In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen American Airlines wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met American Airlines voor een vlucht van Amsterdam naar Philadelphia en vervolgens naar Cancun op 7 november 2015. De eerste vlucht, AA799, had een vertraging van 1 uur en 21 minuten, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Cancun misten. Ze arriveerden uiteindelijk meer dan drie uur later dan gepland in Cancun en vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. American Airlines betwistte de vordering en voerde aan dat er sprake was van buitengewone omstandigheden, namelijk sterke tegenwind veroorzaakt door een storm, waardoor de gezagvoerder besloot een tussenlanding te maken in Albany, New York.
De kantonrechter oordeelde dat American Airlines voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de gezagvoerder bevoegd was om maatregelen te nemen ter waarborging van de vliegveiligheid en dat de beslissing om uit te wijken naar Albany niet onredelijk was. De passagiers konden niet aantonen dat de weersomstandigheden niet als buitengewoon konden worden aangemerkt. Daarom werd de vordering van de passagiers afgewezen en werden zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van de bevoegdheid van de gezagvoerder in situaties van onvoorziene omstandigheden en de bescherming van de veiligheid van passagiers boven punctualiteit.