3.1.General
On the occasion of a visit by Taiwanese Customs to OLAF between 24 and 27.11.2014 an excel file (including imports and exports) was handed over to OLAF that covers transshipment data (linked import-export records for the Free Trade Zone) (
Annex 3).
(…) Annex 3 is a detailed overview of the consignments imported from the PR China and the corresponding re-exports. The following details are mentioned in the original Taiwanese data:
Date of export declaration
Export declaration number
Customs regime
Country of destination
Taiwanese exporter
Buyer (destination)
HS code
Commodity description
Quantity, unit and weight
FOB Value
Export container number
Reference of import declaration (is obligatory in the export declaration and via this number the export is linked to the import)
Reference of import item
Date of import declaration
Taiwanese import declaration number
Customs regime
Country of origin
Chinese seller
Item
HS code
Commodity description
Quantity, unit and weight
Import container number
(…)”
4. Het visit report dat is opgemaakt naar aanleiding van het bezoek aan [B BEDRIJF] op 18 november 2014 bevat onder meer het volgende:
“(…)
Mr [D] (rechtbank: vice-president [B BEDRIJF] ) and Mr [E] (rechtbank: assistent vice-president [B BEDRIJF] ) informed the mission team that [B BEDRIJF] is a manufacturer of solar modules but not produces solar cells itself. The company exists since 2002. The modules are assembled at their own production facility and are of the types 250, 255, 300 en 310. The solars cells are purchased in Taiwan and Korea from various solar cells producers (…). The glass used at the production of the solar modules comes from China. The EVA is purchased in China and Japan. The EVA is purchased in China and Japan. The junction boxes are also purchased in China. (…)”
5. Annex 3 bij het missierapport van de OLAF houdt onder meer in dat op 21 mei 2014 in de Free Trade Zone te Taiwan (hierna: FTZ) een uitvoeraangifte (F5) is gedaan voor de uitvoer naar Nederland van 3.640 stuks 250W Poly-solar modules SM706100G met een nettogewicht van 69.888 kg. De Taiwanese exporteur is [B BEDRIJF] en de koper is eiseres. De vijf hiervoor onder 1.1 genoemde containernummers zijn daarbij vermeld als exportcontainernummers. Deze uitvoeraangifte is gekoppeld aan de op 19 mei 2014 gedane invoeraangifte (F1) voor de invoer in de FTZ van 3.640 stuks 250W Poly-solar modules met een nettogewicht van 69.888 kg. Het in deze invoeraangifte aangegeven land van oorsprong is CN en de Chinese verkoper is [C BEDRIJF] CO. Ltd. en de Taiwanese importeur is [D BEDRIJF] CO. Ltd.
6. Annex 3 bij het missierapport van de OLAF houdt onder meer in dat op 14 en 15 januari 2014 in de FTZ drie exportaangiften (F5) zijn gedaan voor de uitvoer naar Nederland van respectievelijk 3.500, 3.500 en 4200 stuks 250W Poly-solar modules met een nettogewicht van respectievelijk 67.200 kg, 67.200 kg en 80.640 kg. De Taiwanese exporteur is telkens [B BEDRIJF] en de koper is telkens eiseres. De zestien hiervoor onder 2.1 genoemde containernummers zijn daarbij vermeld als exportcontainernummers. Deze uitvoeraangiften zijn gekoppeld aan twee op 13 januari 2014 gedane invoeraangiften (F1) voor de invoer in de FTZ van respectievelijk 7.000 en 4.200 250W Poly-solar modules met een nettogewicht van respectievelijk 134.400 kg en 80.640 kg. Het in die invoeraangiften aangegeven land van oorsprong is telkens CN en de Chinese verkoper is [E BEDRIJF] CO. Ltd. en de Taiwanese importeur is [D BEDRIJF] CO. Ltd.
7. Verweerder heeft op 27 maart 2015 schriftelijk zijn voornemen om een utb uit te reiken aan eiseres kenbaar gemaakt. Verweerder heeft hierin verwezen naar de bevindingen van een fysieke controle en de gegevens uit de van OLAF ontvangen spreadsheet (Annex 3) vermeld, zij het dat als data van import- en de exportaangifte in Taiwan 19 en 21 mei 2015 in plaats van 2014 worden genoemd. Bij brief van 30 maart 2015 heeft mr. [F] , de advocaat van eiseres, gereageerd op het voornemen en verzocht om inzage in het dossier. Op 11 mei 2015 heeft verweerder aan mr. [G] , de opvolgend advocaat van eiseres, annex 3 bij het OLAF-rapport verstrekt. Op 8 juni 2015 heeft verweerder een geanonimiseerde versie van het OLAF-rapport aan mr. [G] verzonden. Vervolgens heeft verweerder met dagtekening 6 juli 2015 de utb uitgereikt.
8. Verweerder heeft op 19 februari 2015 schriftelijk zijn voornemen om een utb uit te reiken aan eiseres kenbaar gemaakt. Verweerder heeft hierin verwezen naar de bevindingen van een fysieke controle en de gegevens uit de van OLAF ontvangen spreadsheet (annex 3) vermeld. Namens eiseres heeft [H] , Attorney and Senior House Counsel, Legal Department, op 6 maart 2015 per mail gereageerd op het voornemen. Op 11 mei 2015 heeft verweerder aan mr. [G] , de advocaat van eiseres, annex 3 bij het OLAF-rapport verstrekt. Met dagtekening 28 mei 2015 is de utb uitgereikt. De utb is op 15 juni 2015 betaald door [A BEDRIJF] via afboeking op het maandkrediet.
Geschil9. In geschil is of de utb’s terecht zijn opgelegd. Meer in bijzonder is in geschil of het beginsel van eerbieding van de rechten van de verdediging (hierna: verdedigingsbeginsel) is geschonden en of de oorsprong van de zonnepanelen China en niet Taiwan is.
10. Voor de standpunten van partijen en de onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
11. Op 6 december 2013 is in werking getreden Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1238/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China. Het definitief antidumpingrecht is onder meer ingesteld op goederen die worden ingedeeld onder Taric-code 8541 40 90 29.
12. Op 6 december 2013 is in werking getreden Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1239/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot instelling van een definitief compenserend recht op de invoer van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China. Het definitief compenserend recht is onder meer ingesteld op goederen die worden ingedeeld onder Taric-code 8541 40 90 29.
Beoordeling van het geschil
13. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) volgt dat de verplichting van de lidstaten om de rechten van de verdediging te eerbiedigen een beginsel van Unierecht is, dat geldt wanneer bezwarende besluiten worden genomen die binnen het toepassingsgebied van het recht van de Europese Unie vallen. Het beginsel brengt in het bijzonder mee dat eenieder het recht heeft om te worden gehoord alvorens een besluit wordt genomen dat zijn belangen op nadelige wijze kan beïnvloeden en vereist dat de adressaten van besluiten die hun belang aanmerkelijk raken in staat worden gesteld naar behoren hun standpunt kenbaar te maken over de elementen waarop de administratie haar besluit wil baseren. Bezwarende besluiten zoals een utb vallen binnen het toepassingsgebied van het recht van de Unie.
14. Het beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging heeft echter geen absolute gelding maar kan beperkingen bevatten, mits deze beperkingen beantwoorden aan de doeleinden van algemeen belang die met de betrokken maatregel worden nagestreefd én geen sprake is van een onevenredige en onduldbare ingreep waardoor de gewaarborgde rechten in hun kern worden aangetast. Aan de eerste voorwaarde wordt voor beschikkingen van de douaneautoriteiten altijd voldaan, omdat het algemeen belang van de Europese Unie is gediend bij een snelle inning van de eigen middelen. Wat betreft de tweede voorwaarde geldt dat geen afbreuk wordt gedaan aan het beginsel van eerbieding van de rechten van verdediging als de adressaat de mogelijkheid heeft om opschorting van de tenuitvoerlegging van de beschikking van de douaneautoriteiten tot de eventuele herziening daarvan te krijgen, voor zover de voorwaarden van artikel 244, tweede alinea, van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) voor opschorting van de tenuitvoerlegging niet te eng worden toegepast (zie HvJ 20 december 2017, C-276/16 (Prequ’Italia Srl), ECLI:EU:C:2017:1010).
15. De rechtbank is van oordeel dat beide hiervoor onder 15 genoemde voorwaarden zijn vervuld. Aangezien een utb een beschikking van de douaneautoriteiten is, is aan de eerste voorwaarde voldaan. Nu verweerder ter zitting heeft verklaard dat de utb niet is betaald door eiseres, dat er jegens haar geen invorderingsmaatregelen zijn genomen ter inning van de utb en dat gedurende de bezwaarfase is gehandeld als ware er uitstel van betaling verleend, is ook aan de tweede voorwaarde voldaan. Bovendien heeft verweerder eiseres blijkens het hiervoor onder 8 is overwogen op de hoogte gesteld van het voornemen de onderhavige utb op te leggen en zijn ook de elementen waarop dat voornemen is gebaseerd voorafgaand aan het uitreiken van de utb aan haar kenbaar gemaakt. Van een schending van het verdedigingsbeginsel derhalve geen sprake.
