ECLI:NL:RBNHO:2019:2289

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
19 maart 2019
Zaaknummer
6595663 \ CV EXPL 18-411
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een rechtspersoon naar het recht van Hong Kong, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. (KLC) wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht van Amsterdam naar Venetië op 11 januari 2017. De vlucht, met vluchtnummer KL1655, was gepland om 13:10 UTC, maar werd geannuleerd. Airhelp vorderde een bedrag van € 290,00, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. KLC betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht verhinderden. De kantonrechter oordeelde echter dat KLC niet voldoende had aangetoond dat de annulering daadwerkelijk het gevolg was van deze omstandigheden. De rechter stelde vast dat er nog een startbaan beschikbaar was en dat er ondanks de slechte weersomstandigheden nog vliegverkeer mogelijk was. KLC had niet aangetoond dat zij, gelet op de duur en mate van de restricties, geen andere keuze had dan de vlucht te annuleren. De kantonrechter wees de vordering van Airhelp toe en veroordeelde KLC tot betaling van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. Daarnaast werden de proceskosten aan de zijde van Airhelp toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6595663 \ CV EXPL 18-411
Uitspraakdatum: 27 maart 2019
Vonnis in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van Hong Kong
Airhelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de besloten vennootschap
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen KLC
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 22 december 2017 een vordering tegen KLC ingesteld. KLC heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna KLC een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Op 26 februari 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben beiden een pleitnota overgelegd en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten verder naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[De passagier] (hierna te noemen: de passagier) heeft met KLC een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan KLC de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Venetië op 11 januari 2017 met vluchtnummer KL1655, hierna; de vlucht. De geplande vertrektijd van de vlucht was 13:10 UTC.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
Airhelp heeft compensatie van KLC gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
KLC heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat KLC bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 290,00, inclusief een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en de proceskosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat KLC vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
KLC betwist de vordering. Zij voert aan dat er sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft KLC aangevoerd dat de meteorologische dienst op 11 januari 2017 in de vroege ochtend voorspelde dat Schiphol te kampen zou krijgen met zeer slechte weersomstandigheden. Dit blijkt uit de overgelegde meteorologisch rapport waarin zowel de weersvoorspelling (“TAF”) als het daadwerkelijk gemeten weer (“METAR”) is opgenomen. De TAF was geldig voor 11 januari 2017 van 6:00 UTC tot 12 januari 2017 12:00 UTC. Verwacht werd dat dat de luchthaven te kampen zou krijgen met een wind uit de richting zuid/zuid west (210º) met een windkracht van 15 knopen en windstoten van 25 knopen. Volgens KLC volgt uit de code “PROB30 TEMPO 1110/1124 29028g42KT” dat er op 11 januari 2017 tussen 10:00 UTC en 00:00 UTC een kans van 30% werd geschat op wind uit het westen/noord westen met een windkracht van 28 knopen en windstoten van 42 knopen. Vanwege deze verwachte weersomstandigheden heeft de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) aangekondigd dat de er in plaats van de gebruikelijke 3 banen slechts 2 banen (één start- en één landingsbaan) gebruik gemaakt worden en is de capaciteit van de luchthaven sterk teruggebracht. Om aan te geven hoe slecht de situatie op 11 januari 2017 was merkt KLC op dat er op die dag van de 587 door KLM en KLC geplande vluchten 390 met vertraging zijn uitgevoerd en 50 vluchten zijn geannuleerd. Slechts 147 vluchten konden conform schema worden uitgevoerd. KLC wijst er voorts op dat de vlucht gepland stond te vertrekken om 13:10 UTC en dat LVNL het aantal vluchtbewegingen al vanaf 08:20 UTC heeft teruggebracht, zodat de vlucht hoe dan ook niet op het geplande moment kon vertrekken. Uit het voorgaande blijkt dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die door KLC ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat KLC zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor KLC. Dit is anders indien KLC kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De kantonrechter oordeelt dat in ieder geval niet gebleken is dat er op 11 januari 2017 sprake was van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht hebben verhinderd. Uit het verweer van KLC volgt immers dat er nog één startbaan beschikbaar was en dat er ondanks de slechte weersomstandigheden nog wel vliegverkeer mogelijk was van en naar Schiphol, zij het beperkt. KLC heeft voorts betoogd dat de omstandigheid dat de luchtverkeersleiding op basis van de verwachte weersomstandigheden de capaciteit sterk heeft beperkt niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij, maar dat daarentegen hierdoor een beroep op artikel 5 lid 3 van de Verordening gerechtvaardigd is. Zij heeft daarbij gewezen op de conclusie van de Advocaat Generaal Tanchev van 19 december 2018 in de zaak Moens/Ryanair C-159/18, de richtsnoeren van de Europese Commissie en uitspraken van Duitse, Spaanse en Franse rechters. De kantonrechter stelt voorop dat hij niet gehouden is aan de richtsnoeren, nu dit geen geldend recht is. De voormelde conclusie van de A-G Tanchev en de uitspraken van Duitse, Spaanse of Franse binden de kantonrechter evenmin. Wel kan het een ander richtinggevend zijn. In hoeverre dit er in het onderhavige geval toe leidt dat een (algemene) capaciteitsreductie van de luchtverkeersleiding op zichzelf een buitengewone omstandigheid oplevert, kan in het midden blijven. Vast staat dat de luchtverkeersleiding niet beslist over de annulering van individuele vluchten. In de verklaring van de luchtverkeersleiding die KLC heeft overgelegd staat hierover het volgende: “
The effects of such a reduction are determined by the Network Manager and the airlines. LVNL does not decide about cancellation of individual flights”. Daarnaast leiden restricties niet per definitie tot annuleringen of langdurige vertragingen. Dit ligt onder andere aan de mate en de duur van de restricties. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om aan te tonen dat zij, gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht in kwestie over te gaan.
5.4.
KLC heeft gesteld dat zij voor dit soort situaties een flinke buffer heeft ingebouwd. Zelfs als vluchten met een vertraging van gemiddeld 70 minuten worden uitgevoerd, leidt dit niet tot annuleringen van vluchten. Op 11 januari 2017 heeft KLC aan de hand van de verwachte weersomstandigheden en de aangekondigde capaciteitsreductie een berekening gemaakt, waaruit volgde dat de gemiddelde vertragingen van de vluchten ruim boven de 70 minuten zou uitkomen, waardoor KLC niet in staat was dit op te vangen. Anders dan KLC is de kantonrechter van oordeel dat KLC onvoldoende concreet heeft gesteld dat de annulering van de onderhavige vlucht het gevolg is geweest van de restricties. KLC heeft niet expliciet aangegeven waarom deze restricties en de duur en mate hiervan hebben geleid tot de annulering van de onderhavige vlucht. KLC heeft betoogd dat ten gevolge van de capaciteitsreductie en de gemiddelde vertragingen niet alle geplande vluchten uitgevoerd konden worden, maar het gaat er in deze zaak om dat KLC aantoont waarom nu juist de onderhavige vlucht ten gevolge van de restricties geannuleerd moest worden. Dit heeft KLC nagelaten. Zij heeft weliswaar aangevoerd dat het gezien de omvang en de duur van de reductie niet mogelijk om de vlucht op een later tijdstip uit te voeren, omdat daarvoor onvoldoende ruimte en tijd beschikbaar was, maar dit heeft zij niet inzichtelijk gemaakt.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat KLC onvoldoende heeft aangetoond dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Het verweer op dit punt faalt dan ook. Er wordt om die reden dan ook niet toegekomen aan de beantwoording van de vraag of KLC alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering te voorkomen en of zij in verband daarmee voldoende reservetijd in acht heeft genomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal worden toegewezen.
5.6.
KLC betwist wettelijke rente verschuldigd te zijn over de hoofdsom. Anders dan KLC is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar is met ingang van de datum waarop de vlucht uitgevoerd had moeten worden en de passagier schade heeft geleden, bestaande in het geleden tijdsverlies. Deze schade wordt zowel geleden door passagiers van geannuleerde vluchten als door passagiers van vertraagde vluchten, indien de tijd om hen naar hun bestemming te vervoeren langer duurt dan oorspronkelijk door de luchtvaartmaatschappij is vastgesteld (Sturgeon-arrest van het Hof van 19 november 2009 in de gevoegde zaken C-402/07 en C-432/07). Zoals KLC heeft aangevoerd, heeft het Hof in het Nelson-arrest van 23 oktober 2012 (C-581/10) overwogen dat met een vertraagde vlucht gepaard gaand tijdverlies niet als “schade voortvloeiend uit vertraging” in de zin van artikel 19 van het Verdrag van Montreal kan worden aangemerkt en daarmee niet binnen de werkingssfeer van artikel 29 van dat Verdrag kan vallen. Hieruit volgt echter niet dat evenmin sprake is van schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:74 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). De compensatie betreft een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade als bedoeld in artikel 6:74 lid 1 BW. Deze schade is gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente worden toegewezen zoals gevorderd, te weten vanaf de datum van de vlucht.
5.7.
Airhelp heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. KLC heeft deze vordering gemotiveerd betwist. Airhelp heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een aanmaning per e-mail of webformulier (productie 2 bij dagvaarding) en een herhaling daarvan (productie 4 bij de dagvaarding). De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten met de daarover gevorderde rente moet daarom worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van KLC, omdat deze ongelijk krijgt. KLC heeft verweer gevoerd tegen “het hoge salaris gemachtigde”. De kantonrechter stelt vast dat in het lichaam van de dagvaarding bij “salaris gemachtigde” een hoger bedrag dan het gebruikelijke liquidatietarief is vermeld, maar dat dit bedrag niet is herhaald in het petitum van de dagvaarding (na “mitsdien”) en dat daar enkel is gevorderd KLC te veroordelen in de kosten van de procedure. Er is daarom geen aanleiding om af te wijken van het gebruikelijke liquidatietarief.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt KLC tot betaling aan Airhelp van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 januari 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt KLC tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,10;
griffierecht € 119,00
salaris gemachtigde € 288,00
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter