ECLI:NL:RBNHO:2019:3223

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
16 april 2019
Zaaknummer
HAA 18 _ 4314
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen beëindiging van Ziektewet-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn Ziektewet-uitkering, welke per 20 juli 2018 zou ingaan. Het bezwaar werd echter niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Eiser stelde dat hij een goede reden had voor de termijnoverschrijding, omdat hij eerst het deskundige oordeel van zijn behandelende artsen wilde afwachten voordat hij zijn bezwaar indiende.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de reden van eiser begrijpelijk was, dit niet voldoende was om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De rechtbank wees erop dat het primaire besluit een rechtsmiddelenverwijzing bevatte, waardoor eiser op de hoogte had moeten zijn van de wettelijke bezwaartermijn van zes weken. De rechtbank concludeerde dat eiser zijn bezwaarschrift tijdig had kunnen indienen en later had kunnen aanvullen met de benodigde medische verklaringen. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd gedaan door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier D.M.M. Luijckx, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/4314
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. L.C. Husmann).

Procesverloop

Bij besluit van 20 juni 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser meegedeeld dat zijn Ziektewet-uitkering per 20 juli 2018 wordt beëindigd.
Hiertegen heeft eiser op 15 augustus 2018 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 11 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2019. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft – kort samengevat – naar voren gebracht dat het klopt dat het bezwaar te laat is ingediend maar dat hij daarvoor een goede reden had. Eiser wist namelijk niet waar zijn pijnklachten vandaan kwamen en wilde daarom eerst het deskundige oordeel van zijn behandelende artsen horen, zodat hij wist wat hij in bezwaar naar voren moest brengen.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat dit geen reden is om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
De rechtbank constateert dat tussen partijen niet in geschil is dat het bezwaar niet binnen de wettelijke bezwaartermijn is ingediend. De vraag die dan vervolgens aan de orde is, is of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend.
Het primaire besluit bevat namelijk een rechtsmiddelenverwijzing. Eiser had daarom kunnen weten dat hij binnen 6 weken bezwaar moest indienen bij verweerder. Dit heeft eiser ook niet betwist. Dat eiser graag een deskundigenoordeel aan zijn bezwaarschrift ten grondslag wilde leggen is weliswaar begrijpelijk, maar betreft toch een omstandigheid die voor rekening en risico van eiser dient te blijven. Eiser had zijn bezwaarschrift namelijk tijdig kunnen indienen en dan later kunnen aanvullen met de gewenste medische verklaringen. Niet is gebleken dat dit niet mogelijk was geweest. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiser dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van D.M.M. Luijckx, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 april 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.