Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 14 maart 2019, met 13 producties
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met 6 producties
- de mondelinge behandeling van 4 april 2019
- de pleitnota van Wagemaker c.s.
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.Uitgangspunten
een bedrag van € 22.687,50 (…), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag met ingang van 7 februari 2011 tot de dag van volledige betaling”. Verder heeft de rechtbank Wagemaker c.s. veroordeeld om een bedrag van € 3.717,22 ter zake van de kosten van de deskundige aan [gedaagde] te voldoen.
het bedrag van € 48.661,22 exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente met ingang van 7 februari 2011 tot de dag der volledige voldoening, alsmede het bedrag van€ 7.434,85”. Van dit arrest is niet in cassatie gekomen.
€ 3.717,63 als aanvullend deel van de kosten van de deskundige.
3.Het geschil in conventie en in reconventie
€ 13.800,- waarvan [gedaagde] vindt dat dat nog betaald moet worden. De berekening van Wagemaker c.s. waarbij geen rente over de BTW wordt berekend en rekening wordt gehouden met de tussentijdse betaling (productie 8 bij de dagvaarding) was en is echter juist en dus heeft Wagemaker c.s. begin december 2018 voldaan wat er uit hoofde van het arrest van 13 november 2018 voldaan moest worden. Dat [gedaagde] toch blijft dreigen met executie is onterecht, aldus Wagemaker c.s..
- primair - Wagemaker c.s. zal veroordelen tot betaling van het bedrag van € 13.883,46 althans - subsidiair - tot betaling van een bedrag van € 5.465,70 op grond van het arrest van 13 november 2018, alsmede tot betaling van het bedrag van € 5.470,71 wegens kosten van juridische bijstand.
€ 101.690,91 aan [gedaagde] betaald zodat een bedrag van € 13.800,14 (te vermeerderen met explootkosten) resteert. Zakelijk is het normaal dat kosten exclusief BTW worden vermeld. In de overeenkomst tussen Wagemaker en [gedaagde] staan de bedragen ook exclusief BTW vermeld. Er moet bij een handelstransactie echter wel omzetbelasting afgedragen worden. Daarom wordt in de zakelijke wereld altijd inclusief BTW gerekend. [gedaagde] heeft weliswaar de BTW achteraf afgedragen (op basis van het vonnis van 19 oktober 2016 en het arrest van 13 november 2018), maar Wagemaker c.s. was de rente al wel eerder verschuldigd. Volgens artikel 6:119a BW wordt de handelsrente berekend over de geldsom die in de handelsovereenkomst is overeengekomen. Zelfs indien de wettelijke handelsrente wordt berekend over de hoofdsom exclusief BTW, dan resteert nog een te betalen bedrag van € 5.465,70. Wagemaker c.s. blijft halsstarrig volhouden dat geen rente over de BTW berekend mag worden, met als gevolg het onderhavige kort geding. Hierdoor wordt [gedaagde] op onevenredige kosten gejaagd, daarom vraagt hij een veroordeling voor de volledige kosten van juridische bijstand na het arrest van 13 november 2018.
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
297,00