ECLI:NL:RBNHO:2019:3698

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
6754356 \ CV EXPL 18-2203
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de rol van de luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een rechtspersoon uit Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De passagiers, die een vervoersovereenkomst met KLM hadden, misten hun aansluitende vlucht naar Almaty na een vertraging van 1 uur en 39 minuten van de vlucht van Barcelona naar Amsterdam-Schiphol, uitgevoerd door Transavia. Airhelp vorderde een schadevergoeding van € 1.200,00, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten.

Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat Airhelp niet ontvankelijk was, omdat de claim onvoldoende gemotiveerd was. Daarnaast stelde Transavia dat er geen machtiging van de kantonrechter nodig was voor de minderjarige passagiers, en dat de vertraging het gevolg was van bijzondere omstandigheden, namelijk het uitladen van bagage van passagiers die niet waren komen opdagen. De kantonrechter oordeelde echter dat Airhelp voldoende had aangetoond dat zij als formele procespartij optrad en dat de vordering niet-ontvankelijk was.

De kantonrechter concludeerde dat Transavia aansprakelijk was voor de compensatie, ondanks dat zij niet de contractuele vervoerder was. De rechter wees de vordering tot betaling van € 1.200,00 toe, evenals de wettelijke rente, maar wees de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af. De proceskosten werden toegewezen aan Airhelp, omdat Transavia ongelijk kreeg in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6754356 \ CV EXPL 18-2203
Uitspraakdatum: 24 april 2019
Vonnis in de zaak van:
Airhelp Limited, een rechtspersoon naar het recht van Hong Kong
gevestigd te Hong Kong
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
De commanditaire vennootschap Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 21 februari 2018 een vordering tegen Transavia ingesteld. Transavia heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Transavia een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[passagier sub 1] en [passagier sub 2] (hierna de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten met KLM op grond waarvan KLM de passagiers diende te vervoeren van Barcelona, met een tussenstop op Amsterdam-Schiphol Airport naar Almaty (Kazachstan) op 13 juni 2017. Het eerste deel van de vlucht is uitgevoerd door Transavia.
2.2.
De vlucht van Barcelona naar Amsterdam-Schiphol Airport heeft een vertraging van 1 uur en 39 minuten opgelopen, waarna de passagiers de aansluitende vlucht uitgevoerd door KLM van Amsterdam-Schiphol Airport naar Almaty hebben gemist. De passagiers zijn hierdoor met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
Airhelp heeft compensatie van Transavia gevorderd.
2.4.
Transavia heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat Transavia vanwege de verstoring van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Transavia betwist de vordering. Zij voert primair aan dat Airhelp niet ontvankelijk in haar vordering. Airhelp heeft haar claim onvoldoende gemotiveerd en ten onrechte niet gesubstantieerd. Transavia verzoekt dan ook om de dagvaarding nietig te verklaren, dan wel Airhelp niet ontvankelijk in haar vordering te verklaren. Voorts is niet gebleken dat de kantonrechter een machtiging voor het minderjarige kind ex artikel 1:349 Burgerlijk Wetboek (BW) jo. Artikel 1:253k BW heeft afgegeven. De vordering van het minderjarige kind dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair doet Transavia een beroep op bijzondere omstandigheden als in artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vlucht van Barcelona naar Amsterdam-Schiphol Airport is met vertraging vertrokken vanwege vier passagiers met ingecheckte bagage die niet kwamen opdagen. De bagage van deze passagiers moest worden uitgeladen, omdat een vlucht met ‘unaccompanied bagage’ om veiligheidsredenen niet mag vertrekken. Transavia heeft als gevolg van het verplicht uitladen van de bagage een nieuw tijdslot moeten aanvragen. De vlucht is met een vertraging van 1 uur en 39 minuten in Amsterdam-Schiphol Airport aangekomen. Als gevolg van de latere aankomsttijd zijn de navolgende vluchten naar eindbestemming Almaty omgezet door KLM. Dit is buiten Transavia om gebeurd.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Het niet-ontvankelijkheidsverweer van Transavia slaagt niet. Voor zover Airhelp in de dagvaarding niet aan haar stelplicht heeft voldaan, heeft zij dat naar het oordeel van kantonrechter in repliek hersteld. Transavia is hierdoor niet in haar procesbelang geschaad, nu het voor haar zonder meer duidelijk was waartegen zij zich moest verweren en zij ook reeds in de conclusie van antwoord inhoudelijk verweer tegen de vordering heeft gevoerd.
5.3.
Airhelp stelt tegenover de betwisting van Transavia, dat geen machtiging van de kantonrechter is vereist omdat Airhelp de procedure heeft aangespannen voor de passagiers krachtens een cessie ter incasso (lastgeving). De kantonrechter overweegt dat Airhelp voldoende heeft onderbouwd dat tussen Airhelp en de passagiers sprake is van een lastgevingsovereenkomst. Airhelp treedt daarmee op als formele procespartij en niet namens het minderjarige kind. De verleende lastgeving door de ouder van het minderjarige kind valt binnen het kader van de verzorging en opvoeding en dus is ook voor de lastgeving door de ouder is geen volmacht vereist.
5.4.
Airhelp heeft niet betwist dat de vlucht van El Prat naar Amsterdam-Schiphol Airport met een vertraging van minder dan drie uur later op Amsterdam-Schiphol Airport aangekomen, doch stelt zij dat de passagiers door de vertraagde uitvoering van de vlucht van El Prat naar Amsterdam-Schiphol Airport de aansluitende vlucht naar Almaty hebben gemist en hierdoor met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming zijn aangekomen. Transavia kan als operating carrier ook worden aangesproken voor betaling van compensatie, aldus Airhelp. Transavia betwist dat sprake is van langdurige vertraging en dat zij gehouden is tot het betalen van compensatie. Niet Transavia maar KLM heeft de overeenkomst met de passagiers gesloten en de opeenvolgende vluchten dienen niet als één vlucht te worden beschouwd, aldus Transavia.
5.5.
Uit artikel 3 lid 5 van de Verordening volgt dat deze van toepassing is op elke luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert en vervoer aanbiedt aan passagiers als bedoeld in de leden 1 en 2 van artikel 3. Indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert geen overeenkomst heeft met de passagier, doch activiteiten uitvoert die onder deze verordening vallen, wordt zij geacht dit te doen namens de persoon die een overeenkomst heeft met die passagier. Op grond van artikel 2 onder b. van de Verordening dient onder “luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert” te worden verstaan: een luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of voornemens is uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier.
5.6.
Gelet op bovenstaande is de Verordening van toepassing op de luchtvaartmaatschappij die de vlucht feitelijk uitvoert of voornemens is uit te voeren. Vast staat dat Transavia de luchtvaartmaatschappij is geweest die het eerste deel van de vlucht feitelijk heeft uitgevoerd. Gelet op artikel 3 lid 5 van de Verordening kan óók Transavia door de passagiers worden aangesproken om compensatie te betalen, ook al was Transavia niet de contractuele vervoerder.
5.7.
De kantonrechter oordeelt ten aanzien van het beroep van Transavia op een bijzondere omstandigheid dat indien een of meerdere ‘no-shows’ ertoe leiden dat de ingecheckte bagage van boord moet worden gehaald, er sprake is van een vliegveiligheids- dan wel beveiligingsprobleem dat niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. Uit de overgelegde producties kan de kantonrechter echter – zonder nadere toelichting die ontbreekt- niet afleiden dat in het voorliggende geval sprake is geweest van ‘no-shows’ waardoor bagage van boord moest worden gehaald en dat Transavia daardoor het tijdslot heeft gemist. De genoemde codes 81,82 en 83 wijzen niet in die richting.
5.8.
Nu Transavia voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.10.
Airhelp heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Transavia heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Airhelp heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (met de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van Transavia, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

6.1.
veroordeelt Transavia tot betaling aan Airhelp van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 13 juni 2017 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt Transavia tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,81;
griffierecht € 476,00;
salaris gemachtigde € 360,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter