Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
- de dagvaarding van 2 juli 2018 met producties E.1 – E.8;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens vermeerdering van eis d.d. 26 november 2018 met producties E.9 – E.18;
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
2.De feiten
“(…) Hierbij delen wij u mede dat wij de beheersovereenkomst van het door u gehuurde perceel m.i.v. 1 februari 2006 hebben beëindigd.Wij hebben van de eigenaar van het pand niet vernomen wie het beheer zal voortzetten en weten om die reden ook niet aan wie u thans de huur dient te voldoen. Wij gaan er van uit dat de eigenaar u hierover op korte termijn zal informeren. (….)”.
“(…) Zoals u weet hebben wij het beheer per 1 februari 2006 opgezegd. In de tussentijd zijn wij benaderd door een advocatenkantoor uit Duitsland, waarbij duidelijk werd dat de eigenaar van het complex is overleden. Dit advocatenkantoor is verantwoordelijk voor de afwikkeling en treedt namens de eventuele erven op.Wij hebben verder uitgelegd dat wij gezien de nieuwe omstandigheden bereid zijn om het beheer weer op te pakken. Hiervoor is inmiddels toestemming verleend. Derhalve zullen wij vanaf heden het beheer weer gaan voeren.Aangezien er tussen februari 2006 en heden geen beheer gevoerd is en er wellicht ook geen huurbetalingen door u zijn gedaan hebben wij voor uw duidelijkheid een overzicht tot en met mei 2006 ingesloten (…) en verzoeken u vriendelijk het saldo over te maken naar één van onderstaande rekeningnummers. De periodieke huurincasso zullen wij m.i.v. de maand juni 2006 hervatten. (…)”.
“(…) Het heeft de huurders dan ook bijzonder verbaasd dat u weer als verhuurder denkt te gaan optreden, zonder enige vorm van overleg.Hierbij vraag ik u, namens de huurders, mij een geldig contract c.q. overeenkomst te doen toekomen waaruit blijkt dat u gerechtigd bent opnieuw op te treden als verhuurder van het pand. (…)Namens de huurders verneem ik graag van u hoe u denkt dat het achterstallige onderhoud van het pand ongedaan te maken. (…)De huurders maken bezwaar tegen het feit dat de buiten functie gestelde betalingsmachtigingen door u, zonder akkoord van de huurders, weer zal worden gebruikt voor het incasseren van de huur.Zij geven u geen toestemming op welke wijze dan ook geld van hun rekeningen af te doen schrijven. (…)”.
“(…) Ik adviseer u zolang er nog geen afdoend antwoord is gekomen van de firma [beheerder] ook nog geen huur aan deze firma over te maken. (…) Mocht u later om welke juridische reden wel verplicht zijn betalingen aan [beheerder] te doen, dan kan dat altijd nog gebeuren. (…)”.
De vennootschap heeft gehuurd van stichting [oorspronkelijke eigenaar] en huur betaald aan deze stichting.
“
Dear [penningmeester] ,Please transfer the existing amount of the foundation concerning the [oorspronkelijke eigenaar] -property tot the following bank connection in Germany:Commerzbank AGBetreft: “Na [oorspronkelijke eigenaar] ” (…)”.
Deze mail is op 24 maart 2008 door WKN consult doorgestuurd aan ‘ [roepnaam] ’.
“(…) Bij brief van 12 juni 2003 is de eigenaar gewezen op de slechte staat van het pand. In juli 2006 heeft een inspectie plaatsgevonden (…) Vervolgens is aan een betonbeschermingsbureau de opdracht gegeven om de betonconstructie van het complex veilig te stellen. Op 1 augustus 2007 is daarvoor een voornemen tot toepassing bestuursdwang verzonden. Deze werkzaamheden zijn vervolgens uitgevoerd waarmee het directe gevaar voor de omgeving is weggenomen. Als u toen al bewoners was van het complex bent u daarover bij brief van 2 november 2007 geïnformeerd..(…)In dit geval is de eigenaar overleden en inmiddels staat vast wie beschikkingsbevoegd is over de nalatenschap (waaronder dit pand). Wij hebben de eigenaar inmiddels aangeschreven (…) Ook hebben wij op 27 september 2011 een inspectie uitgevoerd. (…) Daarom adviseren wij u met klem de balkons niet te betreden. (…)”.
Verder is in de leveringsakte bepaald dat indien in de akte niet uitdrukkelijk is afgeweken, de bepalingen zoals vermeld in het koopcontract van toepassing zijn. De akte is op 2 januari 2018 om 9:00 uur ingeschreven in de openbare registers.
“
Op 1 mei 2018 hebben wij uw ruimtelijk initiatief (…) ontvangen. Op 24 september 2018 heeft u dit initiatief in een overleg mondeling toegelicht. Het door u ingediende initiatief ziet toe op sloop van het bestaande pand en realisatie van een pand van 5 bouwlagen met appartementen, hotelkamers, bedrijfsruimten en bijbehorende parkeergarage..Uw initiatief past niet binnen het bestaande bestemmingsplan [plaats A] -West, zowel de beoogde bouwmassa als de beoogde functies zijn niet passend. Daarnaast is een herontwikkeling naar hotel en/of bedrijfsruimten op deze locatie op basis van de gemeentelijke Detailhandelsvisie niet wenselijk. Dergelijke functies dienen te worden geconcentreerd op locaties die meer kansrijk zijn dan de [b-straat] . Gezien de bouwkundige staat van het huidige pand vinden we het echter wel wenselijk dat op de locatie herontwikkeling plaatsvindt. Indien u bereid bent om uw initiatief voor herontwikkeling te beperken tot de functie wonen zijn wij bereid om de haalbaarheid hiervan met u te onderzoeken.(…)Een mogelijke herontwikkeling van de locatie begint met het opstellen van een zogenaamd startdocument.(…)Deze startdocumentfase heeft een doorlooptijd van circa 6 tot 9 maanden. Hierna volgen zoals gebruikelijk nog de fasen van voorontwerp bestemmingsplan, het ontwerp bestemmingsplan en de omgevingsvergunning. (…)”.
“(…) Wij zouden graag doorgaan met de herontwikkeling van deze lokatie aan de [b-straat] op de door de gemeente voorgestelde weg.Met het voornemens om het bouwvolume te vergroten, omdat dit de haalbaarheid vergroot en beter aansluit op de omliggende bebouwing. (…) en het mogelijk mengen met andere gebruiksfuncties op debegane grond. (…)”.
3.De vordering
de tussen [eiser] en [gedaagde] vigerende huurovereenkomst met betrekking de woning staande en gelegen aan de [a-straat] [huisnummer 1] te ( [postcode] ) [plaats A] tegen de vroegst mogelijke datum, althans op een door Uw rechtbank in goede justitie vast te stellen datum en tijdstip, te ontbinden;
4.Het verweer
Na de ontvangst van de brief van 15 januari 2018 heeft [gedaagde] via haar gemachtigde contact opgenomen met [eiser] en zijn partijen in overleg getreden. Door de twijfel bij [gedaagde] over de rechtmatigheid van de eigendomsverkrijging door [eiser] en de eerdere slechte ervaringen met huur betalingen via de Stichting [oorspronkelijke eigenaar] is zij niet tot huurbetaling overgegaan. [gedaagde] verzoekt om een terme de grâce om als nog aan haar betalingsverplichting te kunnen voldoen.
5.De tegenvordering en het verweer
Gezien de specifieke omstandigheden van onderhavige casus is het verbinden van een dwangsom aan de vordering ongepast nu de huurinkomsten nagenoeg nihil bedragen. Subsidiair acht [eiser] een forse matiging op zijn plaats.
Verder dient de vordering in reconventie niet uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard gelet op aard van de vordering, te weten de uitvoering van tijdelijke herstelmaatregelen tot aan renovatie en/of sloop van het gebouw.
6.De beoordeling
Het uitvoeren van onderhoud kan en zal immers ook gericht zijn op werkzaamheden ter voorkoming van (toekomstige) gebreken. Dergelijk onderhoud kan in elk geval niet als het herstel van gebreken worden aangemerkt. [gedaagde] had zowel in haar aanmaningen aan [eiser] als in de dagvaarding specifiek moeten omschrijven van welke gebreken zijn reparatie verlangde. Nu zij dat heeft nagelaten, dient de vordering te worden afgewezen.