ECLI:NL:RBNHO:2019:3859

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
7139107 \ CV EXPL 18-7015
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door KLM Cityhopper; beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Dublin naar Amsterdam op 11 mei 2018. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 500,00 per persoon, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. KLM Cityhopper betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder een opgelegde CTOT door de luchtverkeersleiding en slechte weersomstandigheden in Dublin.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat KLM Cityhopper niet voldoende heeft aangetoond dat de vertraging volledig te wijten was aan buitengewone omstandigheden. Hoewel de CTOT van de voorafgaande vlucht een factor was, heeft KLM Cityhopper niet kunnen bewijzen dat de weersomstandigheden en de daaropvolgende capaciteitsreductie door de luchtverkeersleiding ook een rol hebben gespeeld. De rechter oordeelde dat KLM Cityhopper gehouden was om de passagiers te compenseren voor de vertraging van de vlucht, omdat het beroep op buitengewone omstandigheden niet succesvol was.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en KLM Cityhopper veroordeeld tot betaling van € 500,00 per passagier, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van de passagiers toegewezen, terwijl de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen. Het vonnis is uitgesproken door mr. J. Candido op 8 mei 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7139107 \ CV EXPL 18-7015
Uitspraakdatum: 8 mei 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[de passagier] , wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente]

2. [de passagier], wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A. Bos (Flight Claim)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen KLM Cityhopper
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 8 augustus 2018 een vordering tegen KLM Cityhopper ingesteld. KLM Cityhopper heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna KLM Cityhopper een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met KLM Cityhopper een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan KLM Cityhopper de passagiers diende te vervoeren van Dublin (Ierland) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 11 mei 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van KLM Cityhopper gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
KLM Cityhopper heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat KLM Cityhopper bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat KLM Cityhopper vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door KLM Cityhopper van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.

4.Het verweer

4.1.
KLM Cityhopper betwist de vordering. Zij voert aan dat er sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft KLM Cityhopper aangevoerd dat de onderhavige vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatie Amsterdam-Dublin en is uitgevoerd door het toestel PH-EZB. De voorafgaande vlucht was tijdig, met een vertraging van 3 minuten als gevolg van een “missing checked-in passenger”, gereed voor vertrek. De Europese luchtverkeersleiding heeft om 07:55 UTC een CTOT (calculated take off time) aan het toestel opgelegd. Ter onderbouwing heeft KLM Cityhopper enkele pagina’s uit het operational log van Eurocontrol voor de vlucht KL 935 – bij Eurocontrol bekend als KLM43C- overgelegd. De CTOT is tweemaal herzien. Het toestel kreeg uiteindelijk pas om 11:14 UTC, met een vertraging van 1 uur en 19 minuten, toestemming om van de gate te vertrekken. De luchthaven in Dublin had vervolgens te kampen met harde wind van 22 knopen. Onder dusdanige weersomstandigheden wordt de separatieafstand tussen opvolgende vliegtuigen vergroot waardoor er minder toestellen kunnen landen dan gepland. Als gevolg van de oplopende vertragingen worden toestellen door de luchtverkeersleiding naar de holding verwezen. Omdat het toestel langdurig in de holding moest blijven en het onduidelijk was wanneer geland kon worden, was de gezagvoerder genoodzaakt om uit te wijken. De gezagvoerder heeft van het Operations Control Center (hierna OCC) toestemming gekregen om uit te wijken naar Shannon en de vlucht is dan ook om 12:29 UTC uitgeweken. Het toestel is om 13:20 UTC aan de blokken gegaan in Shannon. Uiteindelijk kreeg het toestel om 14:19 UTC toestemming om van de blokken te gaan en is het vervolgens 15:22 UTC, met een vertraging van 3 uur en 47 minuten, in Dublin gearriveerd. In Dublin is de vertrekprocedure zo spoedig mogelijk uitgevoerd en is om 16:05 UTC, met een vertraging van 3 uur en 45 minuten vertrokken. Het toestel is met een vertraging van 3 uur en 53 minuten in Amsterdam gearriveerd.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening is KLM Cityhopper niet verplicht de passagiers te compenseren zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. KLM Cityhopper stelt dat hier sprake is van buitengewone omstandigheden omdat de vertraging het gevolg was van een CTOT, de weersomstandigheden te Dublin en de daaropvolgende capaciteitsreductie ingesteld door de luchtverkeersleiding.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en
wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De kantonrechter overweegt dat uit de stukken volgt dat de door Eurocontrol opgelegde CTOT de voorafgaande vlucht met een vertraging van 1 uur en 19 minuten is vertrokken. Een CTOT kan gezien worden als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van paragraaf 15 van de Considerans. Gelet op de formulering van paragraaf 15 van de Considerans wordt een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag vermoed een buitengewone omstandigheid op te leveren. Hierin ligt besloten dat ook in geval een dergelijk besluit van Eurocontrol zich heeft voorgedaan ten aanzien van een toestel op een voorafgaande vlucht sprake kan zijn van een buitengewone omstandigheid op de opvolgende vlucht, in deze de onderhavige vlucht, met hetzelfde toestel.
5.5.
KLM Cityhopper heeft aangevoerd dat de vertraging vervolgens is opgelopen door de harde wind in de omgeving van de luchthaven te Dublin en het vergroten van de separatieafstand tussen de vluchten door de luchtverkeersleiding. KLM Cityhopper heeft dit echter niet nader onderbouwd. Het had op de weg van KLM Cityhopper gelegen om aan te tonen dat de luchtverkeersleiding ten aanzien van de voorafgaande vlucht een besluit heeft genomen waaruit volgt dat deze voorafgaande vlucht vanwege de weersomstandigheden niet mocht landen en naar de holding is verwezen. Het beroep op buitengewone omstandigheden ten aanzien van dit deel van de vertraging wordt dan ook niet gehonoreerd.
5.6.
Aldus heeft KLM Cityhopper enkel voor een vertraging van 1 uur en 19 minuten ten aanzien van de voorafgaande vlucht aangetoond dat sprake was van een buitengewone omstandigheid, namelijk de opgelegde CTOT’s. KLM Cityhopper kan dan ook geen geslaagd beroep doen op buitengewone omstandigheden.
5.7.
Uit het voorgaande volgt dat de verweren van KLM Cityhopper stranden en daarom komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling of KLM Cityhopper voldoende maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. KLM Cityhopper is daarom gehouden de passagiers te compenseren in verband met de vertraging van de vlucht.
5.8.
Nu KLM Cityhopper voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
5.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. KLM Cityhopper heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en de daarover gevorderde rente moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van KLM Cityhopper , omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt KLM Cityhopper tot betaling aan de passagiers van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf 11 mei 2018, tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt KLM Cityhopper tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 107,61;
griffierecht € 226,00
salaris gemachtigde € 240,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt KLm Cityhopper tot betaling van € 60,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter