ECLI:NL:RBNHO:2019:3925

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 mei 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
C/15/287164 / JU RK 19-649
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling in het kader van ondertoezichtstelling van minderjarigen

Op 9 mei 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wijziging van een omgangsregeling voor minderjarigen, aangevraagd door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam). De kinderrechter heeft het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling afgewezen, omdat de huidige regeling pas recent was vastgesteld en er nog geen concrete hulpverlening was ingezet om de relatie tussen de ouders te verbeteren. De kinderrechter oordeelde dat een wijziging van de omgangsregeling voorbarig was, gezien de recente ondertoezichtstelling van de kinderen en de noodzaak om de stabiliteit voor de kinderen te waarborgen.

De zaak kwam voort uit zorgen van de GI over de emotionele stabiliteit van de vader en de impact daarvan op de kinderen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er spanningen waren tussen de ouders, die de ontwikkeling van de kinderen bedreigden. De kinderrechter benadrukte het belang van samenwerking tussen de ouders en het inzetten van hulpverlening om de relatie te verbeteren. De ouders werden aangespoord om het belang van de kinderen voorop te stellen en zich in te zetten voor een onbelast contact met beide ouders.

De kinderrechter concludeerde dat het verzoek van de GI tot wijziging van de omgangsregeling niet in het belang van de kinderen was en dat de bestaande regeling moest worden hervat. De uitspraak benadrukte de noodzaak van voorbereiding van de kinderen op het hervatten van de omgangsregeling, waarbij de rol van de moeder en de GI cruciaal was.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
zaakgegevens : C/15/287164 / JU RK 19-649
datum uitspraak: 9 mei 2019
beschikking wijzigen zorg/omgangsregeling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam),hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam.
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [minderjarige]
,
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [minderjarige] ,
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] ,hierna te noemen de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de vader] ,hierna te noemen de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 5 april 2019, ingekomen bij de griffie op 9 april 2019;
- het e-mailbericht van de vader van 24 april 2019, met bijlage.
1.2
Op 25 april 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- [medewerkster GI] , namens de GI.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 6 februari 2019 zijn [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 6 augustus 2019.
2.3
Bij beschikking van 6 februari 2019 in het kader van de echtscheiding is door de rechtbank de verdeling van de zorg- en opvoedtaken als volgt vastgesteld:
voornoemde minderjarigen verblijven bij de man:
- in een tweewekelijkse cyclus, in de eerste week van donderdag 18:00 uur (de man haalt de minderjarigen op uit de BSO) tot maandagochtend 8:30 uur (de man brengt de minderjarigen naar school) en in de tweede week van maandag uit school tot dinsdagochtend naar school (de man haalt en brengt);
- in de oneven jaren tijdens de eerste, vierde en vijfde week van de zomervakantie en in de even jaren tijdens de tweede, derde en zesde week van de zomervakantie, tenzij partijen in de voorafgaande decembermaand in onderling overleg tot een andere verdeling komen; en
- in de oneven jaren tijdens de eerste week van de kerstvakantie en in de even jaren tijdens de tweede week van de kerstvakantie.

3.Het verzoek

3.1
Op 30 maart 2019 heeft zich een incident voorgedaan tussen de vader en de moeder, waarbij de vader op de voetbalclub [minderjarige] heeft genegeerd en [minderjarige] en [minderjarige] heeft achtergelaten. De GI maakt zich ernstige zorgen over de emotionele stabiliteit van de vader die zich voornamelijk uit in boosheid over de moeder waarmee de kinderen worden geconfronteerd. Dit betekent voor de kinderen dat zij zeer gespannen zijn. Dit heeft een negatieve invloed op hun ontwikkeling. De vader houdt zich niet aan de gestelde bodemeisen en daarmee zijn de kinderen steeds weer in onveiligheid.
3.2
De GI heeft verzocht de door de kinderrechter op 6 februari 2019 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen. De GI verzoekt de rechtbank:
- op grond van artikel 1: 265g lid 1 BW de omgangsregeling tussen [minderjarige] ,
[minderjarige] , [minderjarige] en hun vader, [de vader] , als volgt te wijzigen:
- begeleide omgang in de frequentie van 1x in de 2 weken voor de duur van 2 uur;
- de moeder informeert de vader 1x in de 3 weken over hun ontwikkeling en
stuurt vader foto’s van de kinderen;
- in dringende omstandigheden zoals ongevallen, acute medische behandelingen, zal de moeder direct contact opnemen met de vader.
De GI stelt daarbij als bodemeisen dat:
- de vader hulp accepteert om de scheiding te verwerken en eventueel verwerking
van zijn eigen problematische jeugd;
- de moeder en de vader zijn bereid om met hulp met elkaar in gesprek te gaan om te
werken aan de rust voor hun kinderen;
De GI hoopt dat de begeleide omgang van korte duur is en dat er snel
gekeken wordt hoe de omgang passend gemaakt kan worden voor de kinderen.
- de te geven beschikking uitvoerbaar hij voorraad te verklaren.
3.3
Ter zitting heeft [medewerkster GI] toegelicht dat de kinderen worden belast met de spanningen tussen de ouders en dat zij niet weten hoe ze hiermee moeten omgaan. De kinderen willen hun vader zien, maar zij zien ook op tegen het contact met hem. Het is in het belang van de kinderen hun vertrouwen in de vader te herstellen en de omgang weer op te bouwen. Er is de vader eerder aangeboden om de omgang begeleid te laten plaatsvinden, maar dit heeft hij geweigerd. Er is sinds 30 maart 2019 geen omgang meer geweest tussen de vader en de kinderen. De nu verzochte omgangsregeling is een tijdelijke oplossing. Tijdens de zitting ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling zal wat betreft de GI opnieuw bekeken worden welke omgangsregeling passend is. Als eerder duidelijk is dat een uitgebreidere omgang mogelijk is, zal deze afgesproken worden. In de termijn tot aan voornoemde zitting kan ook gewerkt worden aan het verbeteren van de relatie tussen de ouders. De problemen tussen de ouders vormen de basis voor de bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen. Het is echter niet mogelijk voor alle omstandigheden afspraken te maken zodat op geen enkel moment een direct contact tussen de ouders plaatsvindt. Belangrijk is dat de vader geen voorwaarden aan dit contact verbindt.

4.Standpunten

4.1
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat het de kinderen verward heeft dat de vader zonder afscheid van het voetbalveld is vertrokken. De week voor het incident was door de ziekte van [minderjarige] al onrustig verlopen en ook de overdracht van de kinderen verliep door de ziekte van [minderjarige] anders dan afgesproken. Een direct contact tussen de moeder en de vader was op dat moment niet te vermijden. De moeder wist niet dat door de GI over de ziekte van [minderjarige] niets aan de vader was gemeld. De vader zorgt goed voor de kinderen, maar de kinderen geven bij de moeder aan dat hij negatief over haar en haar nieuwe partner praat. Ook worden zaken geregeld vertraagd doordat de vader zijn toestemming niet wil geven. Deze situatie is een belasting voor de loyaliteit van de kinderen. De kinderen hebben de vader al een paar keer heel boos gezien en zij geven aan zich steeds onveiliger te voelen. Nu er sinds het incident geen omgang is, ervaren zij meer rust. Wel is duidelijk dat de kinderen hun vader ook missen. Het is dan ook belangrijk dat het contact tussen de kinderen en hun vader zo snel mogelijk wordt hersteld. Ten aanzien van de toekomst geeft de moeder aan dat haar leven verder gaat en dat zij graag samen met haar nieuwe partner verder wil. Een verhuizing naar [plaats] , waar haar vriend woont, is dan een logische stap.
4.2
De vader heeft ter zitting aangegeven dat in de door de GI overgelegde informatie veel onjuistheden staan. De vader herkent zich niet in het beeld dat in die informatie van hem wordt geschetst. De confrontatie bij de voetbalclub met de moeder en haar uitgebreide gezelschap, was teveel voor de vader. Hij voelde zich overvallen en heeft zich vervolgens teruggetrokken. De vader ontkent tegen de kinderen negatief over de moeder en haar nieuwe partner te praten. De omgang met de kinderen gaat goed en zij geven aan liever bij hem te willen blijven. Er zijn eerder nooit zorgen geuit over de omgang tussen de vader en de kinderen en de vader is dan ook van mening dat het onnodig is om deze omgang nu begeleid plaats te laten vinden. Het enige wat de vader vraagt, is dat hij bij de overdracht van de kinderen niet geconfronteerd wordt met de nieuwe partner van de moeder. De vader voelt zich hierin niet gehoord. Als de kinderen aangeven nu geen omgang met hun vader te willen, dan zal hij hen hier niet in dwingen. Ook wil hij niet dat anderen dat doen. De vader is bang dat de huidige aanpassing van de omgangregeling slechts een aanloop is naar een hele beknopte omgang wanneer de moeder met de kinderen naar [plaats] is vertrokken.

5.De beoordeling

5.1
Op grond van artikel 1:265g van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een zorgregeling vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd, geldt de op grond van dit artikel vastgestelde regeling als een regeling als bedoeld in artikel 253a, lid 2 onder a, dan wel artikel 377a, tweede lid, BW.
5.2
De kinderrechter beoordeelt of het in het belang van [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] noodzakelijk is dat de verdeling van de zorg- en opvoedtaken zoals vastgesteld bij beschikking van 6 februari 2019, wordt gewijzigd. Ten aanzien van deze vraag gaat de kinderrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij beschikking van 6 februari 2019 is door de rechtbank een omgangsregeling vastgesteld, waarover de ouders ter zitting van 24 januari 2019 overeenstemming hebben bereikt. In de beschikking van de kinderrechter van 6 februari 2019 ten aanzien van de ondertoezichtstelling van de kinderen zijn als bedreigingen voor de ontwikkeling van de kinderen genoemd: de aanhoudende spanningen tussen de ouders, het gebrek aan samenwerking en constructieve communicatie tussen de ouders en de boosheid en het wantrouwen van de vader richting de moeder. In het kader van de ondertoezichtstelling zijn door de GI bodemeisen gesteld en er hebben individuele gesprekken met de ouders plaatsgevonden. Verdere hulpverlening ter verbetering van de relatie tussen de ouders is (nog) niet ingezet.
In het weekend van 29 maart 2019 tot 1 april 2019 heeft zich tussen de ouders een escalatie voorgedaan waarbij de vader uiteindelijk [minderjarige] en [minderjarige] op het voetbalveld, zonder afscheid te nemen, bij de moeder heeft achtergelaten en [minderjarige] heeft genegeerd. Door de gerezen zorgen over de emotionele stabiliteit van de vader en de veiligheid van de kinderen bij de vader heeft de GI vervolgens de eerder door de ouders overeengekomen omgangsregeling stopgezet. Dit mede op grond van zorgen over de manier waarop de vader de kinderen belast door negatief over de moeder en haar partner te praten en hen te diskwalificeren. Dit laatste is niet eerder dan op de zitting naar voren gebracht en er is daarover geen verdere schriftelijke informatie overgelegd. De vader ontkent met klem dat hij de kinderen op deze manier belast. Bij [minderjarige] zijn geen kindsignalen gezien en [minderjarige] geeft geen negatieve signalen af over de vader. Recent geeft [minderjarige] aan liever niet naar de vader te willen.
5.3
Ook ter zitting blijkt duidelijk dat de verhouding tussen de ouders moeizaam is. Er is veel wantrouwen naar elkaar en de standpunten lijken te verharden. De ouders erkennen beiden dat hun onderlinge strijd de bedreiging vormt voor de veilige ontwikkeling van de kinderen. Nog niet duidelijk is of en zo ja welk interventietraject vanuit het kader van de ondertoezichtstelling ingezet kan en moet worden om deze relatie te verbeteren.
5.4
De kinderrechter overweegt dat de huidige omgangsregeling tot stand is gekomen met instemming van beide ouders. Recent is deze regeling door een beschikking van de rechtbank vastgelegd. Ook de betrokkenheid van de GI in het kader van de ondertoezichtstelling is pas van recente datum en er zijn in dit kader hulpverleningsdoelen opgesteld. De ouders zijn beiden zeer betrokken bij de kinderen, maar het lukt hen niet het belang van de kinderen voorop te zetten en niet langer naar elkaar te wijzen om de huidige impasse te doorbreken. Door de GI zijn tot aan de zitting geen zorgen gemeld over de verzorgings- en opvoedingssituatie bij de vader. Ook is in de thuissituatie bij de vader geen hulpverlening ingezet of hebben er observaties plaatsgevonden om de vermeende zorgen over de belasting van de kinderen door de vader te onderzoeken. Ten aanzien van de omgang zijn alleen zorgen over de overdrachtsmomenten genoemd en het directe contact op dat moment tussen de vader en de moeder en de vader en de partner van de moeder. Het incident van 30 maart jl. is illustratief voor voornoemde zorgen, die ten aanzien van de relatie tussen de ouders al langer bestaan.
5.5
De kinderrechter constateert dat de gespannen relatie tussen de ouders geen nieuw feit is. Integendeel, die gespannen relatie vormt de voornaamste reden voor de recent uitgesproken ondertoezichtstelling van de kinderen. Het is in het belang van de kinderen dat de ouders het belang van de kinderen voorop gaan stellen, zich committeren aan de geadviseerde hulpverlening en zich inzetten om voor de kinderen een onbelast contact met beide ouders mogelijk te maken. Hulpverlening in de thuissituatie bij beide ouders kan de wederzijdse zorgen over de opvoedings- en verzorgingssituatie bij de andere ouder wegnemen en het onderlinge vertrouwen herstellen. De in het kader van de ondertoezichtstelling gestelde doelen zien op het verbeteren van de (samenwerkings)relatie tussen de ouders.
5.6
De kinderrechter is van oordeel dat het minimaliseren van de omgang tussen de kinderen en de vader niet de oplossing is voor de gerezen problemen. In de visie van de kinderrechter kan het eerder leiden tot een verwijdering tussen de kinderen en een van hun ouders. Dit is niet in hun belang. Beide ouders erkennen dat omgang met de vader in het belang van de kinderen is en dat de kinderen hun vader nu (soms) missen.
De kinderrechter ziet wel in dat het noodzakelijk is dat er meer aandacht moet zijn voor het oplossen van de problemen die ontstaan bij de overdrachtsmomenten, waarbij ook van de ouders inzet voor het oplossen van deze problemen verwacht mag worden. Op deze wijze kunnen de belemmeringen in de uitvoering van de huidige omgangsafspraken weggenomen worden en zullen de spanningen van de kinderen over het directe contact tussen de ouders (en de partner van de moeder) verminderen. Daaraan moet worden gewerkt in het kader van de recent gestarte ondertoezichtstelling. Naar het oordeel van de kinderrechter is het voorbarig om op dit moment in te grijpen in de pas recent overeengekomen en vastgestelde omgangsregeling.
5.7
Het verzoek van de GI tot wijziging van de in de beschikking van 6 februari 2019 vastgelegde omgangsregeling zal derhalve worden afgewezen. Dit betekent dat de in die beschikking vastgelegde omgangsregeling blijft gelden en dat de uitvoering daarvan dient te worden hervat.
Gelet op het feit dat er inmiddels geruime tijd geen omgang tussen de vader en de kinderen heeft plaatsgevonden, is het naar het oordeel van de kinderrechter in het belang van de kinderen dat de omgang wordt opgepakt in het tweede gedeelte van de cyclus, te weten van maandag uit school tot dinsdagochtend naar school (de man haalt en brengt). Belangrijk is dat de kinderen door de moeder en de GI op passende wijze op het hervatten van de omgangsregeling worden voorbereid.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Pieters, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam