ECLI:NL:RBNHO:2019:3622
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.M. van Dam
- Rechtspraak.nl
Verbetering van geboorteakte van een kind geboren uit een lesbisch huwelijk met handhaving van de geslachtsnaam van de moeder
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 mei 2019 uitspraak gedaan over een verzoek van de officier van justitie tot verbetering van de geboorteakte van een minderjarige, geboren uit een lesbisch huwelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geboortemoeder, die op het moment van de geboorte nog niet was erkend door de duomoeder, niet als moeder kon worden aangemerkt volgens de geldende wetgeving. De rechtbank verwijst naar artikel 1:198 van het Burgerlijk Wetboek, waarin de voorwaarden voor het moeder zijn van een kind zijn vastgelegd. Aangezien de duomoeder het kind pas na de geboorte heeft erkend, kon zij niet als juridische moeder worden beschouwd op het moment van de aangifte van de geboorte.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de naamskeuze van het kind, die volgens de wet moet worden gemaakt door de ouders op het moment van de aangifte. Aangezien de duomoeder niet als moeder kon worden aangemerkt, heeft de rechtbank besloten dat de geslachtsnaam van het kind ongewijzigd blijft, maar dat de gegevens van de duomoeder van de geboorteakte moeten worden verwijderd. Dit betekent dat de duomoeder niet langer als moeder op de geboorteakte zal worden vermeld, maar het kind wel haar geslachtsnaam behoudt.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het verzoek van de officier van justitie toe te wijzen en de geboorteakte te verbeteren. De griffier is opgedragen om een afschrift van de beschikking naar de ambtenaar van de burgerlijke stand te sturen, maar pas na een termijn van drie maanden, tenzij er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het instellen van hoger beroep.