ECLI:NL:RBNHO:2019:2489

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 februari 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
7126698 \ CV EXPL 18-6824
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers wegens gemiste aansluitende vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben een groep passagiers een vordering ingesteld tegen Etihad Airways PJSC wegens compensatie voor een gemiste aansluitende vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Etihad voor een vlucht van Dusseldörf naar Colombo met een overstap in München en Abu Dhabi op 20 juli 2017. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers stelden dat de vertraging van hun vlucht hen had verhinderd om hun aansluitende vlucht naar Colombo te halen, en vorderden een bedrag van € 4.200,00 plus bijkomende kosten.

Etihad Airways betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk het niet op komen dagen van een familie bij de grenscontrole in München, wat leidde tot een vertraging van de vlucht naar Abu Dhabi. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers onvoldoende bewijs hadden geleverd dat de vertraging niet het gevolg was van de buitengewone omstandigheden en dat zij zich niet tijdig naar de gate voor de aansluitende vlucht hadden begeven. De rechter concludeerde dat de passagiers zelf verantwoordelijk waren voor het missen van de aansluitende vlucht en dat Etihad voldoende maatregelen had genomen om de vertraging te minimaliseren.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten aan Etihad. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter W. Aardenburg op 6 februari 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7126698 \ CV EXPL 18-6824
Uitspraakdatum: 6 februari 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1], wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2]wonende te [woonplaats]
3. [passagier sub 3]wonende te [woonplaats]
4. [passagier sub 4]wonende te [woonplaats]
5. [passagier sub 5]wonende te [woonplaats]
6. [passagier sub 6]wonende te [woonplaats]
7. [gemachtigde passagier sub 7]wonende te [woonplaats], optredend in de hoedanigheid van gemachtigde van
[passagier sub 7]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde M.A. Rodenburg (DAS)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Etihad Airways PJSC
gevestigd te Abu Dhabi (Verenigde Arabische Emiraten) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Etihad
gemachtigde mr. J. Blussé van Oud -Alblas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 31 juli 2018 een vordering tegen Etihad ingesteld. Etihad heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Etihad een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Etihad een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Etihad de passagiers diende te vervoeren van Dusseldörf (Duitsland), met een overstap in München (Duitsland) en Abu Dhabi (Verenigde Arabische Emiraten) naar Colombo (Sri Lanka) op 20 juli 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers hebben compensatie van Etihad gevorderd in verband met vertraging.
2.3.
Etihad heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.4.
[gemachtigde passagier sub 7] is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens haar minderjarige kind, [passagier sub 7], te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Etihad bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 4.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der verzuim, 6 december 2017, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 659,45 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Etihad vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.

