ECLI:NL:RBNHO:2019:2490

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
6679363 \ CV EXPL 18-1433
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen bij vertraging en annulering van vluchten

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Finnair wegens vertraging van hun vlucht van Kajaani naar Amsterdam op 30 oktober 2016. De passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. Finnair heeft de vordering betwist, stellende dat de vlucht werd uitgevoerd door Nordic Regional Airlines AB (Norra) en dat er sprake was van buitengewone omstandigheden door een wilde staking van het personeel van Norra.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Finnair als contracterende luchtvaartmaatschappij verantwoordelijk is voor de compensatie, ongeacht wie de vlucht uitvoert. De rechter oordeelt dat Finnair onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de stelling dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De passagiers zijn met een vertraging van 15 uur en 35 minuten aangekomen op hun eindbestemming, wat hen recht geeft op compensatie. De kantonrechter heeft Finnair veroordeeld tot betaling van € 1.381,50 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in het geval van vertragingen en de rechten van passagiers onder de Europese regelgeving. De rechter heeft ook geoordeeld dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar zijn, omdat de passagiers aannemelijk hebben gemaakt dat zij kosten hebben gemaakt voor incassowerkzaamheden. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van Finnair, die ongelijk heeft gekregen in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6679363 \ CV EXPL 18-1433
Uitspraakdatum: 13 februari 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2.
[passagier sub 2],
3. [passagier sub 3],
wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff, mr. M.J.R. Hannink en M.A.P. Duinkerke (EUclaim B.V.)
tegen
De buitenlandse vennootschap Osakeythiö (Finland) Finnair OYj
gevestigd te Helsinki (Finland) en mede kantoorhoudende te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Finnair
gemachtigde mr. W.O. Russell

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 27 november 2017 een vordering tegen Finnair ingesteld. Finnair heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Finnair een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben online (cheaptickets.nl) een vervoersovereenkomst gesloten met Finnair op grond waarvan Finnair de passagiers diende te vervoeren van Kajaani Airport (Finland) met een overstap op Helsinki-Vantaa Airport (Finland) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 30 oktober 2016, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is uitgevoerd door Nordic Regional Airlines AB (hierna: Norra).
2.3.
De vlucht naar Helsinki-Vantaa Airport is geannuleerd. Finnair heeft de passagiers vervolgens omgeboekt waarna zij 15 uur en 35 minuten later zijn aangekomen op de eindbestemming.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van Finnair gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Finnair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Finnair bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 oktober 2016, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, dan wel € 217,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf maandag 16 januari 2017 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Finnair vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Finnair van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.

