ECLI:NL:RBNHO:2019:199

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 januari 2019
Publicatiedatum
14 januari 2019
Zaaknummer
6595877 \ CV EXPL 18-425
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door weersomstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen China Southern Airlines vanwege vertraging van haar vlucht van Amsterdam naar Beijing, die op 31 december 2015 plaatsvond. De passagier, vertegenwoordigd door mr. H. Yildiz, vorderde compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De passagier arriveerde meer dan vier uur later dan gepland op haar eindbestemming in Manila, wat aanleiding gaf tot de vordering van € 690,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

China Southern, vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden. De luchtvaartmaatschappij stelde dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen, maar dat de weersomstandigheden onvoorzien waren. De kantonrechter oordeelde dat China Southern niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter concludeerde dat de passagier recht had op compensatie, aangezien de vertraging meer dan drie uur bedroeg. De vordering tot betaling van € 600,00 werd toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de datum waarop de vlucht had moeten aankomen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier onvoldoende bewijs had geleverd van de gemaakte kosten. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, aangezien China Southern grotendeels ongelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6595877 \ CV EXPL 18-425
Uitspraakdatum: 16 januari 2019
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
China Southern Airlines Company Limited
gevestigd te Guangzhou (China)
gedaagde
hierna te noemen China Southern
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 22 december 2017 een vordering tegen China Southern ingesteld. China Southern heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna China Southern een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met China Southern een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan China Southern de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Beijing (China) met vluchtnummer CZ346 en vervolgens van Beijing naar Guangzhou (China) met vluchtnummer CZ3108 en ten slotte van Guangzhou naar Manila (Filipijnen) met vluchtnummer CZ397 op 31 december 2015 en 1 januari 2016.
2.2.
Vlucht CZ346 is met vertraging uitgevoerd. Hierdoor heeft de passagier haar aansluitende vlucht(en) gemist. China Southern heeft de passagier omgeboekt naar een vervangende vlucht. De passagier is uiteindelijk meer dan vier uur later dan oorspronkelijk gepland aangekomen op de eindbestemming te Manila.
2.3.
De passagier heeft compensatie van China Southern gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
China Southern heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat China Southern bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 690,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat China Southern vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
China Southern betwist de vordering. Zij voert aan dat de passasgier geen recht heeft op compensatie, omdat vlucht CZ346 later in Beijing is aangekomen ten gevolge van buitengewone omstandigheden die China Southern ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet had kunnen voorkomen, te weten weersomstandigheden op de route. Weersomstandigheden vallen buiten de invloedssfeer van China Southern. China Southern voert aan dat vlucht CZ346 zonder vertraging van de gate is vertrokken om 14:40 uur lokale tijd en zonder vertraging is opgestegen om 14:57 uur (lokale tijd). Er bleek op 31 december 2015 een veel sterkere wind te staan dan verwacht, waardoor het toestel minder hard kon vliegen. Op basis van de weersomstandigheden werd verwacht dat het toestel met een vertraging te Beijing zou arriveren. Ter onderbouwing hiervan heeft China Southern een “movement message” overgelegd. Het toestel is uiteindelijk met een vertraging van 50 minuten aan de gate gearriveerd. De passagier heeft hierdoor de aansluitende vlucht naar Guangzhou gemist. China Southern kon deze vertraging niet voorkomen. China Southern heeft de passagier omgeboekt. Meer kon niet van China Southern worden verwacht.
4.2.
China Southern betwist - subsidiair - wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van méér dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming Manila. Ingevolge artikel 5, lid 3, van de Verordening is China Southern gehouden de passagier hiervoor te compenseren, tenzij China Southern kan aantonen dat de vertraging is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden en dat, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, de vertraging niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
Ten aanzien van de door China Southern aangevoerde buitengewone omstandigheden geldt het volgende. In punt 14 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich kunnen voordoen wanneer sprake is van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht verhinderen.
5.4.
China Southern heeft ter onderbouwing van haar verweer stukken in het geding gebracht waaronder een e-mail van KLM gericht aan China Southern met daarin een zogenoemde “movement message” (productie 2 bij antwoord). Uit deze e-mail blijkt volgens China Southern dat vlucht CZ0346 op basis van weersomstandigheden op de route om 23:39 uur UTC (07:39 lokale tijd) te Beijing zou arriveren.
5.5.
De vraag die voorligt is of China Southern met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van weersomstandigheden die de uitvoering van vlucht CZ0346 verhinderden. De passagier betwist dat er slechte weersomstandigheden waren op de route van Amsterdam naar Beijing. De kantonrechter constateert dat in de e-mail van KLM aan China Southern niets staat vermeld over weersomstandigheden. China Southern heeft aangevoerd dat van weersomstandigheden op de hoogte waar het toestelvliegt geen METAR rapporten worden opgemaakt, maar hieruit volgt niet dat China Southern geen enkel stuk kan overleggen waaruit de gestelde weersomstandigheden blijken, bijvoorbeeld een flight log of informatie van de luchtverkeersleiding. Nu China Southern dergelijke stukken niet heeft overgelegd en niet gebleken is dat deze niet voorhanden zijn, heeft China Southern onvoldoende aangetoond dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden. Er wordt om die reden dan ook niet toegekomen aan de beantwoording van de vraag of China Southern alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen en of zij in verband daarmee voldoende reservetijd in acht heeft genomen.
5.6.
De vordering tot betaling van de hoofdsom zal, gelet op de duur van de vertraging, worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente wordt het volgende overwogen. De passagier heeft wettelijke rente gevorderd met ingang “vanaf datum vlucht”. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 1 januari 2016, zijnde de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.
5.7.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. China Southern heeft deze vordering betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van China Southern, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt China Southern tot betaling aan de passagier van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt China Southern tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,10;
griffierecht € 226,00
salaris gemachtigde € 240,00
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter