In deze zaak heeft Airhelp Limited, een rechtspersoon uit Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De passagiers, die een vervoersovereenkomst met KLM hadden, misten hun aansluitende vlucht naar Almaty na een vertraging van 1 uur en 39 minuten van de vlucht van Barcelona naar Amsterdam-Schiphol, uitgevoerd door Transavia. Airhelp vorderde een schadevergoeding van € 1.200,00, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten.
Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat Airhelp niet ontvankelijk was, omdat de claim onvoldoende gemotiveerd was. Daarnaast stelde Transavia dat er geen machtiging van de kantonrechter nodig was voor de minderjarige passagiers, en dat de vertraging het gevolg was van bijzondere omstandigheden, namelijk het uitladen van bagage van passagiers die niet waren komen opdagen. De kantonrechter oordeelde echter dat Airhelp voldoende had aangetoond dat zij als formele procespartij optrad en dat de vordering niet-ontvankelijk was.
De kantonrechter concludeerde dat Transavia aansprakelijk was voor de compensatie, ondanks dat zij niet de contractuele vervoerder was. De rechter wees de vordering tot betaling van € 1.200,00 toe, evenals de wettelijke rente, maar wees de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af. De proceskosten werden toegewezen aan Airhelp, omdat Transavia ongelijk kreeg in de zaak.