4.Het verweer

4.1.
Finnair betwist de vordering. Zij voert primair aan dat Finnair geen compensatie verschuldigd is nu de vertraagde vlucht niet door Finnair is uitgevoerd maar door Nordic Regional Airlines AB (hierna: Norra) als “operating carrier”. Subsidiair beroept Finnair zich op buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Zij stelt dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd door een (wilde) staking van personeel van Norra. De piloot van Norra die de onderhavige vlucht zou uitvoeren heeft zich ziekgemeld. De door de Finnish Pilots’Association (FAPA) georganiseerde acties hielden onder meer in dat zij haar leden heeft geïnstrueerd om niet in te vallen voor piloten die zich ziek hadden gemeld. Door de staking kon de reservepiloot dan ook niet worden ingezet. Finnair heeft hierop geen daadwerkelijke invloed kunnen uitoefenen.
4.2.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten dienen te worden afgewezen nu door de passagiers onvoldoende is gesteld dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in artikelen 237 – 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. Finnair heeft niet meer dan een enkele (herhaalde) sommatie ontvangen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De Verordening is van toepassing op het geschil.
5.2.
In de onderhavige situatie is sprake van een contracterende luchtvaartmaatschappij (Finnair) en een uitvoerende luchtvaartmaatschappij (Norra). De kantonrechter is van oordeel dat ten aanzien van de vlucht voldoende is gebleken dat Finnair de contracterende luchtvaartmaatschappij is geweest en onder haar naam de tickets heeft aangeboden aan de passagiers. Het is vervolgens de keuze van Finnair, en niet van de passagier geweest, om de betreffende vlucht te laten uitvoeren door Norra.
5.3.
Ingevolge artikel 3 lid 5 van de Verordening is de Verordening van toepassing op “
elke luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert en vervoer aanbiedt aan passagiers als bedoeld in de leden 1 en 2” (van voornoemd artikel). Finnair heeft als verweer aangevoerd dat Norra met betrekking tot de vertraagde vlucht van de passagiers de “operating carrier” is. De bij de Verordening gecreëerde verplichtingen rusten uitsluitend op de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, aldus Finnair, De kantonrechter deelt het standpunt van Finnair niet. Finnair lijkt met dit verweer voorbij te gaan aan het feit dat zij op basis van de gesloten vervoersovereenkomst kan worden aangesproken door de passagier. De vermelding van “
luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert” in artikel 3 lid 5 van de Verordening leidt niet tot de conclusie dat de keuze van een contracterende partij om de vlucht te laten uitvoeren door een andere maatschappij haar ontslaat van haar verplichtingen uit de vervoersovereenkomst, namelijk de verplichting tot deugdelijke nakoming daarvan jegens de passagier. Anders gezegd, artikel 3 lid 5 van de Verordening betreft geen beperking van de rechten van een passagier (om in geval van een vertraging van meer dan 3 uur de luchtvaartmaatschappij voor compensatie aan te spreken), maar het betreft een uitbreiding van de rechten van de passagier, in die zin dat naast Finnair ook Norra kan worden aangesproken tot betaling van de compensatie. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de passagiers Finnair als de contracterende luchtvaartmaatschappij kunnen aanspreken om hen te compenseren voor de vertraging van de vlucht.
5.4.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van 15 uur en 35 minuten zijn aangekomen op de eindbestemming Amsterdam Schiphol-Airport. Finnair is gelet hierop gehouden de passagiers hiervoor te compenseren, tenzij Finnair kan aantonen dat de vertraging is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen konen worden.
5.5.
Finnair beroept zich op buitengewone omstandigheden nu de vertraging is veroorzaakt door een (wilde) staking van het personeel van Norra. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval ook aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden - behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht - dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot annulering (of langdurige vertraging) van de vlucht leidden.
5.6.
Zoals in de considerans van de Verordening is bepaald, kan in geval van een staking sprake zijn van buitengewone omstandigheden. Dat leidt niet tot de conclusie dat iedere staking een buitengewone omstandigheid oplevert. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om aan te tonen dat deze omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden voldoen aan voor de luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. Het moet gaan om omstandigheden waarop de luchtvaartmaatschappij geen daadwerkelijk invloed kan uitoefenen.
5.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Finnair onvoldoende onderbouwd dat op 30 oktober 2016 sprake is geweest van een onverwachte wilde staking van de piloten in dienst bij Norra, waardoor de onderhavige vlucht vertraagd is uitgevoerd. De daartoe door Finnair overgelegde producties 2 en 3 bij conclusie van antwoord zijn daarvoor te algemeen en summier van inhoud. Weliswaar blijkt daaruit in algemene zin dat er in de maand november 2016 onderhandelingen over werktijden plaatsvonden tussen Norra en de Finse pilotenvakbond, en dat er daardoor vluchten geannuleerd moesten worden door strikte naleving door piloten van hun werktijden, maar ten aanzien van de gestelde staking op 30 oktober 2016 had het op de weg van Finnair gelegen hieromtrent meer aan te voeren. Uit productie 2 volgt daarnaast
“(…) One reason for the cancellations is the collective bargaining agreement between Norra and its pilot association FAPA. (…)”. Niet uitgesloten is dat de annulering in de onderhavige vlucht een andere oorzaak heeft gehad. Gelet op het voorgaande is dan ook niet komen vast te staan dat de vertraging van de onderhavige vlucht is veroorzaakt door een (wilde) staking die voor Finnair niet voorzienbaar was en ook niet dat Finnair daadwerkelijk geen invloed heeft kunnen uitoefenen om acties te voorkomen. Dit betekent dan ook dat de hoofdsom zal worden toegewezen.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Finnair heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het primair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende
tarief, zullen de primair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, nu de passagiers niet hebben gesteld op welke datum de buitengerechtelijke incassokosten zijn betaald.
5.10.
De proceskosten en de nakosten komen voor rekening van Finnair, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Finnair tot betaling aan de passagiers van € 1.381,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 30 oktober 2016 en over € 181,50 vanaf 27 november 2017 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) deze bedragen;
6.2.
veroordeelt Finnair tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 97,31;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 360,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt Finnair tot betaling van € 90,00 aan nasalaris, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter