Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
- de dagvaarding van 2 juli 2018 met producties E.1 – E.8;
- de brief van eiser van 28 november 2018 met productie E.20;
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
2.De feiten
“(…) Hierbij delen wij u mede dat wij de beheersovereenkomst van het door u gehuurde perceel m.i.v. 1 februari 2006 hebben beëindigd.Wij hebben van de eigenaar van het pand niet vernomen wie het beheer zal voortzetten en weten om die reden ook niet aan wie u thans de huur dient te voldoen. Wij gaan er van uit dat de eigenaar u hierover op korte termijn zal informeren. (….)”.
“(…) Het heeft de huurders dan ook bijzonder verbaasd dat u weer als verhuurder denkt te gaan optreden, zonder enige vorm van overleg.Hierbij vraag ik u, namens de huurders, mij een geldig contract c.q. overeenkomst te doen toekomen waaruit blijkt dat u gerechtigd bent opnieuw op te treden als verhuurder van het pand. (…)Namens de huurders verneem ik graag van u hoe u denkt dat het achterstallige onderhoud van het pand ongedaan te maken. (…)De huurders maken bezwaar tegen het feit dat de buiten functie gestelde betalingsmachtigingen door u, zonder akkoord van de huurders, weer zal worden gebruikt voor het incasseren van de huur.Zij geven u geen toestemming op welke wijze dan ook geld van hun rekeningen af te doen schrijven. (…)”.
“(…) Ik adviseer u zolang er nog geen afdoend antwoord is gekomen van de firma [beheerder] ook nog geen huur aan deze firma over te maken. (…)Mocht u later om welke juridische reden wel verplicht zijn betalingen aan [beheerder] te doen, dan kan dat altijd nog gebeuren. (…)”.
“(…) Vanaf 1 april 2006 is [gedaagde] ( [gedaagde] ) bij ons in dienst getreden als zelfstandig werkend kok. Samen met mijn vrouw [huurder 2] ( [huurder 2] ) huurde ik het bovengenoemde perceel van [beheerder] . Daar [gedaagde] woonruimte in de directe omgeving van z’n nieuwe betrekking zocht en wij voornemens waren om in het strandpaviljoen te gaan wonen, hebben we de huur per juli 2006 overgedragen aan [gedaagde] .In die periode heerste er veel onduidelijkheid omtrent het gehele pand en de eigendomssituatie. [beheerder] heeft het beheer over het pand opgezegd (…), om deze na een korte periode weer naar zich toe te trekken. Door de bewoners en winkeliers is de “Stichting Beheer Huurpanden [oorspronkelijke eigenaar] [a-straat] [b-straat] [plaats A] ” opgericht om de belangen te behartigen.Mij is destijds gevraagd om bestuurder van deze stichting te worden. Ik heb daar uiteindelijk na een zeer korte periode voor bedankt, daar ik te druk met het opbouwen van mijn zaak was en wij de huur officieel bij dezelfde stichting opgezegd hadden. Tegelijk met deze opzegging hebben wij [gedaagde] naar voren geschoven als nieuwe huurder. (…)De huurpenningen die [gedaagde] ons heeft voldaan, zijn naar de stichting overgemaakt. Voorzitter Klaas [adviseur] is akkoord gegaan met het overgaan van ons huurcontract naar [gedaagde] . (…)”.
op 5 januari 2007 met de omschrijving ‘huur [a-straat] [nummer] ’ een bedrag van steeds
€ 540,73 aan de stichting [oorspronkelijke eigenaar] overgemaakt.
De vennootschap heeft gehuurd van stichting [oorspronkelijke eigenaar] en huur betaald aan deze stichting.
“
Dear [penningmeester] ,Please transfer the existing amount of the foundation concerning the [oorspronkelijke eigenaar] -property tot the following bank connection in Germany:Commerzbank AGBetreft: “Na [oorspronkelijke eigenaar] ” (…)”.
Deze mail is op 24 maart 2008 door WKN consult doorgestuurd aan ‘ [roepnaam] ’.
“(…) Bij brief van 12 juni 2003 is de eigenaar gewezen op de slechte staat van het pand. In juli 2006 heeft een inspectie plaatsgevonden (…) Vervolgens is aan een betonbeschermingsbureau de opdracht gegeven om de betonconstructie van het complex veilig te stellen. Op 1 augustus 2007 is daarvoor een voornemen tot toepassing bestuursdwang verzonden. Deze werkzaamheden zijn vervolgens uitgevoerd waarmee het directe gevaar voor de omgeving is weggenomen. Als u toen al bewoners was van het complex bent u daarover bij brief van 2 november 2007 geïnformeerd..(…)In dit geval is de eigenaar overleden en inmiddels staat vast wie beschikkingsbevoegd is over de nalatenschap (waaronder dit pand). Wij hebben de eigenaar inmiddels aangeschreven (…) Ook hebben wij op 27 september 2011 een inspectie uitgevoerd. (…) Daarom adviseren wij u met klem de balkons niet te betreden. (…)”.
