ECLI:NL:RBNHO:2019:3773

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2019
Publicatiedatum
6 mei 2019
Zaaknummer
7439448 \ AO VERZ 19-2
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om billijke vergoeding en eindafrekening na opzegging arbeidsovereenkomst wegens ziekte

In deze zaak heeft [werknemer] een verzoek ingediend om een billijke vergoeding toe te kennen aan Crocs Europe B.V. na de opzegging van haar arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst is opgezegd na een langdurige periode van ziekte, waarbij [werknemer] stelt dat de opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Crocs niet heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen en dat er onvoldoende inspanningen zijn geleverd om [werknemer] te ondersteunen in haar terugkeer naar werk. De rechter oordeelt dat de opzegging niet kan worden gekwalificeerd als ernstig verwijtbaar, maar dat Crocs wel steken heeft laten vallen in de re-integratie. De kantonrechter heeft de verzoeken van [werknemer] tot toekenning van een billijke vergoeding afgewezen, maar heeft Crocs wel veroordeeld tot betaling van niet genoten vakantiedagen en taxikosten. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers in het kader van re-integratie en de gevolgen van onvoldoende ondersteuning voor werknemers die langdurig ziek zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7439448 \ AO VERZ 19-2
Uitspraakdatum: 22 maart 2019
Beschikking in de zaak van:
[naam],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. M.E. Sträter
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Crocs Europe B.V.,
gevestigd te Hoofddorp
verwerende partij
verder te noemen: Crocs
gemachtigde: mr. G.M. Boonman

1.Het procesverloop

1.1.
[werknemer] heeft een verzoek gedaan om ten laste van Crocs een billijke vergoeding toe te kennen. Crocs heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 12 februari 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [werknemer] bij brief van 5 februari 2019 stukken overgelegd. Crocs heeft bij brieven van 5 en 6 februari 2019 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren op 21 april 1978, heeft vanaf 21 augustus 2006 via een uitzendbureau werkzaamheden bij Crocs verricht. Op 1 december 2007 is zij in dienst getreden bij Crocs. De laatste functie die [werknemer] vervulde, is die van Account Service Representative, met een salaris van € 1.900,- bruto bij een 40-urige werkweek.
2.2.
[werknemer] heeft in mei 2013 toen zij zwanger was van haar tweede kind een auto-ongeluk gehad, waarna zij zich ziek heeft gemeld.
2.3.
[werknemer] is vanaf 30 juni 2014 gere-integreerd in de bedongen arbeid.
2.4.
Op 29 september 2015 is [werknemer] teruggekeerd van zwangerschapsverlof na de geboorte van haar derde kind.
2.5.
Op 15 oktober 2015 heeft Crocs [werknemer] een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst gedaan.
2.6.
[werknemer] heeft zich op 19 oktober 2015 ziekgemeld wegens klachten aan hoofd, schouder, borst, rug en nek.
2.7.
[werknemer] is niet akkoord gegaan met het voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Haar gemachtigde heeft op 24 november 2015 het volgende geschreven:
“ Namens cliënte bericht ik u dat zij niet akkoord is met beëindiging van het dienstverband. Cliënte is sinds 19 oktober jl. arbeidsongeschikt. Haar prioriteit ligt als eerste bij herstel. Indien cliënte akkoord zou gaan met beëindiging, is zij verwijtbaar werkloos en heeft zij geen recht op een uitkering. Ter volledigheid dient vermeld te worden dat cliënte evenmin de noodzaak tot beëindiging ziet. (…)”
2.8.
De bedrijfsarts vermeldt in de probleemanalyse van 27 november 2015 bij de vraag:
“Wat is het einddoel van de re-integrator, waarop het Plan van aanpak moet worden gericht?”
“ Anders: betrokkene is vrijgesteld van arbeid, betrokkene gaat per 01-01-2016 uit dienst (informatie van betrokkene).”
Bij het
“Advies stappenplan re-integratie-activiteiten”vermeldt de bedrijfsarts
:“N.v.t, betrokkene is vrijgesteld van arbeid, betrokkene gaat uit dienst per 1-1-2016 (informatie van betrokkene).”
2.9.
In de bijstelling probleemanalyse d.d. 13 januari 2016 schrijft de bedrijfsarts:
“ (…) Er blijkt dat betrokkene is niet vrijgesteld van arbeid en betrokkene gaat niet uit dienst en ik adviseer om met re-integratie activiteiten te starten. Mijn advies is dat betrokkene opbouwend gaat hervatten, beginnen met 5x2 uur per dag in aangepaste werkzaamheden en vervolgens met 0,5 per dag per week verder uitbreiden.”
2.10.
[werknemer] heeft 18 januari 2016 twee uren aangepaste werkzaamheden verricht bij Crocs, waarna zij zich op 19 januari 2016 ziek heeft gemeld. [werknemer] schrijft aan de afdeling HR:
“ (…) Ik wil je laten weten dat het lichamelijk niet goed gaat met mij. Ik zit compleet vast, heb pijn met bewegen en kan niet komen werken. (…)”
2.11.
Op 21 januari 2016 schrijft [werknemer] aan de afdeling HR:
“Momenteel zit ik nog steeds in de knoop met mijn lichaam en heb nog steeds veel pijn. Mijn specialist heeft geconstateerd dat ik vaster zit dan ervoor nog steeds kan ze mij niet behandelen tot de uitslag bekend is. (…)”
2.12.
De bedrijfsarts vermeldt op 17 februari 2016 bij de verzuimanalyse:
“ De medische situatie is verslechterd, betrokkene heeft nieuwe gezondheidsklachten ontwikkeld. Betrokkene loopt bij de curatieve sector, start vandaag met een nieuwe behandeling. Betrokkene is momenteel beperkt om werkzaamheden in welke vorm dan ook te verrichten.”
2.13.
In de consultrapportage van 9 maart 2016 schrijft de bedrijfsarts voor zover relevant:
“De medische situatie is niet verbeterd. Betrokkene loopt bij een nieuwe behandelaar, krijgt binnenkort een aanvullend onderzoek. Ik zal de medische informatie bij de nieuwe behandelaar opvragen, betrokkene heeft een schriftelijke toestemming gegeven. Mijn advies is dat betrokkene 5x2 uur per week aangepaste werkzaamheden vanuit huis gaat verrichten.”
2.14.
De bedrijfsarts heeft 11 mei 2016 en 8 juni 2016 geadviseerd een expertise-onderzoek door Ergatis te overwegen en [werknemer] 5x2 uur per week aangepaste werkzaamheden te laten verrichten vanuit huis of op het werk als vervoer geregeld kan worden.
2.15.
Op 8 augustus 2016 schrijft Hoffmann Bedrijfsrecherche aan [werknemer] , dat zij in opdracht van Crocs onderzoek heeft verricht naar de activiteiten van [werknemer] tijdens ziekte.
2.16.
Het op 16 augustus 2016 gestarte behandeltraject van [werknemer] bij het HAGA ziekenhuis wordt op 7 september 2016 gestopt.
2.17.
Ergatis heeft een arbeidsgeneeskundig onderzoek in het kader van de Wet Verbetering Poortwachter verricht. Het rapport van 14 september 2016 vermeldt voor zover relevant:
“ Cliënt wordt geschikt geacht voor arbeid conform opgestelde FML. Er is geen medisch inhoudelijke reden om niet te starten/uit te breiden met werken. Een en ander rekening houdend met de mogelijkheden en beperkingen zoals vastgelegd in de FML. Het verrichten van passende arbeid ondersteunt de behandeling en draagt bij aan verder herstel.”
2.18.
Op aanraden van haar huisarts is [werknemer] op 27 september 2016 gestart met een behandeling bij Psyq. De behandeling is op 28 maart 2017 geëindigd.
2.19.
Op verzoek van de verzuimcoach heeft Lucas & Van der Kleij een arbeidsdeskundig onderzoek naar de arbeidsmogelijkheden van [werknemer] verricht. Lucas & Van der Kleij concludeert in het rapport van 14 december 2016 dat het eigen werk van [werknemer] niet passend is te maken, omdat [werknemer] beperkt is in het concentreren van aandacht, het herinneren en werken onder tijdsdruk. Ander werk bij de eigen werkgever is niet voorhanden, omdat in alle administratieve functies op haar niveau eisen aan concentratievermogen en herinneringen worden gesteld.
2.20.
Begin 2017 heeft ANK re-integratie een intakerapportage “van werk naar Oplossing’ opgeleverd waarin als vraagstelling staat geformuleerd:
‘Welk traject wordt noodzakelijk geacht om mevrouw [werknemer] duurzaam te kunnen begeleiden volgens de kortste route naar een andere, passende functie buiten Crocs Europe BV?’In het rapport staat verder:
Mevrouw [werknemer] geeft aan wat volgens haar de oorzaak is van haar uitval. Ze heeft eerder een auto-ongeval gehad in 2013. Betrokkene was toen 3 maanden zwanger van haar tweede kind. Ze heeft na haar zwangerschapsperiode opnieuw getracht om te werken maar is per oktober 2015 volledig uitgevallen”.
2.21.
In een verslag van de bedrijfsarts van 22 februari 2017 staat dat het medische gezien iets beter gaat en dat [werknemer] binnenkort gaat starten met de multidisciplinaire behandeling.
In een verslag van de bedrijfsarts van 5 april 2017 staat dat [werknemer] is gestopt met haar multidisciplinaire behandeling. Door de bedrijfsarts is geadviseerd om op korte termijn een dergelijke behandeling te hervatten. Op 17 mei 2017 was de situatie onveranderd.
2.22.
Op 21 juli 2017 heeft [werknemer] bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een aanvraag voor een WIA-uitkering gedaan.
2.23.
Op 23 augustus 2017 oordeelde de bedrijfsarts dat de prognose voor [werknemer] gunstig was als zij adequaat behandeld werd. Nadien hebben partijen nog onderhandeld over een minnelijke regeling, evenwel zonder resultaat.
2.24.
Bij besluit van 13 oktober 2017 heeft het Uwv [werknemer] vanaf 16 oktober 2017 een WIA-uitkering toegekend van € 1.477,04 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. [werknemer] heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt.
2.25.
Op 18 december 2017 heeft Crocs bij het Uwv toestemming gevraagd om de arbeidsovereenkomst met [werknemer] op te zeggen wegens ziekte die tenminste twee jaar heeft geduurd.
2.26.
Het Uwv heeft op 17 april 2018 het bezwaar gegrond verklaard, waarbij zij onder meer heeft overwogen:
“(…) Wij trekken onze beslissing in zover deze betrekking heeft op de beoordeling van het re-integratieverslag. Wij vinden nu dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever onvoldoende zijn. Het overig bepaalde in de door u bestreden beslissing blijft van kracht. (…)” “Onze conclusie is dat wij uw aanvraag voor een WIA hadden moeten afwijzen en dat wij hadden moeten bepalen dat de periode waarover u recht heeft op loon op grond van artikel 629 boek van het BW van werkgever Crocs BV met maximaal 52 weken hadden moeten verlengen. De zogenaamde loonsanctie. Gelet op het bepaalde in artikel 25 lid 11 WIA is dit nu niet meer mogelijk.(…)”
2.27.
Van de beslissing op het bezwaar maakt onderdeel uit het Arbeidsdeskundig onderzoek in bezwaar. Hierin staat voor zover relevant:
“ A. Onderbouwing van de conclusie
Standpunt van de arbeidsdeskundige Bezwaar en Beroep.
Ik wijk af van de beoordeling van de primaire arbeidsdeskundige. Dat komt omdat ik van mening ben dat de werkgever onvoldoende heeft gedaan aan eerste spoor activiteiten. Ik licht dit als volgt toe.
Ik stel vast dat uit de adviezen van de bedrijfsarts blijkt dat er vanaf 9 maart 2016 re-integratie mogelijkheden waren. Hij adviseerde immers dat werknemer vanaf deze datum in staat was om 5x2 uur per dag in aangepaste werkzaamheden vanuit huis te werken. En vanaf 8 juni 2016 kon werknemer dit ook op kantoor met een vervoersvoorziening. Tevens blijkt uit de functionele mogelijkheden (FML) d.d. 14 september 2016 van Ergatis dat werknemer over re-integratiemogelijkheden beschikte.
Uit alle informatie- die geleverd is- blijkt niet dat werkgever de adviezen van de bedrijfsarts heeft opgevolgd terwijl redelijkerwijs wel degelijk adequate re-integratie-inspanningen in het eerste spoor van de werkgever gevergd mochten worden.”
2.28.
Het Uwv heeft op 20 juli 2018 toestemming gegeven voor opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Crocs heeft de arbeidsovereenkomst bij brief van 25 juli 2018 opgezegd met ingang van 1 november 2018.
2.29.
Crocs heeft [werknemer] een transitievergoeding betaald van € 10.222,- bruto.
2.30.
Bij de eindafrekening is [werknemer] een bedrag van € 483,84 bruto vakantiegeld en 480 vakantie-uren uitbetaald ten bedrage van € 6.048,- bruto.

3.Het verzoek

3.1.
[werknemer] verzoekt om:
I. ten laste van Crocs een billijke vergoeding toe te kennen, op grond van artikel 7:682 lid 1, onderdeel c, van het Burgerlijk Wetboek (BW) ten bedrage van € 299.825,63 bruto, althans een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding, te voldoen aan [werknemer] binnen 14 dagen na betekening;
II. Crocs te veroordelen tot betaling van € 1.399,51 bruto in het kader van een
correcte eindafrekening van het saldo niet genoten vakantiedagen ten tijde van het einde
van het dienstverband op 1 november 2018;
III. Crocs te veroordelen tot betaling van € 550,- netto inzake kosten taxiriffen
voor het re-integratietraject;
IV. Crocs te veroordelen tot betaling van € 1.816.15 netto inzake kosten voor
medische zorg en medicatie niet vergoed door de zorgverzekeraar;
V. Crocs te veroordelen tot betaling van € 9.000,- ex. btw inzake kosten voor
(om)scholing en vergroten arbeidsmogelijkheden;
VI. Crocs te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, het salaris van
gemachtigde daaronder begrepen.
3.2.
Volgens [werknemer] moet een billijke vergoeding worden toegekend, omdat de opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Crocs. Samengevat stelt [werknemer] dat zij als gevolg van het handelen van Crocs niet is hersteld gedurende de eerste twee jaar van de arbeidsongeschiktheid; integendeel haar arbeidsongeschiktheid, ziektebeeld en medische problematiek is door het handelen van Crocs verergerd. [werknemer] maakt in haar verzoek onderscheid tussen twee perioden van arbeidsongeschiktheid. In de eerste periode van 19 oktober 2015 tot 11 augustus 2016 had [werknemer] met name fysieke klachten als gevolg van het auto-ongeluk en in de tweede periode, vanaf 11 augustus 2016, het moment dat [werknemer] bekend werd met het onderzoek door Hoffmann, had [werknemer] naast de fysieke problemen te kampen met zware psychische problematiek.
3.3.
[werknemer] maakt Crocs een aantal verwijten. Ten eerste verwijt [werknemer] Crocs dat Crocs haar twee weken nadat zij terug was van zwangerschapsverlof een vaststellingsovereenkomst heeft aangeboden zonder dat daarvoor enige grond was.
3.4.
Ten aanzien van de eerste periode na de ziekmelding van 19 oktober 2015 voert [werknemer] aan dat Crocs stelselmatig heeft nagelaten als een goed werkgever te handelen. Crocs heeft de eerste drie maanden na ziekmelding de re-integratie van [werknemer] tegengewerkt. [werknemer] heeft zelfs rechtsbijstand moeten inschakelen om Crocs te dwingen haar re-integratie na de ziekmelding te laten starten. Er zijn drie maanden aan kostbare tijd verloren gegaan. In de tussentijd hebben Crocs, de arboarts en de casemanager de klachten van [werknemer] niet serieus genomen. Crocs heeft het initiatief van [werknemer] en de voorstellen van de arbo-arts veelvuldig genegeerd en daarmee niet conform Werkwijzer Poortwachter gehandeld c.q. in strijd met de Beleidsregels beoordelingskader Poortwachter. Crocs heeft niet voldaan aan haar minimale re-integratieverplichtingen, in dit kader heeft ook het Uwv gesteld dat een loonsanctie had moeten worden opgelegd.
3.5.
Voorafgaand aan en tijdens de tweede periode heeft Crocs ernstig verwijtbaar gehandeld door het inzetten van bedrijfsrecherche zonder enige aannemelijke grond. Nadat [werknemer] op de hoogte is geraakt van de activiteiten van het recherchebureau, is zij niet meer behandelbaar geweest voor haar fysieke klachten die speelden bij de ziekmelding van 19 oktober 2015. Het inzetten van Hoffmann door Crocs heeft ertoe geleid dat de gezondheid van [werknemer] in de zomer van 2016 aanzienlijk is verslechterd. [werknemer] durfde als gevolg van de werkzaamheden van Hoffmann niet meer de deur uit, zij kreeg straatvrees en heeft sindsdien last van paniek- en angstaanvallen. Vanaf dat moment waren haar mogelijkheden tot het verrichten van arbeid - als gevolg van nieuwe psychische medische problematiek - nog minder geworden dan het moment dat zij zich ziek heeft gemeld op 19 oktober 2015. Door het inschakelen van Hoffmann is het behandeltraject bij het multidisciplinair team HAGA abrupt gestopt. De behandelaar heeft [werknemer] laten weten dat haar lichaam te overspannen was om te kunnen behandelen. Door het handelen van Crocs heeft zij nu blijvend slechts marginale mogelijkheden tot het verrichten van arbeid. Ze zal daardoor niet meer volledig kunnen participeren op de arbeidsmarkt en tot haar pensioenleeftijd afhankelijk zijn van een vervolguitkering. [werknemer] maakt aanspraak op (immateriële) schadevergoeding voor het inbreuk maken op de privacy van [werknemer] en haar gezin en daarmee het drastisch verkleinen van de benutbare mogelijkheden tot het verrichten van arbeid en blijvend psychisch schade. [werknemer] heeft door Crocs een harde klap moeten verwerken. Haar levensvreugde is sterk afgenomen.
3.6.
Verder maakt [werknemer] Crocs het verwijt dat Crocs en de arbo-arts het actuele oordeel in het kader van de ontslagprocedure hebben aangepast. Het Uwv vond het actueel oordeel niet volledig. Crocs en de arbo-arts hebben het document vervolgens aangepast en een nieuwe versie naar het Uwv gestuurd. De aanvulling bleek niet juist te zijn.
3.7.
[werknemer] meent verder dat Crocs niet heeft voldaan aan Beleidsregels beoordelingskader Poortwachter. De eerste probleemanalyse is conform het proces gemaakt, maar is nooit tot uitvoering gekomen. Crocs is door de casemanager veelvuldig gewezen op het plan van aanpak. Crocs heeft het plan van aanpak ondertekend met een datum die procesmatig wel klopt maar feitelijk onjuist is. Crocs heeft er zodoende bewust voor gekozen om het Uwv niet juist te informeren. Er heeft geen uitgebreide evaluatie aan het eind van het eerste ziektejaar plaatsgevonden. De mogelijkheden tot werkhervatting zijn door Crocs niet in voldoende mate in beeld gebracht. De mogelijkheden tot herplaatsing of mogelijkheden tot een andere functie zijn niet met [werknemer] onderzocht. Crocs heeft de eindevaluatie naar eigen inzicht ingevuld.
3.8.
Ter onderbouwing van haar aanvullende verzoeken stelt [werknemer] dat Crocs nog 111,08 uur niet genoten vakantie uren moet uitbetalen en dat Crocs de taxikosten moet vergoeden die zij gemaakt heeft om naar Ergatis te gaan voor het re-integratietraject. Ook dient Crocs medische zorg te vergoeden voor behandelingen die [werknemer] heeft gehad voor de klachten die na het inschakelen van het recherchebureau zijn ontstaan en die niet door de verzekeraar zijn vergoed. Om in de toekomst haar mariginale mogelijkheden eventueel te kunnen benutten verzoekt [werknemer] om toekenning van een bedrag van € 9.000,- ex btw voor (om)scholingsdoeleinden.

4.Het verweer

4.1.
Voor alle weren doet Crocs een beroep op de vervaltermijn ex artikel 7:686a lid 4 sub a BW.
4.2.
Crocs voert verder – samengevat – aan dat het aan [werknemer] is om te stellen en te bewijzen dat het ernstig verwijtbaar handelen c.q. nalaten van Crocs tot het ontslag heeft geleid. Van die causale relatie levert [werknemer] geen begin van bewijs. Crocs heeft als een zorgvuldig werkgever gewerkt aan de re-integratie van [werknemer] zowel in het eerste als in het tweede spoor. De medische situatie van [werknemer] was zodanig dat re-integratie feitelijk niet mogelijk was.
4.3.
[werknemer] werd in de eerste maanden door de bedrijfsarts niet in staat geacht tot (gedeeltelijke) werkhervatting in eigen of passend werk. [werknemer] achtte zichzelf ook niet in staat tot werkhervatting. De aard van het werk brengt met zich mee dat thuiswerken geen mogelijkheid is. [werknemer] erkent dat er bij haar in 2016 sprake was van marginale mogelijkheden.
4.4.
Crocs heeft bedrijfsrecherche ingeschakeld, omdat zij vraagtekens zette bij de afwezigheid van [werknemer] wegens ziekte. Die ziekmelding was direct gevolgd op het gesprek half oktober 2015 over haar functioneren en de daarbij door Crocs aangeboden vaststellingsovereenkomst. In het verleden was er al vaker sprake geweest van onduidelijkheid rondom het verzuim van [werknemer] . Hoffmann heeft gedurende zeer korte tijd observaties uitgevoerd. Achteraf is gebleken dat de observaties niet [werknemer] betrof maar een geheel ander persoon. Hoffmann, althans Crocs heeft de privacy van [werknemer] dus niet geschonden. Crocs betwist dat de gezondheid van [werknemer] door het onderzoek van Hoffmann sterk achteruit is gegaan en dat [werknemer] door het onderzoek psychische klachten heeft gekregen.
4.5.
Ten aanzien van de verslaglegging merkt Crocs op dat [werknemer] eerst drie jaar na dato erover klaagt dat de bedrijfsarts geen juiste weergave heeft gegeven en dat het rapport van Ergatis onzorgvuldig is opgesteld. Het Uwv heeft het actueel oordeel in de ontslagprocedure betrokken en hierover dus al een oordeel over gegeven. Uit de verwijzing van de bedrijfsarts mocht redelijkerwijs worden afgeleid dat de bedrijfsarts [werknemer] in staat achtte naar Ergatis af te reizen. De arbeidsdeskundige Lucas & VanderKleij heeft achteraf op gezamenlijk verzoek van partijen bevestigd dat [werknemer] in staat werd geacht op eigen kracht naar de afspraken met Ergatis te gaan. [werknemer] heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zich bij haar klachten hebben ontwikkeld of dat zie zijn verergerd door de handelwijze van Crocs en waarvan zij nu de gevolgen nog draagt.
4.6.
Ten aanzien van betaling van de vakantiedagen beroept Crocs zich op de klachtplicht van 6:89 BW en de vervaltermijn ex artikel 7:640a BW. De grondslag om Crocs te veroordelen tot betaling van de taxiritten ontbreekt. Ook het verzoek om vergoeding van medische kosten ontbeert een grondslag, aldus Crocs. Crocs erkent wel dat dat zij het eigen risico van € 385,- over het jaar 2016 zou vergoeden. Ook het aanvullende verzoek om € 9.000,- dient te worden afgewezen. Een contractuele verplichting daartoe bestond en bestaat niet.

5.De beoordeling

5.1.
Anders dan Crocs is de kantonrechter van oordeel dat [werknemer] het verzoek tijdig heeft ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. De arbeidsovereenkomst is immers geëindigd op 1 november 2018 en het verzoek is ontvangen op 28 december 2018.
5.2.
Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of aan [werknemer] een billijke vergoeding moet worden toegekend. Uit artikel 7:682 lid 1, onderdeel c, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van een werknemer van wie de arbeidsovereenkomst is opgezegd met de toestemming van het Uwv, aan die werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien een opzegging wegens omstandigheden als bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel b, BW het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever zijn re-integratieverplichtingen bij ziekte ernstig heeft veronachtzaamd, waardoor de opzegging in beeld is gekomen of als een werknemer arbeidsongeschikt is geworden en uiteindelijk wordt ontslagen als gevolg van verwijtbaar onvoldoende zorg van de werkgever voor de arbeidsomstandigheden (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34).
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan in dit geval niet geconcludeerd worden dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten van Crocs. Daarbij is het volgende van belang.
Ernstig verwijtbaar handelen
5.4.
Vast staat dat Crocs [werknemer] 15 oktober 2015, twee weken nadat zij was teruggekeerd van zwangerschapsverlof, een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan. Crocs heeft toegelicht dat zij dat deed omdat zij vond dat [werknemer] onvoldoende functioneerde. In alle beoordelingen vanaf 2009, behalve die van 2012, staan volgens Crocs verbeterpunten. Het aanbieden van een voorstel zo kort na terugkeer van zwangerschaps- en bevallingsverlof, acht de kantonrechterechter niet netjes, maar onvoldoende om te kunnen kwalificeren als ‘ernstig verwijtbaar’. [werknemer] heeft in dit verband ook geen andere feiten of omstandigheden gesteld.
5.5.
[werknemer] heeft zich op 19 oktober 2015 ziek gemeld. Dat Crocs, zoals [werknemer] stelt in de eerste periode haar klachten niet serieus heeft genomen, heeft [werknemer] tegenover de gemotiveerde betwisting door Crocs niet nader onderbouwd. Uit het door haar overgelegde verzuimdossier blijkt dat Crocs kort na de ziekmelding van [werknemer] de bedrijfsarts heeft ingeschakeld. [werknemer] is op 23 oktober 2015 en 27 november 2015 ook op het spreekuur van de bedrijfsarts geweest. De verzuimmanager vermeldt op 3 november 2015 dat hij [werknemer] heeft gesproken en dat zij heeft aangegeven dat het niet goed gaat. Ook vermeldt het dossier dat [werknemer] onder behandeling is van deskundigen. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat Crocs de klachten van [werknemer] niet serieus zou hebben genomen en geen inspanningen heeft verricht.
5.6.
Ter onderbouwing van haar stelling dat zij zelfs rechtsbijstand heeft moeten inschakelen om Crocs te dwingen haar re-integratie te laten starten, verwijst [werknemer] naar een email van haar gemachtigde van 24 november 2015. In deze email geeft de gemachtigde van [werknemer] evenwel enkel aan dat [werknemer] niet akkoord gaat met het voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dat [werknemer] rechtsbijstand heeft moeten inschakelen om Crocs te dwingen haar re-integratie te laten starten blijkt hieruit niet.
5.7.
Vaststaat dat Crocs de bedrijfsarts en een casemanager heeft ingezet. Vaststaat ook dat in ieder geval tot de herbeoordeling van 13 januari 2016 [werknemer] zich zelf niet in staat achtte tot werkhervatting.
5.8.
Overeenkomstig het advies van de bedrijfsarts van 13 januari 2016 zijn er re-integratieactiviteiten gestart door Crocs. [werknemer] heeft op 18 januari 2016 twee uur aangepaste werkzaamheden verricht op het kantoor in Hoofddorp. Op 19 januari 2016 heeft [werknemer] zich volledig ziek gemeld. Dat [werknemer] niet kon re-integreren, omdat zij als gevolg van haar beperkingen geen auto kon rijden, zoals [werknemer] stelt, blijkt niet uit de overgelegde emailberichten. Dit kan ook niet worden opgemaakt uit het door [werknemer] overgelegde overzicht van uitgevoerde fysiotherapie behandelingen. Uit de stukken blijkt wel dat de situatie van [werknemer] verslechterde. Uit het verzuimdossier en door [werknemer] niet betwist, blijkt dat zij na 19 januari 2016 nieuwe en andere klachten heeft gekregen waarvoor zij zich onder behandeling diende te stellen
5.9.
In de rapportage van 9 maart 2016 adviseert de bedrijfsarts om [werknemer] vanaf 9 maart 2016 5x2 uur per dag aangepaste werkzaamheden vanuit huis te laten verrichten. Crocs heeft dit advies niet opgevolgd en ook het advies niet om vanaf 8 juni 2016 5x2 uur per dag aangepaste werkzaamheden te verrichten eventueel ook op kantoor met een vervoersvoorziening.
5.10.
Ten aanzien van het thuiswerken overweegt de kantonrechter dat genoegzaam is gebleken dat thuiswerken geen optie was omdat [werknemer] , net als alle andere medewerkers in haar functie, niet over een thuiswerkaccount beschikte. Niet gebleken is overigens dat er van de zijde van [werknemer] enig initiatief is uitgegaan om thuiswerken met Crocs te bespreken.
5.11.
Ten aanzien van het verrichten van werkzaamheden op het kantoor in Hoofddorp met een vervoersvoorziening overweegt de kantonrechter dat niet is gebleken dat Crocs ter zake iets heeft ondernomen om de mogelijkheden terzake te onderzoeken. [werknemer] overigens evenmin. De re-integratie-activiteiten in het eerste spoor zijn dan ook in zoverre niet adequaat geweest.
5.12.
Ten aanzien van het verwijt van [werknemer] dat Crocs de marginale mogelijkheden in (spoor 1) niet heeft benut overweegt de kantonrechter dat Crocs weliswaar steken heeft laten vallen, maar dat het handelen van Crocs in deze fase niet gekwalificeerd kan worden als ernstig verwijtbaar handelen. Niet gebleken is dat Crocs andere adviezen van de bedrijfsarts niet heeft opgevolgd. Verder blijkt uit de rapportages van de bedrijfsarts en de overgelegde stukken dat de medische situatie van [werknemer] onveranderd bleef. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat het niet benutten van de marginale mogelijkheden van [werknemer] door Crocs niet als ernstig verwijtbaar kan worden aangemerkt.
Bovendien heeft [werknemer] niet aannemelijk gemaakt dat het deze handelswijze is geweest, die ervoor heeft gezorgd dat de arbeidsongeschiktheid twee jaar onafgebroken heeft voortgeduurd, waardoor Crocs na een verkregen ontslagvergunning van het Uwv de arbeidsovereenkomst kon opzeggen.
5.13.
[werknemer] stelt verder dat Crocs een ernstig verwijt kan worden gemaakt van het ontstaan van haar ziekte. Zij stelt daartoe dat zij door het inzetten van de bedrijfsrecherche ernstige psychische klachten heeft gekregen waardoor zij niet meer behandelbaar is geweest voor haar fysieke klachten.
5.14.
Ten aanzien van het inschakelen van het bedrijfsrecherchebureau Hoffmann overweegt de kantonrechter dat het controleren van een werknemer door een recherchebureau slechts aanvaardbaar is, wanneer tegen de werknemer ernstige verdenkingen zijn gerezen ter zake van ernstige overtredingen die een onderzoek buiten de betrokkene om noodzakelijk maken. Crocs heeft daartoe slechts gesteld dat er twijfels bestonden omtrent de arbeidsongeschiktheid van [werknemer] . Waarop die twijfels gebaseerd waren heeft Crocs slechts marginaal nader geduid. Ook anderszins zijn door Crocs geen bijzondere omstandigheden gesteld. Het inschakelen van Hoffmann acht de kantonrechter in dit verband dan ook niet aangewezen. Het had op de weg van Crocs gelegen om haar wantrouwen met [werknemer] te bespreken.
5.15.
De kantonrechter kan zich voorstellen dat het inschakelen van Hoffmann niet prettig is geweest voor [werknemer] , maar dat de opzegging na twee jaar arbeidsongeschiktheid een direct gevolg is van dit handelen van Crocs heeft [werknemer] niet aannemelijk gemaakt. Overigens was het, gelet op de mail van de gemachtigde van [werknemer] van 4 oktober 2016, in ieder geval binnen 3 maanden nadat [werknemer] bekend werd met het onderzoek door Hoffmann voor [werknemer] duidelijk dat Hoffmann niet haar, maar een willekeurige derde had gefotografeerd.
5.16.
[werknemer] heeft geen stukken overgelegd waaruit een direct verband tussen het handelen van Crocs terzake en een ernstige verslechtering van haar medische situatie blijkt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat bij [werknemer] sprake is van multicausale problematiek waarvoor volgens het arbeidsdeskundig onderzoek van Lucas & VanderKleij van 14 december 2016 een multidisciplinair behandeltraject nodig is. Uit dit onderzoek blijkt dat [werknemer] ten gevolge van het auto-ongeluk in 2013 medische klachten heeft overgehouden. Dit blijkt ook uit de door [werknemer] overgelegde brief van Sophia Revalidatie d.d. 16 november 2017. Uit de brief blijkt dat [werknemer] onder behandeling is geweest voor een angststoornis, maar dat deze angststoornis direct verband houdt met het inschakelen van Hoffmann blijkt niet. Ook
uit de rapportages van de bedrijfsarts en het rapport van Ergatis blijkt dit niet. Uit de rapportages blijkt dat de medische situatie onveranderd moeizaam blijft. Dat Crocs een ernstig verwijt kan worden gemaakt van het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid die uiteindelijk heeft geleid tot het ontslag, is dan ook onvoldoende gebleken.
5.17.
Wat betreft het verwijt dat Crocs documenten niet juist heeft opgemaakt in het kader van de ontslagprocedure en Beleidsregels beoordelingskader Poortwachter heeft geschonden, overweegt de kantonrechter dat de bedrijfsarts een probleemanalyse heeft opgemaakt, dat Crocs op enig moment een plan van aanpak heeft opgesteld en dat Crocs Ergatis heeft ingeschakeld. Er zijn voorts oordelen van arbeidsdeskundigen. Dat Crocs, zoals zij erkent, een aantal maal een kruisje verkeerd heeft gezet, is slordig en onzorgvuldig, maar maakt niet dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen die tot onterechte opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft geleid. De desbetreffende beslissingen van het Uwv bieden hier ook geen aanknopingspunten voor.
5.18.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kunnen de handelingen van Crocs afzonderlijk en in samenhang bezien niet leiden tot de conclusie dat de opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen. Het verzoek van [werknemer] tot toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:682 lid 1, onderdeel c, BW, zal dan ook worden afgewezen.
5.19.
Aan de aanspraak van [werknemer] op een bedrag van € 55.000,- aan immateriële schadevergoeding wegens schending van de privacy, heeft [werknemer] geen andere feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd. Dit verzoek zal als ongegrond worden afgewezen.
Nevenvorderingen
5.20.
[werknemer] vordert een bedrag van € 1.399,61 bruto in het kader van niet genoten vakantiedagen. Zij stelt dat Crocs bij het transport onder jaartal 2015 onterecht 110:28 uur heeft laten vervallen. Daarnaast heeft Crocs onder jaartal 2017 157:17 uur laten vervallen, terwijl het bovenwettelijke verlofuren zijn in verband met ziekte. Door deze uren op te tellen bij 323:20 uur is transport naar jaartal 2018 een aantal uur van 591:08. [werknemer] stelt daarom dat zij recht heeft op betaling 111,08 uur aan niet genoten vakantie-uren. Zij maakt aanspraak op een aanvullende betaling van (€ 12,60 x 111.08) € 1.399,61 bruto.
5.21.
De kantonrechter volgt Crocs niet in haar stelling dat [werknemer] haar recht ter zake op grond van artikel 6:89 BW zou hebben verwerkt. Of de klachtplicht, gelet op de gelaagde structuur van het Burgerlijk Wetboek ook van toepassing is op de arbeidsovereenkomst kan in het midden blijven omdat niet gebleken is dat [werknemer] niet binnen bekwame tijd heeft geklaagd. Dat [werknemer] niet jaarlijks heeft geklaagd na ontvangst van het verlofoverzicht kan haar naar het oordeel van de kantonrechter niet worden verweten. Bij de eindafrekening is [werknemer] bekend geworden met het aantal vakantie-uren dat is uitbetaald. Ook in het voorstel van de gemachtigde van [werknemer] voor een minnelijke regeling van 24 november 2017 is aanspraak gemaakt op 479,97 niet genoten vakantiedagen. Aldus wist Crocs dat [werknemer] van oordeel was dat zij recht had op uitbetaling van een aanzienlijk aantal niet genoten vakantiedagen.
5.22.
De kantonrechter volgt Crocs ook niet in haar stelling dat de uren zijn vervallen ex artikel 7:640a BW, nu het om bovenwettelijke uren betreft. Door Crocs is onvoldoende weersproken dat zij een aantal van 157:17 aan bovenwettelijke uren heeft laten vervallen en bij het einde van het dienstverband 480 uur heeft uitbetaald aan [werknemer] , zodat de vordering van [werknemer] als onvoldoende gemotiveerd betwist zal worden toegewezen.
5.23.
[werknemer] heeft verzocht Crocs te veroordelen tot betaling van € 550,- wegens taxikosten. Hoewel niet gebleken is dat [werknemer] niet in staat was met openbaar vervoer te reizen, is de kantonrechter van oordeel dat nu niet in geschil is dat bij [werknemer] sprake was van lichamelijke en psychische beperkingen Crocs mede gelet op de hoogte van het bedrag in redelijkheid deze kosten aan [werknemer] dient te vergoeden. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
5.24.
Aan de door [werknemer] gevorderde betaling door Crocs van in totaal € 1.666,55 inzake kosten voor medische zorg en medicatie niet vergoed door de zorgverzekeraar, heeft [werknemer] ten grondslag dat zij na het inschakelen van het bedrijfsrecherche bureau niet meer is behandeld voor haar fysieke klachten behorend bij haar ziekmelding 19 oktober 2015. Zij heeft behandelingen gehad voor de klachten die daarna door toedoen van Crocs zijn ontstaan en niet door de zorgverzekeraar zijn vergoed. Crocs heeft aangevoerd dat er geen contractuele of wettelijke grondslag voor vergoeding van die kosten is.
5.25.
De kantonrechter is van oordeel dat [werknemer] onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd dat het handelen van Crocs een zelfstandige grond voor het toekennen van een vergoeding voor medische zorg kan opleveren, los van de billijke vergoeding. [werknemer] heeft in dit verband immers geen andere feiten en omstandigheden aangedragen ter onderbouwing van deze vordering dan aan haar verzoek om toekenning van een billijke vergoeding, zodat haar verzoek dient te worden afgewezen waarbij de kantonrechter er overigens wel van uitgaat dat Crocs haar toezegging gestand zal houden dat zij het eigen risico ad € 385,- over het jaar 2016 na ontvangst van een bewijsstuk terzake aan [werknemer] zal betalen.
5.26.
[werknemer] vordert een bedrag van € 9.000,- ex btw inzake kosten voor (om)scholing en vergroten arbeidsmogelijkheden. Voor zover [werknemer] heeft gesteld dat Crocs heeft nagelaten om haar cursussen/training/scholing aan te bieden om haar kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, miskent [werknemer] daarmee dat de scholingsverplichting van artikel 7:611a ziet op de bedongen arbeid. Dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Crocs in verband staat met het schenden van een scholingsverplichting is gesteld noch gebleken, zodat de vordering als ongegrond zal worden afgewezen.
5.27.
Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Crocs tot betaling aan [werknemer] van € 1.399,61 bruto aan niet genoten vakantiedagen;
6.2.
veroordeelt Crocs tot betaling aan [werknemer] van € 550,- netto aan taxikosten;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op 22 maart 2019 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter