ECLI:NL:RBNHO:2019:3693

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
7121771 \ CV EXPL 18-6681
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en rechtsgeldigheid van volmacht

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Yundum International Airport, Banjul op 16 oktober 2017. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 300,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. Corendon betwistte de vordering en stelde dat de passagier niet-ontvankelijk was omdat de handtekening op de volmacht niet overeenkwam met die op het identiteitsbewijs van de passagier. De kantonrechter oordeelde dat Corendon onvoldoende bewijs had geleverd om deze stelling te onderbouwen.

De rechter stelde vast dat de vlucht met een vertraging van 2 uur en 59 minuten was uitgevoerd, wat volgens de Europese regelgeving recht geeft op compensatie. Corendon's argument dat de 'on block' tijd gelijk was aan het moment waarop de deuren van het vliegtuig opengingen, werd verworpen. De kantonrechter oordeelde dat het tijdstip waarop de deuren opengaan, bepalend is voor de vaststelling van de vertraging. De passagier had voldoende bewijs geleverd dat de vlucht meer dan drie uur vertraagd was, waardoor hij recht had op de gevorderde compensatie.

De kantonrechter heeft Corendon veroordeeld tot betaling van € 354,45 aan de passagier, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De rechter heeft ook de nakosten toegewezen, voor zover deze daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. Het vonnis is uitgesproken op 1 mei 2019 door mr. J. Candido, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7121771 \ CV EXPL 18-6681
Uitspraakdatum: 1 mei 2019
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff, mr. M.J.R. Hannink en M.A.P. Duinkerke (EUclaim B.V.)
tegen
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen Corendon
gemachtigde mr. M.E. Futselaar

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 7 mei 2018 een vordering tegen Corendon ingesteld. Corendon heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Corendon een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Corendon een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Corendon de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Yundum International Airport, Banjul (Gambia) op 16 oktober 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is met een vertraging uitgevoerd en was om 23:09 uur (UTC Tijd) “on blocks” op de luchthaven van Banjul. De geplande aankomsttijd was 20:10 uur (UTC Tijd).
2.3.
De passagier heeft compensatie van Corendon gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Corendon heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Corendon bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 oktober 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, dan wel € 54,45, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 27 oktober 2017 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Corendon vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door Corendon van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.

4.Het verweer

4.1.
Corendon betwist de vordering. Zij voert aan dat de passagier niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. De handtekening op de overgelegde volmacht komt niet overeen met de handtekening op het identiteitsbewijs van de passagier. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat de handtekening rechtsgeldig is en dat EUclaim gevolmachtigd is om namens de passagier een procedure in te stellen. Subsidiair stelt Corendon het volgende. De geplande aankomsttijd van de vlucht was 20:10 uur ((UTC Tijd). De daadwerkelijke aankomsttijd van de vlucht was 23:09 uur (UTC Tijd). De aankomstvertraging van de vlucht bedroeg derhalve minder dan drie uur, te weten 2 uur en 59 minuten.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Het primaire verweer van Corendon slaagt niet. Corendon heeft tegenover de stelling van de passagier, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de –digitale- handtekening op de volmacht niet van de passagier zou zijn. Hierbij neemt de kantonrechter in acht dat de passagier naast de volmacht een boekingsbewijs en een kopie van zijn paspoort heeft overgelegd. Het had gelet op de betwisting van de passagier op de weg van Corendon gelegen haar verweer nader te onderbouwen.
5.3.
Subsidiair stelt Corendon dat geen sprake is van een vertraging van meer dan drie uur. De aankomstvertraging is berekend op basis van de tijd wanneer de deur van het vliegtuig open is gegaan. Op de luchthaven Banjul is dat zodra het vliegtuig on blocks staat, aangezien er op de luchthaven geen terminal is, aldus Corendon
5.4.
Uit het Germanwings-arrest volgt dat het begrip „aankomsttijd”, dat wordt gebruikt tot bepaling van de omvang van de door de luchtreizigers geleden vertraging, duidt op het tijdstip waarop ten minste een vliegtuigdeur opent, met dien verstande dat de passagiers op dat tijdstip het toestel kunnen verlaten.
5.5.
De passagier voert aan het logischerwijs niet anders kan dan dat het tijdstip waarop de deuren van het vliegtuig geopend worden later ligt dan het tijdstip waarop het vliegtuig ‘on blocks’ ging. Nu dit laatste tijdstip 2 uur en 59 minuten na de geplande aankomsttijd lag, staat naar de mening van de passagier voldoende vast dat de vlucht drie uur of meer is vertraagd.
5.6.
De kantonrechter stelt vast dat het moment waarop het vliegtuig ‘on block’ gaat niet exact hetzelfde kan zijn als het moment waarop de deuren opengaan. Immers, zoals onweersproken door de passagier aangevoerd, zal eerst moeten worden gecommuniceerd dat het vliegtuig ‘on blocks’ is, waarna de trap of trappen nog naar het vliegtuig kunnen worden gereden en dienen te worden geïnstalleerd. Vervolgens moet dit aan de bemanning worden gecommuniceerd waarna pas de opdracht tot het openen van de deuren kan worden gegeven. Het moment waarop daadwerkelijk tot opening van de deuren wordt overgegaan, heeft te gelden als het tijdstip van aankomst als bedoeld in het voornoemde Germanwings-arrest.
5.7.
Corendon heeft evenwel aangevoerd dat de “on block” tijd op onderhavige luchthaven gelijk is aan het tijdstip waarop de deuren zijn geopend en het toestel verlaten kon worden. Gelet op vorenstaande wordt dat standpunt niet gevolgd. Voor zover Corendon met haar verweer heeft bedoeld aan te voeren dat voornoemde handelingen binnen (maximaal) een minuut hebben plaatsgevonden en dus ook het moment waarop de deuren zijn geopend op 2 uur en 59 minuten na de geplande aankomsttijd lag, heeft zij hiervoor onvoldoende aangevoerd. In het licht van de stellingen van de passagier had van Corendon verwacht mogen worden dat zij had uitgelegd hoe al deze handelingen binnen maximaal een minuut hebben kunnen plaatsvinden. Voorts heeft Corendon nagelaten op de flight log te registreren op welk tijdstip de deuren zijn geopend, hetgeen voor rekening en risico van Corendon dient te komen. Het beroep van Corendon op het rapport van de ILT kan haar niet baten, omdat dit rapport geen formele rechtskracht heeft. Gelet hierop komt de kantonrechter tot het oordeel dat vast staat dat de vlucht drie uur of meer vertraagd is geweest en dat de passagier in beginsel recht heeft op compensatie als gevorderd.
5.8.
Nu Corendon voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom wordt eveneens toegewezen. Het verweer van Corendon terzake wordt aldus verworpen. Er is immers sprake van een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, welke schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus in zonder ingebrekestelling op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De kantonrechter zal de wettelijke rente toewijzen vanaf 16 oktober 2017.
5.9.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Corendon heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 54,45 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, nu de passagier niet heeft gesteld op welke datum de buitengerechtelijke incassokosten zijn betaald.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Corendon, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.11.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Corendon tot betaling aan de passagier van € 354,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 300,00 vanaf 16 oktober 2017, en over € 54,45 vanaf 7 mei 2018, tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) deze bedragen;
6.2.
veroordeelt Corendon tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 98,01;
griffierecht € 79,00;
salaris gemachtigde € 144,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt Corendon tot betaling van € 36,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter