ECLI:NL:RBNHO:2019:2480

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 januari 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
6650248 \ CV EXPL 18-1153
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie luchtvaartpassagiers bij vertraging door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways vanwege een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Changi (Singapore) met een overstap op London Heathrow op 11 en 12 september 2017. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. British Airways heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en restricties van de luchtverkeersleiding op London Heathrow.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat British Airways voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De luchtverkeersleiding had specifieke beperkingen opgelegd aan het toestel van de onderhavige vlucht, en British Airways heeft aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter oordeelt dat de passagiers ongelijk hebben gekregen en wijst hun vordering af. De proceskosten worden aan de passagiers opgelegd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6650248 \ CV EXPL 18-1153
Uitspraakdatum: 16 januari 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. D.J.C. Oltmans (Claimingo)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
British Airways Plc,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 7 februari 2018 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Changi (Singapore) met een overstap op London Heathrow op 11 en 12 september 2017 hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag te rekenen vanaf 15 november 2017, althans vanaf 31 december 2017, althans vanaf de 7 februari 2018 tot de dag der algehele voldoening;
- € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 31 december 2017, althans vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten,
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door British Airways van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering. Op haar verweer wordt – voor zover relevant- bij de beoordeling van het geschil in gegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uren zijn aangekomen op hun eindbestemming, zodat British Airways op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen.
Op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening is British Airways niet verplicht de passagier te compenseren zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
5.3.
British Airways voert aan dat hier sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Ten aanzien van dit beroep geldt (in algemene zin) het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordien in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeerbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt. Het invoeren van algemene beperkingen voor in- en uitgaande vluchten en congestie zijn inherent aan het voeren van een luchtvaartonderneming en kwalificeren niet als buitengewone omstandigheid als bedoeld in overweging 15 van de considerans van de Verordening.
5.4.
De passagiers stellen dat geen sprake is geweest van slechte weersomstandigheden en dat een capaciteitsreductie waardoor minder starts en landingen mogelijk zijn, niet geldt voor één specifiek toestel maar voor alle inkomende en vertrekkende toestellen. Een dergelijke omstandigheid kan daarom niet kwalificeren als een bijzondere omstandigheid, aldus de passagiers.
5.5.
British Airways heeft aangevoerd dat de vertraging is veroorzaakt door de weersomstandigheden op Londen Heathrow en de daaruit voortvloeiende restricties van de luchtverkeersleiding te Londen Heathrow. Als gevolg hiervan hebben de voorafgaande vluchten en de onderhavige vlucht vertragingen opgelopen. Ter onderbouwing van haar verweer legt British Airways de Heathrow Operational Brief (HOEC) van 11 september 2017 over. Dit bericht bevat de weersvoorspelling van 11 september 2017. Uit deze weersvoorspelling blijkt dat zware windstoten waren voorspeld tot wel 56 kilometer per uur (30 knots). Daarnaast heeft British Airways aangevoerd dat uit het overgelegde Traffic Managers Log en TC Service Provision Daily Report van 11 september 2017 blijkt dat de luchtverkeersleiding het aantal vluchten dat die dag mocht landen en opstijgen op de luchthaven Londen Heathrow heeft beperkt hetgeen leidt tot veel vertragingen. Vlucht BA433 kon dan ook pas vertrekken vanuit Amsterdam op het moment dat de vluchten die een geplande aankomsttijd op London Heathrow voor de vlucht hadden, geland waren. De vlucht heeft in de rij moeten wachten totdat de landingsbaan op London Heathrow vrij was. De deuren van het toestel waren al om 16:24 uur gesloten echter is op pas om 17:19 uur toestemming verkregen om te vertrekken.
5.6.
De vraag die voorligt is of British Airways met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht in de onderhavige zaak het gevolg is geweest van weersomstandigheden, die uitvoering van de vlucht in kwestie hebben verhinderd. De kantonrechter is van oordeel dat zij daarin ten aanzien van vlucht BA433 is geslaagd. British Airways heeft aan de hand van het Eurocontrol CFMU Report van vlucht BA433 en de Heathrow Operational Brief voldoende aangetoond dat de vlucht te maken heeft gehad met slechte weersomstandigheden. Uit het overzicht dat British Airways als productie 6 heeft overgelegd – het Eurocontrol CFMU Report- volgt dat de luchtverkeersleiding restricties heeft afgegeven. Daarbij wordt melding gemaakt van twee verschillende codes, AT; restricties vanwege capaciteitsproblemen en AW; restricties vanwege het weer op de plaats van bestemming. Hierdoor heeft de vlucht een slottijd van 67 minuten later dan de geplande vertrektijd gekregen. De vlucht is uiteindelijk, ook vanwege vertraging van de voorgaande vluchten met een vertraging van 89 minuten op London Heathrow aangekomen. Voorts heeft British Airways een Flight Disruption Report van 11 september 2017 overgelegd waaruit blijkt dat een grote aantal van de inkomende vluchten op London Heathrow is vertraagd vanwege het weer dan wel capaciteitsproblemen.
5.7.
De kantonrechter overweegt dat British Airways voldoende heeft onderbouwd dat sprake is geweest van slechte weersomstandigheden en dat de luchtverkeersleiding als gevolg hiervan specifieke beperkingen voor het specifieke toestel dat de onderhavige vlucht die dag zou uitvoeren heeft opgelegd.. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van de vlucht in kwestie het gevolg is geweest van de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan op de onderhavige vlucht. Nu de vertraging is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheid dient de kantonrechter te beoordelen of British Airways in het onderhavige geval alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigd. Niet valt in te zien welke maatregelen British Airways in dit geval tijdens de vlucht had moeten nemen om vertraging te voorkomen. Daarbij komt dat British Airways voldoende reservetijd had ingepland tussen de twee rotatievluchten. Gelet op bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat British Airways voldoende heeft aangetoond dat zij er alles aan heeft gedaan om de vertraging te voorkomen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor British Airways worden vastgesteld op een bedrag van € 360,00 aan salaris van de gemachtigde van British Airways.
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter