ECLI:NL:RBNHO:2019:3319

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
15/256187-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel wegens overtreding contactverbod

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vrijheidsbeperkende maatregel die aan de veroordeelde is opgelegd door de politierechter in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. De maatregel, die op 1 april 2019 is opgelegd, houdt in dat de veroordeelde geen contact mag opnemen met het slachtoffer, zoals vastgelegd in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De politierechter heeft de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard en vervangende hechtenis opgelegd voor het geval de maatregel niet wordt nageleefd.

Op 11 april 2019 is de veroordeelde aangehouden omdat er ernstige redenen waren om te vermoeden dat hij de maatregel niet naleefde. De officier van justitie heeft vervolgens een vordering tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis ingediend, die door de rechter-commissaris op 12 april 2019 is toegewezen. De veroordeelde heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, dat op 17 april 2019 door de politierechter is behandeld.

Tijdens de zitting heeft de veroordeelde verklaard dat het initiatief tot contact van het slachtoffer uitging en dat de maatregel zijn werk- en leertraject in gevaar zou brengen. De officier van justitie heeft echter betoogd dat het slachtoffer geen contact met de veroordeelde wenst en dat de maatregel moet worden gehandhaafd. De politierechter heeft geoordeeld dat de rechter-commissaris terecht de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis heeft bevolen, gezien de herhaalde overtredingen van de maatregel door de veroordeelde. Het hoger beroep is afgewezen, en de politierechter heeft benadrukt dat rechterlijke uitspraken nageleefd moeten worden.

De beslissing van de politierechter is gegeven in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op 17 april 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Politierechter
Team Straf, locatie Alkmaar
Parketnummer : 15/256187-18
RC-nummer : 18/001123
Datum uitspraak : 17 april 2019
Beslissingop het hoger beroep ex artikel 38x, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van de veroordeelde:
[veroordeelde]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats]
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in de [Penitentiaire Inrichting]

1.Procedure

Bij op tegenspraak gewezen vonnis van de politierechter in deze rechtbank, locatie Alkmaar, van 1 april 2019 is aan veroordeelde een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr opgelegd.
Deze maatregel houdt in dat veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer), geboren op [geboortedatum 2] te [Geboorteplaats] ; een contactverbod (artikel 38v lid 2 onder b Sr).
Daarbij heeft de politierechter – overeenkomstig het bepaalde in artikel 38w Sr – bevolen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan deze maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis is door de politierechter bepaald op ten hoogste 5 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Op grond van artikel 38v, vierde lid, Sr heeft de politierechter de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard. Bovendien is het vonnis thans onherroepelijk.
Op 11 april 2019 is veroordeelde op grond van artikel 38x, eerste lid, Sr aangehouden omdat ernstige redenen zouden bestaan voor het vermoeden dat veroordeelde de maatregel niet naleeft of heeft nageleefd.
Op 12 april 2019 heeft de officier van justitie bij de rechter-commissaris een vordering tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis ingediend.
De rechter-commissaris heeft deze vordering op diezelfde dag behandeld en veroordeelde, in het bijzijn van zijn raadsman, gehoord. Bij beslissing van 12 april 2019 heeft de rechter-commissaris de vordering toegewezen en de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen, namelijk voor de duur van 30 dagen.
Op 15 april 2019 heeft veroordeelde tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij de rechter die de maatregel heeft opgelegd.
De politierechter heeft dit hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van 17 april 2019. Veroordeelde is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.C.C. Engels, waarnemend voor mr. R.J. Wortelboer.
2.
Standpunt van veroordeelde
Veroordeelde heeft verklaard dat het initiatief tot het contact ook van het slachtoffer zelf uit ging en dat de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis zijn werk- en leertraject (opleiding) mogelijk in gevaar zal brengen. Namens veroordeelde is aanvullend aangevoerd dat – hoewel de beslissing van de rechter-commissaris te billijken is – veroordeelde erg jong is en hij zich inmiddels realiseert wat de consequenties zijn als hij het contactverbod niet naleeft.

3.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het hoger beroep moet worden afgewezen. Daarbij heeft de officier van justitie gewezen op een aanvullend proces-verbaal van 16 april 2019, waaruit duidelijk blijkt dat het slachtoffer geen contact wil met veroordeelde en ook niet het initiatief daartoe heeft genomen.

4.Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld, namelijk binnen 14 dagen na de beslissing van de rechter-commissaris. Veroordeelde kan daarom in het hoger beroep worden ontvangen.
De politierechter is van oordeel dat de rechter-commissaris een juiste beslissing heeft genomen. In hetgeen door en namens veroordeelde is aangevoerd, ziet de politierechter geen reden om tot een andere beslissing te komen.
Daarbij betrekt de politierechter dat het veroordeelde meermalen op niet mis te verstane wijze duidelijk is gemaakt dat hij op geen enkele wijze contact mag hebben met het slachtoffer, laatstelijk door de politierechter op 1 april 2019.
Voorts blijkt uit de stukken en de eigen verklaring van veroordeelde ten overstaan van de rechter-commissaris dat veroordeelde na de uitspraak van de politierechter op 1 april 2019, ook al op diezelfde dag, meermalen contact met het slachtoffer heeft gezocht en aldus de vrijheids-beperkende maatregel, bestaande uit het contactverbod, structureel niet heeft nageleefd. Naar het oordeel van de politierechter dient hier een duidelijke consequentie aan te worden verbonden. Rechterlijke uitspraken dienen te worden nageleefd en het moet veroordeelde kennelijk op een andere manier duidelijk worden gemaakt dat hij geen contact met het slachtoffer dient op te nemen.
Het hoger beroep zal daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van de motivering van de rechter-commissaris overweegt de politierechter nog wel het volgende. De rechter-commissaris heeft in haar beslissing geconcludeerd dat
‘er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat de veroordeelde de opgelegde maatregel meerdere keren niet heeft nageleefd’. Met die overweging heeft de rechter-commissaris kennelijk het criterium van artikel 38x, eerste lid, Sr voor ogen gehad. Dat criterium geldt echter voor de bevoegdheid van de (hulp)officier van justitie om de aanhouding van de veroordeelde te bevelen. Het criterium voor de rechter-commissaris dient te zijn of genoegzaam is komen te staan dat
‘veroordeelde niet aan de maatregel heeft voldaan’(artikel 38w Sr) dat wil zeggen de maatregel niet heeft nageleefd. Als de rechter-commissaris de (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis beveelt, gaat het (anders dan bij artikel 14fa Sr (V-TUL)) ook niet om een voorlopige tenuitvoerlegging.
Verder merkt de politierechter – ten behoeve van de executie – op dat ingevolge artikel 38x, vijfde lid, Sr de vrijheidsbeneming die veroordeelde (kort gezegd) heeft ondergaan voorafgaand aan de beslissing van de rechter-commissaris, geheel in mindering wordt gebracht op de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis.
Tot slot overweegt de politierechter dat ingevolge artikel 38w, vierde lid, Sr de toepassing van de vervangende hechtenis (kort gezegd) het contactverbod niet opheft. Dat contactverbod is dus nog steeds van kracht. Bovendien gaat het in deze zaak slechts om een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. Bij een volgende overtreding van het contactverbod kan dus opnieuw tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis worden bevolen.

5.Beslissing

De politierechter
wijsthet hoger beroep
af.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. S. Jongeling, politierechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. de Graag,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2019.