16. Gelet op hetgeen hiervoor onder 9 is overwogen heeft verweerder eiseres op de hoogte gesteld van het voornemen de onderhavige utb op te leggen en zijn ook de elementen waarop dat voornemen is gebaseerd voorafgaand aan het uitreiken van de utb aan haar kenbaar gemaakt. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren en heeft daarvan ook gebruik gemaakt. Van een schending van het verdedigingsbeginsel is derhalve geen sprake.
17. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd in het kader van de schending van het verdedigingsbeginsel berust blijkens hetgeen hiervoor onder 14 is overwogen op een onjuiste uitleg van de reikwijdte van dat beginsel.
18. Aangezien verweerder wenst af te wijken van de aangiften rust op hem de bewijslast om aannemelijk te maken dat de zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn (vgl. Gerechtshof Amsterdam 22 december 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5574). 19. Het terzijde stellen van de bevindingen van een onderzoeksmissie door de OLAF is dusdanig ingrijpend, dat dit in het algemeen slechts gerechtvaardigd zal zijn indien de door eiseres aangevoerde grieven tegen de bevindingen van de onderzoeksmissie van de OLAF dermate ernstig zijn, dat geen geloofwaardigheid aan de bevindingen van de OLAF (meer) kan worden toegekend. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
20. Uit het hiervoor genoemde missierapport van de OLAF blijkt dat de OLAF in samenwerking met de bevoegde autoriteiten in Taiwan heeft vastgesteld dat significante aantallen zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn binnengebracht in de FTZ te Taiwan, dat geen enkele be- of verwerking is toegestaan in de FTZ en dat de zonnepanelen na overlading zijn wederuitgevoerd vanuit de FTZ naar de Europese Unie. Uit het OLAF-rapport blijkt dat de Taiwanese douaneautoriteiten aan de hand van het nummer van de invoeraangiften (F1) dat is vermeld in de uitvoeraangiften (F5) een link hebben kunnen leggen tussen de in de FTZ ingevoerde zonnepanelen uit China en de wederuitvoer van diezelfde zonnepanelen naar de Europese Unie. Voorts is aan de hand van de aantallen, het gewicht en het type product vastgesteld dat de onderhavige zonnepanelen die uit de FTZ zijn uitgeslagen onder vermelding van oorsprong Taiwan één tot enkele dagen eerder in de FTZ zijn ingeslagen onder opgave van oorsprong CN, hetgeen staat voor China. De in de uitvoeraangiften (F5) opgegeven containernummers, de naam van de Taiwanese exporteur, de aantallen en type komen overeen met de gegevens in de bescheiden die zijn overgelegd bij de aangiften voor het brengen in het vrije verkeer waar de utb’s op zien. Op basis van deze bevindingen heeft OLAF geconcludeerd dat de werkelijke oorsprong van de onderhavige zonnepanelen China is.
21. Eiseres heeft tegen deze bevindingen een op 9 augustus 2013 met [B BEDRIJF] gesloten koopovereenkomst voor de levering van in Taiwan geproduceerde zonnepanelen, een verklaring van [B BEDRIJF] van 20 april 2015 dat ze zonnepanelen in Taiwan produceert, een verklaring van [E BEDRIJF] CO. Ltd van 16 april 2015 dat ze geen zakelijke relatie met [B BEDRIJF] onderhoudt, warehouse vouchers van [B BEDRIJF] van mei 2014 en testrapporten van zonnepanelen van [B BEDRIJF] ingebracht. De rechtbank acht dit onvoldoende om de bevindingen van de OLAF en de Taiwanese autoriteiten terzijde te schuiven. Deze stukken bieden immers geen zekerheid dat de onderhavige zonnepanelen ook daadwerkelijk in Taiwan zijn geproduceerd. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd is speculatief van aard en is ontoereikend om vraagtekens te plaatsen bij de geloofwaardigheid van de bevindingen van de OLAF.
22. De rechtbank is van oordeel dat verweerder mocht afgaan op de bevindingen van de OLAF, zoals neergelegd in het missierapport, en heeft door te verwijzen naar dat rapport aan zijn bewijslast voldaan en aannemelijk gemaakt dat de oorsprong van de zonnepanelen China is. De antidumpingrechten en de compenserende rechten zijn derhalve terecht nagevorderd.
23. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
24. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.A. Onderwater, voorzitter, mr. M.H.L.C. Bijvoet, en mr. W.M.C. Schipper, leden, in aanwezigheid van E. Hoekman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 april 2019.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.