortedatum] te [plaats] , Thailand is geboren een kind van het mannelijk geslacht, aan welk kind de voornaam is gegeven: [voornaam] ;
5.2
bepaalt dat de adoptie, die krachtens de afgegeven verklaring op grond van artikel 23 van het Haags Adoptieverdrag in Nederland voor erkenning in aanmerking komt, welke adoptie is vastgelegd in voormeld document “Registration of Adoption” van 9 februari 2018 (Registration No. [nr.] ), wordt omgezet in een adoptie naar Nederlands recht;
5.3
gelast de inschrijving van de hierboven vastgestelde geboortegegevens van de minderjarige in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
5.4
gelast de toevoeging van een latere vermelding van de omzetting van de adoptie aan de geboorteakte van de minderjarige in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
5.5
gelast de wijziging van de voornamen van de minderjarige in: [voornamen] ;
5.6
wijst af het meer of anders verzochte.
5.7
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
5.8
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2019.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.