4.Het verweer

4.1.
Etihad betwist de vordering. Op haar verweer wordt – voor zover relevant- bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht van München naar Abu Dhabi bij vertrek was vertraagd, en dat deze vlucht met een vertraging van 27 minuten in Abu Dhabi is aangekomen. Voorts staat vast dat de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist, en dat de passagiers uiteindelijk de eindbestemming Colombo met een vertraging van meer dan vier uur hebben bereikt.
5.3.
Etihad voert aan dat er sprake is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen kon worden. Vlucht EY6 van München naar Abu Dhabi is met een vertraging van 51 minuten vertrokken, omdat een familie niet kwam opdagen (no-shows). Deze familie is te laat gearriveerd bij de grenscontrole op de luchthaven in München en werd daarna vastgehouden door de grenspolitie vanwege problemen met de (tijdelijke) paspoorten. Vervolgens zijn zij omgeboekt naar een andere vlucht. Etihad was verplicht de bagage van boord te halen, omdat zij op grond van de Europese veiligheidsregels geen bagage mag meenemen van passagiers die niet aan boord zijn. De vlucht is uiteindelijke 27 minuten later dan gepland aangekomen in Abu Dhabi. Etihad heeft aangevoerd dat zij met de grootste spoed de bagage van de betreffende familie van boord heeft gehaald en er vervolgens alles aan heeft gedaan om de vertraging onderweg terug te brengen. Vlucht EY6 is om 20:52 uur lokale tijd in Abu Dhabi aangekomen.
5.4.
De passagiers stellen dat Etihad geen beroep kan doen op een buitengewone omstandigheid. Het zou voor Etihad al op een eerder moment duidelijk moeten zijn geweest dat de betreffende familie, die vijf minuten na de geplande vertrektijd zijn aangehouden door de grensbewaking, niet zou komen opdagen voor vlucht EY6 van München naar Abu Dhabi, aangezien het boarden volgens de boardingpassen een uur eerder is begonnen. Etihad heeft niet gemotiveerd waarom vlucht EY6 pas twee uur nadat men is begonnen met boarden is vertrokken, aldus de passagiers. De passagiers vermoeden dat de bagage van de betreffende familie al vrij snel is gevonden en dat de vertraging een andere oorzaak had.
5.5.
De kantonrechter overweegt dat indien een “no-show” ertoe leidt dat de ingecheckte bagage van boord moet worden gehaald, er sprake is van een vliegveiligheids- dan wel beveiligingsprobleem, dat niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Het betreft hier immers een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Dit kwalificeert als buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De kantonrechter is van oordeel dat Etihad tegenover de betwisting van de passagiers voldoende heeft aangetoond dat sprake is geweest van “no-shows”.
5.6.
De passagiers hebben verder gesteld dat de vertraging niet is veroorzaakt door de 27 minuten vertraging van vlucht EY6, maar door het missen van de overstap in Abu Dhabi op vlucht EY266 naar Colombo. De passagiers stellen dat Etihad een vluchtschema heeft verkocht met een overstap die veel te krap was. Etihad heeft niet gesteld, laat staan bewezen dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de voorkomen dat de passagiers hun overstap zouden missen. De passagiers zijn bij aankomst op het vliegveld van Abu Dhabi opgevangen door een medewerker van Etihad die hen vertelde dat de vlucht al was vertrokken. Uit het rapport van Lennoc is echter gebleken dat vlucht EY266 naar Colombo met 40 minuten vertraging is vertrokken. Dit betekent dat de overstaptijd in werkelijkheid groter is geweest dan deze volgens het vluchtschema van de passagiers zou zijn.
5.7.
Etihad betwist dat zij onvoldoende reservetijd in acht heeft genomen. Weliswaar blijkt uit de jurisprudentie dat een luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vertraging ten gevolge van buitengewone omstandigheden op te kunnen vangen, maar dit geldt slechts voor geringe vertragingen en in dit geval was er geen sprake van een geringe vertraging, aldus Etihad. Tevens hadden de passagiers vanwege de vertraging van 40 minuten van de aansluitende vlucht naar Colombo voldoende tijd om over te stappen. Een overstaptijd van één uur op het vliegveld van Abu Dhabi is ruimschoots voldoende. Dat de passagiers zich kennelijk niet meer hebben willen inspannen om de aansluitende vlucht te nemen, kan Etihad niet worden verweten, aldus Etihad. Etihad betwist dat een medewerker aan de passagiers heeft verteld dat de vlucht naar Colombo van 21:25 uur lokale tijd al vertrokken zou zijn.
5.8.
De kantonrechter overweegt dat de overstaptijd volgens de passagiers in Abu Dhabi een uur bedroeg. Niet gesteld of gebleken is dat een uur overstaptijd niet haalbaar is op het vliegveld van Abu Dhabi. Voorts blijkt uit productie 7 bij repliek dat de vlucht van Abu Dhabi naar Colombo met 40 minuten vertraging om 22:05 lokale tijd is vertrokken en dat de passagiers om 20:52 lokale tijd in Abu Dhabi zijn aangekomen. De passagiers hebben derhalve 73 minuten de tijd gehad om vlucht EY266 te halen. De passagiers stellen dat zij zich hiervoor niet hebben ingespannen, omdat een medewerker van Etihad bij aankomst op het vliegveld van Abu Dhabi zou hebben aangegeven dat de vlucht al was vertrokken. Dit zou 33 minuten vóór de vertrektijd van vlucht EY266 zijn geweest.
5.9.
De kantonrechter volgt de stelling van de passagiers niet. Van de passagiers mag worden verwacht dat zij hoe dan ook de aansluiting proberen te halen en zich zo snel mogelijk naar de betreffende gate begeven om zich te melden. Op het moment van aankomst van de voorgaande vlucht moet duidelijk zijn geweest dat de aansluitende vlucht niet volgens schema vertrok maar met een vertraging, zodat de overstaptijd was toegenomen en dat de passagiers de aansluitende vlucht hadden kunnen halen. De passagiers hebben de stelling dat zij door een medewerker van Etihad zijn opgevangen met de mededeling dat de vlucht al was vertrokken niet onderbouwd, dit terwijl zij stellen direct van de betreffende medewerker te hebben geëist dat de medewerker ‘direct delay letters’ zou uitdraaien. Het had op de weg van de passagiers gelegen deze ‘direct delay letters’ ter onderbouwing van hun stelling in het geding te brengen. De kantonrechter overweegt dat de passagiers onvoldoende hebben gesteld om toegelaten te worden om nader bewijs te leveren, te meer daar zij ook slechts een algemeen bewijsaanbod hebben gedaan.
5.10.
Uit het voorgaande volgt dat het missen van de aansluitende vlucht door de passagiers het gevolg is van de vertraging van een eerder deel van de vlucht die het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid in combinatie met het gegeven dat de passagiers zich niet (op tijd) hebben gemeld voor de aansluitende vlucht. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Etihad er alles aangedaan om de vertraging van de vlucht naar Abu Dhabi te terug te brengen. Zij heeft immers de vertrekvertraging van 51 minuten teruggebracht naar 27 minuten aankomstvertraging en ook overigens is niet aannemelijk geworden dat een overstaptijd van een uur op het vliegveld van Abu Dhabi bij voorbaat onvoldoende is. Gelet op het voorgaande zal de vordering tot betaling van de hoofdsom en de nevenvorderingen worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Etihad worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Etihad worden vastgesteld op een bedrag van € 480,00 aan salaris van de gemachtigde van Etihad.
6.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Etihad worden gemaakt,
6.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter