ECLI:NL:RBNHO:2019:3794

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
6184972 \ CV EXPL 17-6675
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en aansprakelijkheid luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Easyjet Airline Company Limited wegens compensatie na de annulering van zijn vlucht van Amsterdam naar Genève op 3 april 2017. De passagier had een vervoersovereenkomst met Easyjet en vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Easyjet had de vlucht geannuleerd en een vervangende vlucht aangeboden voor de volgende dag, welke de passagier niet accepteerde en zelf een andere vlucht boekte. De passagier vorderde een bedrag van € 691,00, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, als compensatie voor de annulering.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Easyjet als de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert moet worden aangemerkt, ondanks dat Easyjet Switzerland de vlucht daadwerkelijk uitvoerde. De rechter oordeelde dat Easyjet aansprakelijk is voor de compensatie, omdat de passagier een overeenkomst met Easyjet had gesloten. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van € 250,00 voor compensatie toe, evenals de wettelijke rente vanaf de datum van annulering. De vordering voor additionele kosten werd afgewezen, omdat de passagier onvoldoende bewijs had geleverd voor deze kosten. De kantonrechter compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking werd uitgesproken door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en is definitief, aangezien er geen hoger beroep openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6184972 \ CV EXPL 17-6675
Uitspraakdatum: 15 mei 2019
Beschikking in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R. Bos (Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Luton (Verenigd Koninkrijk)
verwerende partij
verder te noemen: Easyjet
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 25 juli 2017;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 13 december 2017;
  • de conclusie van repliek aan de zijde van de passagier, ingekomen ter griffie op 20 augustus 2018;
  • de conclusie van dupliek aan de zijde van Easyjet, ingekomen ter griffie op 17 oktober 2018.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Easyjet een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de passagier vervoerd diende te worden van Amsterdam naar Genève op
3 april 2017 met vluchtnummer EZS1360, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. Easyjet heeft aan de passagier een vervangende vlucht aangeboden voor de volgende dag. De passagier heeft dit aanbod niet aanvaard en heeft zelf een eerdere vlucht geboekt bij KLM.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Easyjet gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Easyjet heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt Easyjet te veroordelen tot betaling van:
- € 691,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 103,65 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert zijn vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
De passagier stelt dat Easyjet vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00. Voorts vordert de passagier een bedrag van € 441,00 aan additionele kosten op grond van de Verordening. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door Easyjet van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.3.
Easyjet betwist de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
In geschil is of Easyjet vanwege de annulering van de vlucht compensatie verschuldigd is aan de passagier. Easyjet voert aan dat zij niet tot voldoening van compensatie gehouden is omdat niet zij, maar Easyjet Switzerland als de “luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert” moet worden aangemerkt.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Ingevolge artikel 5, lid 1, aanhef en sub c, hebben de betrokken passagiers in geval van annulering van een vlucht recht op de in artikel 7 bedoelde compensatie
door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Artikel 2 van de Verordening bepaalt onder b), dat voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder “luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’, een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is een vlucht uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier”.
4.4.
In het arrest van het Hof in de zaak Wirth c.s. / Thompson Airways (C-532/17) van 4 juli 2018, voor zover hier van belang, is als volgt overwogen:

17. In dit verband moet worden opgemerkt dat het begrip „luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert” volgens artikel 2, onder b), van verordening nr. 261/2004, moet worden opgevat als de „luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is een vlucht uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier”.
18 Deze definitie bevat dus twee cumulatieve voorwaarden om een luchtvaartmaatschappij te kunnen aanmerken als „luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert”, die ten eerste de uitvoering van de betrokken vlucht en ten tweede het bestaan van een met de passagier gesloten overeenkomst betreffen.
19 De eerste voorwaarde legt de nadruk op het essentiële onderdeel ervan, namelijk het begrip „vlucht”. Het Hof heeft reeds geoordeeld dat dit begrip moet worden opgevat „als een luchtvervoerhandeling – en dus in zekere zin een ‚onderdeel’ van dit vervoer [...] – die wordt uitgevoerd door een luchtvaartmaatschappij die het traject ervan vaststelt” (arresten van 10 juli 2008, Emirates Airlines, C‑173/07, EU:C:2008:400, punt 40; 13 oktober 2011, Sousa Rodríguez e.a., C‑83/10, EU:C:2011:652, punt 27, en 22 juni 2016, Mennens, C‑255/15, EU:C:2016:472, punt 20).
20 Hieruit volgt dat de maatschappij die, in het kader van haar passagiersvervoer, besluit een bepaalde vlucht uit te voeren en daarvan tevens het traject vaststelt en hierdoor ter attentie van belangstellenden een aanbod van luchtvervoer creëert, moet worden beschouwd als de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. De vaststelling van een dergelijk besluit impliceert namelijk dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze vlucht, met inbegrip van met name de eventuele annulering of langdurige vertraging bij aankomst van die vlucht, bij deze luchtvaartmaatschappij berust.
(…)
23 Een dergelijke oplossing wordt bevestigd door de doelstelling een hoog niveau van bescherming van de passagiers te waarborgen, zoals vermeld in overweging 1 van verordening nr. 261/2004, aangezien met deze oplossing kan worden gegarandeerd dat de vervoerde passagiers schadeloos worden gesteld of worden verzorgd, zonder rekening te hoeven houden met de afspraken die met het oog op de daadwerkelijke uitvoering van de vlucht zijn gemaakt tussen de luchtvaartmaatschappij die het besluit tot uitvoering van de betrokken vlucht heeft genomen, en een andere luchtvaartmaatschappij”.
4.5.
Vast staat dat er sprake is van een met de passagier gesloten overeenkomst is, te weten met Easyjet. De kantonrechter stelt voorts vast dat uit de algemene voorwaarden van Easyjet, zowel blijkens de versie die Easyjet heeft overgelegd als blijkens de versie die volgens de passagier van toepassing is, volgt dat de vlucht door Easyet Switzerland uitgevoerd zou worden. Het gaat in dit geval om de vraag welke maatschappij “
in het kader van haar passagiersvervoer heeft besloten de vlucht uit te voeren en daarvan tevens het traject heeft vastgesteld en hierdoor ter attentie van belangstellenden een aanbod van luchtvervoer heeft gecreëerd”. De passagier stelt dat in dit geval Easyjet het besluit heeft genomen om de vlucht uit te voeren en aan te bieden aan het publiek. Volgens de passagier rust de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de vlucht dan ook bij Easyjet. Easyjet heeft dit niet, althans onvoldoende betwist. Een verwijzing naar haar algemene voorwaarden, waaruit volgt dat de vlucht door Easyet Switzerland uitgevoerd zou worden, is in dit verband onvoldoende.
4.6.
Gelet op het voorgaande moet Easyjet in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter worden aangemerkt als “de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert” in de zin van artikel 2, sub b en artikel 5, lid 1 aanhef en sub c van de Verordening. Dit is ook in overeenstemming met de doelstelling een hoog niveau van bescherming van de passagiers te waarborgen, zoals vermeld in overweging 1 van de Verordening, aangezien met deze oplossing kan worden gegarandeerd dat de vervoerde passagiers schadeloos worden gesteld of worden verzorgd, zonder rekening te hoeven houden met de afspraken die met het oog op de daadwerkelijke uitvoering van de vlucht zijn gemaakt tussen de luchtvaartmaatschappij die het besluit tot uitvoering van de betrokken vlucht heeft genomen, en een andere luchtvaartmaatschappij.
4.7.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat Easyjet zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening en Easyjet geen beroep op een buitengewone omstandigheid heeft gedaan, is Easyjet gehouden compensatie aan de passagier te voldoen. De vordering tot betaling van het ter zake gevorderde bedrag van € 250,00 zal dan ook worden toegewezen.
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom wordt eveneens toegewezen zoals gevorderd. Het verweer van Easyjet terzake wordt aldus verworpen. Er is immers sprake van een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, welke schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus in zonder ingebrekestelling op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Dat aan Easyjet desondanks nog een redelijke termijn voor de nakoming is gesteld, doet daaraan niet af. De kantonrechter zal de wettelijke rente toewijzen vanaf 3 april 2017.
4.9.
De vordering betreffende de additionele kosten zal worden afgewezen. Daartoe wordt als volgt overwogen. In de toelichting op formulier A is vermeld dat de passagier op basis van artikel 5 lid 1 sub b juncto artikel 9 van de Verordening de kosten van het hotel, vervoer, eten en drinken heeft gevorderd. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat het thans gevorderde het bedrag aan additionele kosten van € 441,00 betrekking heeft op voormelde kostenposten. Easyjet heeft aangevoerd dat de hotelkosten reeds zijn vergoed. Dit blijkt ook uit een e-mail die de passagier als productie bij het formulier A heeft overgelegd. Mede gelet hierop had het op de weg van de passagier gelegen om nader te onderbouwen waarom hij meent dat hij alsnog aanspraak maakt op vergoeding van hotelkosten. Dit heeft de passagier nagelaten. De passagier heeft evenmin onderbouwd dat hij kosten voor eten en drinken heeft gemaakt. Voor zover de passagier vergoeding van de kosten van het door hemzelf geregelde vervangend vervoer (vliegticket) vordert, heeft hij niet gesteld op grond waarvan deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. De Verordening bevat hiervoor geen grondslag.
4.10.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Easyjet heeft deze vordering gemotiveerd betwist. Omdat de vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagier kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden gebaseerd op de in deze procedure toe te wijzen hoofdsom, zodat € 40,00 toegewezen zal worden.
4.11.
Nu beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld, zal de kantonrechter de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.12.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen of een gerechtelijke schikking aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Easyjet tot betaling aan de passagier van € 290,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 250,00 vanaf 3 april 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open