ECLI:NL:RBNHO:2019:3223
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen beëindiging van Ziektewet-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn Ziektewet-uitkering, welke per 20 juli 2018 zou ingaan. Het bezwaar werd echter niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Eiser stelde dat hij een goede reden had voor de termijnoverschrijding, omdat hij eerst het deskundige oordeel van zijn behandelende artsen wilde afwachten voordat hij zijn bezwaar indiende.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de reden van eiser begrijpelijk was, dit niet voldoende was om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De rechtbank wees erop dat het primaire besluit een rechtsmiddelenverwijzing bevatte, waardoor eiser op de hoogte had moeten zijn van de wettelijke bezwaartermijn van zes weken. De rechtbank concludeerde dat eiser zijn bezwaarschrift tijdig had kunnen indienen en later had kunnen aanvullen met de benodigde medische verklaringen. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier D.M.M. Luijckx, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.