25 april 2018 bericht dat [gedaagde] een ontruimingstermijn wordt toegestaan tot 31 oktober 2018.
“
Op 1 mei 2018 hebben wij uw ruimtelijk initiatief (…) ontvangen. Op 24 september 2018 heeft u dit initiatief in een overleg mondeling toegelicht. Het door u ingediende initiatief ziet toe op sloop van het bestaande pand en realisatie van een pand van 5 bouwlagen met appartementen, hotelkamers, bedrijfsruimten en bijbehorende parkeergarage..Uw initiatief past niet binnen het bestaande bestemmingsplan [plaats A] -West, zowel de beoogde bouwmassa als de beoogde functies zijn niet passend. Daarnaast is een herontwikkeling naar hotel en/of bedrijfsruimten op deze locatie op basis van de gemeentelijke Detailhandelsvisie niet wenselijk. Dergelijke functies dienen te worden geconcentreerd op locaties die meer kansrijk zijn dan de [b-straat] . Gezien de bouwkundige staat van het huidige pand vinden we het echter wel wenselijk dat op de locatie herontwikkeling plaatsvindt. Indien u bereid bent om uw initiatief voor herontwikkeling te beperken tot de functie wonen zijn wij bereid om de haalbaarheid hiervan met u te onderzoeken.(…)Een mogelijke herontwikkeling van de locatie begint met het opstellen van een zogenaamd startdocument.(…)Deze startdocumentfase heeft een doorlooptijd van circa 6 tot 9 maanden. Hierna volgen zoals gebruikelijk nog de fasen van voorontwerp bestemmingsplan, het ontwerp bestemmingsplan en de omgevingsvergunning. (…)”.
“(…) Wij zouden graag doorgaan met de herontwikkeling van deze lokatie aan de [b-straat] op de door de gemeente voorgestelde weg. Met het voornemens om het bouwvolume te vergroten, omdat dit de haalbaarheid vergroot en beter aansluit op de omliggende bebouwing. (…) en het mogelijk mengen met andere gebruiksfuncties op de begane grond. (…)”.
3.De vordering
Primair:
“ [gedaagde] te veroordelen, binnen drie dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, de woning staande en gelegen aan de [a-straat] [nummer] te ( [postcode] ) [plaats A] , alsmede bij [naam](de rechtbank leest: [gedaagde] )
in gebruik zijnde onroerende aanhorigheden, w.o. doch niet uitsluitend aan de [b-straat] / [a-straat] gelegen garageboxen, met al de zijnen en het zijne en al degenen die van zijnentwege de woning gebruiken, algeheel en uiterlijk per 1 oktober 2018, althans uiterlijk per een in goede justitie te bepalen datum, te ontruimen onder afgifte van alle sleutels aan [eiser] en ontruimd te houden, zulks op straffe van verbeurte van een jegens [eiser] direct opeisbare dwangsom van € 250,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] niet of niet geheel aan deze veroordeling zal voldoen;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 131,- zonder betekening, dan wel € 199,- in het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en — voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen die termijn plaatsvindt — te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten te rekenen vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.”
4.Het verweer en de tegenvordering
5.De tegenvordering
Gezien de specifieke omstandigheden van onderhavige casus is het verbinden van een dwangsom aan de vordering ongepast nu de huurinkomsten nagenoeg nihil bedragen. Subsidiair acht [eiser] een forse matiging op zijn plaats.
Verder dient de vordering in reconventie niet uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard gelet op aard van de vordering, te weten de uitvoering van tijdelijke herstelmaatregelen tot aan renovatie en/of sloop van het gebouw.
6.De beoordeling
Dat Plaggemaars vanwege ervaringen in het verleden met [adviesbureau] en Stichting [oorspronkelijke eigenaar] huiverig was om huur te betalen, kan hij [eiser] niet tegenwerpen. Hij had door inzage in de openbare registers eenvoudig kunnen vaststellen of [eiser] stelling dat hij de eigenaar was geworden van het gehuurde, juist was. Vastgesteld kan worden dat [gedaagde] tot op heden geen huur heeft betaald aan [eiser] .
De daarop gerichte vorderingen kunnen echter niet worden toegewezen nu [eiser] , hoewel hij over twee bankafschriften betreffende de laatstelijk door [gedaagde] betaalde huur beschikt, niet nader heeft gespecificeerd wat volgens hem de maandelijkse huur is en hoe groot de ontstane achterstand is. Dat betekent dat de vorderingen onder F, G en H te onbepaald zijn om toegewezen te worden.