ECLI:NL:RBNHO:2019:3976

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
10 mei 2019
Zaaknummer
7581557 \ AO VERZ 19-31
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer met betrekking tot re-integratieverplichtingen

In deze zaak heeft Asito Transport Terminal Services B.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] op grond van ernstig verwijtbaar handelen. De werknemer, die sinds 2011 in dienst was, had zich op 11 november 2017 ziek gemeld en voldeed niet aan zijn re-integratieverplichtingen. Ondanks herhaalde aanmaningen en een loonstop, weigerde hij aangepaste werkzaamheden te verrichten, zoals geadviseerd door de bedrijfsarts en het UWV. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer zonder gegronde reden zijn re-integratieverplichtingen niet was nagekomen, wat leidde tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 8 mei 2019. De rechter wees het verzoek van de werknemer om een transitievergoeding af, omdat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. Wel werd Asito veroordeeld tot betaling van achterstallig loon aan de werknemer voor de dagen waarop hij had gewerkt maar niet was betaald. De proceskosten werden door de kantonrechter aan de werknemer opgelegd, omdat hij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7581557 \ AO VERZ 19-31
Uitspraakdatum: 7 mei 2019
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Asito Transport Terminal Services B.V.,
gevestigd te Almelo, kantoorhoudende te Schiphol
verzoekster in de zaak van het verzoek
verweerster in de zaak van het tegenverzoek
verder te noemen: Asito
gemachtigde: mr. A. Weijermars-Kalatozova
tegen
[werknemer],
wonende te [woonplaats]
verweerder in de zaak van het verzoek
verzoeker in de zaak van het tegenverzoek
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. M. Blok

1.Het procesverloop

1.1.
Asito heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van de eerst mogelijke datum te ontbinden. [werknemer] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 9 april 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten verder naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [werknemer] bij brieven van 29 maart en 1 april 2019 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Asito is een dochtervennootschap van Asito B.V. Asito B.V. is een landelijk opererende schoonmaakorganisatie met een groot aantal lokale dochtervennootschappen bij wie de schoonmaakcontracten die Asito B.V. sluit, worden ondergebracht.
2.2.
[werknemer] , geboren [geboortedatum] 1965, is op 6 juni 2011 in dienst getreden bij Asito. De laatste functie die [werknemer] vervulde, is die van Medewerker algemeen schoonmaakonderhoud I, met een salaris van € 13,36 bruto per uur inclusief € 0,99 VET-toeslag, exclusief emolumenten. [werknemer] verrichtte zijn werkzaamheden om het weekend op de zaterdagen en zondagen voor 7,5 uur per dag, op de terminals van de luchthaven Schiphol. Op de arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van de CAO Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf van toepassing.
2.3.
Naast zijn werkzaamheden voor Asito verricht [werknemer] 37 uur per week schoonmaakwerkzaamheden bij GOM Schoonhouden B.V. (hierna: GOM).
2.4.
Op 11 november 2017 heeft [werknemer] zich ziek gemeld bij Asito. Ook bij GOM heeft [werknemer] zich sinds die datum ziek gemeld.
2.5.
Nadat de bedrijfsarts in het kader van de re-integratie bij Asito aanvankelijk heeft geoordeeld dat er – tijdelijk – geen duurzaam benutbare mogelijkheden voor [werknemer] bestonden, heeft de bedrijfsarts op 27 juni 2018 geoordeeld dat [werknemer] onder specifieke voorwaarden arbeid kon verrichten.
2.6.
Op zaterdag 30 juni 2018 is [werknemer] gestart met de re-integratie. Nadat [werknemer] die dag een korte periode lichte plumeauwerkzaamheden had verricht, is [werknemer] naar de eerste hulp op Schiphol gebracht omdat hij zich niet goed voelde. De leidinggevende van [werknemer] heeft vervolgens met [werknemer] afgesproken dat hij naar huis kon gaan en dat hij de volgende dag, op 1 juli 2018, weer op het werk werd verwacht.
2.7.
Op zondag 1 juli 2018 heeft [werknemer] zich afgemeld, omdat hij zich niet in staat achtte werkzaamheden te verrichten.
2.8.
Op 3 juli 2018 heeft de leidinggevende [werknemer] gebeld met de vraag of hij op 7 juli 2018 in staat was zijn re-integratie te hervatten. [werknemer] heeft aangegeven dat hij zich daartoe niet in staat achtte.
2.9.
Naar aanleiding van het voorgaande heeft [casemanager] , Casemanager bij Asito (hierna: [casemanager] ), bij brief van 3 juli 2018 [werknemer] gewezen op zijn re-integratieverplichtingen en daarbij geschreven: ‘
(…) De wet geeft ons in dat geval de mogelijkheid sancties op te leggen, te beginnen met een waarschuwing, vervolgens het stoppen van het loon en uiteindelijk zelfs ontslag. Aangezien dit onze eerste brief is zullen wij nu allereerst een waarschuwing geven. (…) Wij stellen u nogmaals in de gelegenheid om uiterlijk donderdag 05 juli ’18 (…) door te geven of u op zaterdag 07 juli ’18 uw werkzaamheden gaat hervatten. (…) Mocht u van mening blijven niet te kunnen re-integreren, dan zult u zelf maatregelen moeten nemen om dat te bewijzen. U zult dan vòòr 10:00 uur op dinsdag 10 juli ’18, een deskundigenoordeel bij het UWV moeten aanvragen. (…) U loon zal in dat geval vanaf laatstgenoemde datum worden stopgezet. (…)
2.10.
Bij brief van 10 juli 2018 heeft [casemanager] aan [werknemer] medegedeeld dat zijn loon per 10 juli 2018 werd stop gezet, omdat hij niet heeft voldaan aan hetgeen hem in de brief van 3 juli 2018 is voorgehouden.
2.11.
[werknemer] heeft op 18 juli 2018 een deskundigenoordeel gevraagd aan het Uitvoerings-instituut Werknemersverzekeringen (UWV). De conclusie in de naar aanleiding daarvan opgemaakte arbeidsdeskundige rapportage van 2 oktober 2018 luidt: ‘
De door de werkgever aangeboden arbeid is passend.
2.12.
Naar aanleiding van bovenstaande conclusie heeft [casemanager] bij brief van 4 oktober 2018 aan [werknemer] geschreven: ‘
(…) Op 4 oktober 2018 heeft ondergetekende telefonisch contact gehad met uw zwager [zwager] . (…) Op 09 oktober 2018 zal [zwager] telefonisch contact opnemen met ondergetekende (…). Het doel van deze telefonische afspraak is om afspraken te maken m.b.t. het hervatten in aangepaste werk (...). Ondergetekende heeft aan [zwager] laten weten dat u voor de weekenden van 06 – en 07 oktober en 13 – 14 oktober 2018 bent ingeroosterd. Het niet hervatten van de aangepaste werkzaamheden betekent dat wij uw afwezigheid vooralsnog beschouwen als het niet willen meewerken aan uw re-integratie. Asito zal de loonstop handhaven tot het moment dat u mee werkt aan uw re-integratie. (…)
2.13.
Op 13 oktober 2018 is [werknemer] op zijn werkplek verschenen. [werknemer] heeft op dat moment klachten gekregen en is zodoende door de medische dienst nagekeken. Vervolgens heeft [werknemer] met zijn leidinggevende afgesproken dat hij de volgende dag weer zou komen re-integreren. [werknemer] heeft op 14 oktober 2018 laten weten dat hij niet kwam werken.
2.14.
Op 17 oktober 2018 is [werknemer] gezien door de bedrijfsarts. Deze heeft geoordeeld dat er geen aanwijzingen zijn dat er een structurele verandering in de medische situatie is ontstaan en dat de uitspraak van het UWV moet worden opgevolgd.
2.15.
Bij brief van 17 oktober 2018 heeft [casemanager] aan [werknemer] geschreven: ‘
(…) Gegeven het feit dat u op zaterdag 13 oktober ’18 gedurende 2 uur op het werk bent geweest, zullen de uren van zaterdag aan u worden uitbetaald. Voor uw afmelding van zondag 14 oktober ’18 geldt (…) dat u over deze dag geen loon ontvangt, dit gezien het feit dat de bedrijfsarts heeft aangegeven dat er geen verandering in uw medische situatie is ontstaan en dat de uitspraak van het UWV moet worden opgevolgd. (…)
Op 03 november ’18 dient u conform uw rooster te werken. (…) aangepaste werkzaamheden voor 2 uur per dag. Indien u niet meewerkt aan bovengenoemde afspraak dan betekent dit dat uw loon wederom wordt stopgezet. Wij zullen dan bij het UWV een Deskundigenoordeel aanvragen om te laten toetsen of u voldoende meewerkt aan uw re-integratie. Indien het UWV dan oordeelt dat dit niet het geval is dan kan deze uitspraak gevolgen hebben voor uw dienstverband. (…)
Ondergetekende wil contact opnemen met uw andere werkgever om afspraken te maken over de gezamenlijke re-integratie. Graag ontvang ik uiterlijk 24 oktober ’18 (…) gegevens van u. (…)
2.16.
Bij brief van 1 november 2018 schrijft [casemanager] aan [werknemer] : ‘
(…) Wij spraken af dat u de Eerstejaarsevaluatie uiterlijk op 24 oktober ’18 getekend zou terugsturen. Tot op heden heb ik nog niets van u ontvangen. Tevens spraken wij af dat u de contactgegevens van uw andere werkgever ook voor 24 oktober ’18 aan ondergetekende zou aanleveren. Helaas hebben wij ook deze nog niet van u ontvangen. Gezien het feit dat u het weekend van 03/04 november ’18 uw aangepaste werkzaamheden zult gaan hervatten, krijgt u hierbij de laatste kans om (…) Eerstejaarsevaluatie en de contactgegevens van uw andere werkgever (…) te verstrekken. (…)
2.17.
Op 3 november 2018 is [werknemer] niet op het werk verschenen. Daaropvolgend is [werknemer] opgeroepen bij de bedrijfsarts. In de terugkoppeling van 7 november 2017 adviseert de bedrijfsarts het oordeel van het UWV te volgen, omdat er geen wezenlijke verandering is ontstaan in de medische situatie van [werknemer] . De bedrijfsarts heeft eveneens een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld.
2.18.
Bij brief van 12 november 2018 heeft [casemanager] [werknemer] nogmaals gewezen op zijn re-integratieverplichtingen. Daarbij is aan hem medegedeeld dat Asito een deskundigenoordeel bij het UWV heeft opgevraagd om te laten toetsen of [werknemer] voldoende meewerkt aan zijn re-integratie en dat indien het UWV oordeelt dat dit niet voldoende is, Asito maatregelen zal nemen om het dienstverband te beëindigen.
2.19.
Asito heeft een adviesbureau, Profeit Advies, ingeschakeld om een arbeidsdeskundige beoordeling te laten uitvoeren naar de belastbaarheid van [werknemer] en de mogelijkheid tot het verrichten van aangepaste werkzaamheden. De arbeidsdeskundige beoordeling van 14 november 2018 luidt: ‘
(…) De overschrijdingen in de belastbaarheid zijn beperkt. Er is gezien de aard en omvang van de beperkingen geen bezwaar (integendeel) tegen de voorgestelde werkhervatting. Op basis van de belastbaarheid mag van werknemer verwacht worden dat hij door invulling te geven aan de werkhervatting, de voor hem geldende re-integratie verplichtingen invult. (…)
2.20.
Asito heeft op 15 november 2018 een deskundigenoordeel gevraagd aan het UWV. De conclusie in de naar aanleiding daarvan opgemaakte arbeidsdeskundige rapportage van 15 januari 2019 luidt: ‘
De door de werknemer uitgevoerde re-integratie-inspanningen zijn niet voldoende.
2.21.
Naar aanleiding van bovengenoemd deskundigenoordeel heeft op 28 januari 2019 een gesprek plaatsgevonden tussen [casemanager] en [werknemer] , bijgestaan door [zwager] (als tolk). Bij brief van diezelfde datum heeft [casemanager] aan [werknemer] geschreven: ‘
(…) allerlaatste kans geven om (..) de aangeboden werkzaamheden te hervatten. [zwager] heeft hierop namens u aangegeven dat u het niet eens bent met de door het UWV afgegeven beslissing. (…) [zwager] meldde dat er sprake is van een verslechtering van uw situatie. (…)
Wij spraken het volgende af:
- Herbeoordeling belastbaarheid door de bedrijfsarts op 06 februari ‘19
- Wanneer blijkt dat u arbeidsmogelijkheden heeft voor passend werk en u dit niet
gaat verrichten, dan zullen wij overgaan tot het opstarten van een
ontbindingsprocedure.
- U zult op 06 februari ’19 de getekende Eerstejaarsevaluatie meenemen. (…)
2.22.
Op 6 februari 2019 is [werknemer] bij de bedrijfsarts verschenen, echter zonder vertaalhulp. De bedrijfsarts heeft in de terugkoppeling geschreven dat een beoordeling daardoor niet mogelijk was en dat de FML daarom niet wordt aangepast.
2.23.
Bij brief van 15 februari 2019 heeft Asito aan [werknemer] kenbaar gemaakt dat zij geen andere mogelijkheid ziet dan het starten van een ontbindingsprocedure.

3.Het verzoek

3.1.
Asito verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, sub a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, sub e, BW en 7:671b lid 8, sub b, BW. Daarbij verzoekt Asito de kantonrechter om te bepalen dat [werknemer] geen recht heeft op de transitievergoeding (op grond van artikel 7:673 lid 7, sub c, BW), een billijke vergoeding of andere aanvullende vergoeding. Alles met veroordeling van [werknemer] in de proceskosten.
3.2.
Aan dit verzoek legt Asito ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – ernstig verwijtbaar handelen van [werknemer] , zodanig dat van Asito redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ter onderbouwing daarvan heeft Asito – samengevat – het volgende naar voren gebracht. Ondanks het feit dat de bedrijfsarts en de deskundigen van het UWV consequent aangeven dat [werknemer] geacht wordt met ingang van 30 juni 2018 aangepaste werkzaamheden te verrichten, heeft [werknemer] dat geweigerd. Ondanks diverse pogingen van Asito [werknemer] te motiveren het aangepaste werk te verrichten, weigert hij zijn re-integratieverplichtingen na te komen. Ook het stopzetten van zijn loon heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd. Asito meent dat van haar niet verwacht kan worden dat zij het dienstverband met [werknemer] nog langer voortzet.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
[werknemer] verweert zich tegen het verzoek en betoogt, primair, dat de kantonrechter de verzochte ontbinding dient af te wijzen. Daarbij verzoekt [werknemer] de kantonrechter om Asito te veroordelen tot betaling van € 656,64 bruto aan loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. Ook verzoekt [werknemer] de kantonrechter om voor recht te verklaren dat Asito de re-integratieverplichtingen heeft geschonden.
4.2.
Hij voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Het is voor [werknemer] niet te volgen waarom hij bij Asito per 30 juni 2018 werd geacht te re-integreren, terwijl bij GOM door de arbeidsdeskundige op 4 september en 3 november 2018 is gesteld dat het niet verantwoord is om [werknemer] te laten deelnemen aan het arbeidsproces. Dit terwijl [werknemer] bij Asito dezelfde werkzaamheden verricht als bij GOM. Asito heeft zich niet als goed werkgever gedragen door [werknemer] niet daadwerkelijk de kans te bieden te re-integreren, maar in plaats daarvan doelbewust de druk op te voeren. Asito heeft onvoldoende rekening gehouden met de problematiek van [werknemer] . Asito had meer moeite kunnen doen om informatie op te vragen van GOM. Asito heeft niet voldoende ondernomen om tot een succesvolle re-integratie van [werknemer] te komen. De loonstop is door Asito aangezegd per 10 juli 2018, maar feitelijk is het loon niet betaald sinds 1 juli 2018. Dit terwijl [werknemer] wel heeft gewerkt op 1, 7 en 8 juli 2018. Derhalve vordert [werknemer] een bedrag van € 656,64 bruto aan loon.
4.3.
Subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [werknemer] de kantonrechter om aan hem de transitievergoeding van € 1.455,00 bruto en een billijke vergoeding van € 20.000,00 bruto toe te kennen, dan wel in ieder geval de (gedeeltelijke) transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook verzoekt [werknemer] de kantonrechter om bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst rekening te houden met de wettelijke opzegtermijn van twee maanden, althans met een termijn van ten minste een maand.
4.4.
[werknemer] voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Er is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen zijdens [werknemer] , zodat artikel 7:673 lid 7, sub c, BW niet van toepassing is en hij recht heeft op de transitievergoeding. [werknemer] was niet bewust uit op grens- overschrijdend gedrag. Daarbij geeft zijn psychische gesteldheid een rechtvaardigingsgrond voor zijn gedrag. In verband met het aanvragen van een WW-uitkering is van belang dat wordt vastgesteld dat [werknemer] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Het is daarnaast – mede gelet op zijn persoonlijke omstandigheden – naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om de transitievergoeding niet toe te kennen (artikel 7:673 lid 8 BW).
Asito heeft ernstig verwijtbaar gehandeld door [werknemer] onnodig onder druk te zetten en geen rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden, zodat Asito aan [werknemer] een billijke vergoeding verschuldigd is.
4.5.
[werknemer] verzoekt de kantonrechter verder om Asito te veroordelen tot betaling van de proceskosten.

5.De beoordeling

In de zaak van het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. In geval van ontbinding moet ook worden beoordeeld of aan [werknemer] de transitievergoeding en een billijke vergoeding dient te worden toegekend.
5.2.
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een opzegverbod, omdat [werknemer] (gedeeltelijk) ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. Dit opzegverbod staat gezien artikel 7:671b lid 6 BW echter niet in de weg aan ontbinding, omdat het verzoek geen verband houdt met de ziekte van [werknemer] . Het verzoek is immers gebaseerd op het verwijt dat [werknemer] – kort gezegd – onvoldoende re-integratie-inspanningen levert en de voorschriften die gelden bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van een loonstop, niet naleeft. Dit staat los van de feitelijke ongeschiktheid wegens ziekte van [werknemer] .
5.3.
Nu het verzoek om ontbinding is gegrond op artikel 7:669 lid 3, sub e, BW, het zonder deugdelijke grond door [werknemer] niet nakomen van – kort gezegd – zijn re-integratie- verplichtingen, moet worden getoetst of Asito [werknemer] gelet op artikel 7:671b lid 5 BW schriftelijk heeft aangemaand tot nakoming van die verplichtingen of een loonstop heeft toegepast en of Asito een verklaring van een deskundige als bedoeld in artikel 7:629a BW heeft overgelegd. De kantonrechter stelt vast dat Asito aan deze voorwaarden heeft voldaan.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Asito naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:699 lid 3, sub e, BW. Daartoe wordt het volgende overwogen. Ondanks het feit dat – vanaf 27 juni 2018 – (i) door de bedrijfsarts is geoordeeld dat ten aanzien van [werknemer] niet langer wordt voldaan aan het criterium van geen benutbare mogelijkheden, zodat hij, onder specifieke voorwaarden, in staat geacht moet worden te starten met het re-integratieproces (zie onder 2.5.), (ii) het UWV heeft geoordeeld dat de door Asito aangeboden werkzaamheden passend zijn (zie onder 2.11.), (iii) de bedrijfsarts heeft geadviseerd het oordeel van het UWV te volgen, omdat er geen wezenlijke verandering is ontstaan in de medische situatie van [werknemer] (zie onder 2.14. en 2.17.), (iv) een arbeidsdeskundige heeft geoordeeld dat van [werknemer] verwacht mag worden dat hij de voor hem geldende re-integratieverplichtingen vervult, (v) [werknemer] meerdere keren schriftelijk door Asito is gewezen op zijn re-integratieverplichtingen en op de consequenties indien hij zich daaraan niet houdt (zie onder 2.9., 2.15., 2.18. en 2.21.) en (vi) Asito een loonstop heeft doorgevoerd, is [werknemer] niet (volledig) overgegaan tot het uitvoeren van deze verplichtingen. Daarbij komt dat het UWV heeft geconcludeerd dat [werknemer] niet voldoende re-integratiesinspanningen heeft uitgevoerd (zie onder 2.20.).
5.5.
Dat sprake zou zijn van een dusdanig verslechterde (psychische) situatie, op grond waarvan [werknemer] niet in staat was om re-integratiewerkzaamheden te verrichten – en de standpunten van de bedrijfsarts, de arbeidsdeskundige en het UWV aldus geen stand zouden kunnen houden – zoals [werknemer] aan Asito kenbaar heeft gemaakt en ook in het kader van de onderhavige procedure bij de mondelinge behandeling door [werknemer] is gesteld, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt. Uit het bij het verweer- schrift overgelegde overzicht van [werknemer] ’s medicijngebruik en de brief van de huisarts kan niet worden geconcludeerd dat [werknemer] niet in staat was tot re-integratie, nog daargelaten dat het niet aan de huisarts, maar aan de bedrijfsarts is om te beoordelen of een werknemer de mogelijkheid heeft om te re-integreren. De bedrijfsarts heeft meerdere keren geoordeeld dat [werknemer] daartoe in staat moest worden geacht. Dat de bedrijfsarts op 6 februari 2019 geen beoordeling heeft kunnen geven omtrent de (volgens [werknemer] verslechterde) situatie, komt voor rekening en risico van [werknemer] , nu hij er voor heeft gekozen om zonder vertaalhulp bij de bedrijfsarts te verschijnen (zie onder 2.22.).
5.6.
Dat de bedrijfsarts van GOM op 4 september en 3 november 2018 – in tegenstelling tot de bedrijfsarts van Asito – zou hebben geoordeeld dat er tijdelijk geen benutbare mogelijkheden bestaan voor [werknemer] , maakt het voorgaande naar het oordeel van de kantonrechter niet anders. Hoewel, in het geval een werknemer een dienstverband voor onbepaalde tijd heeft bij meerdere werkgevers, het aan te bevelen is om ten aanzien van de re-integratie onderling afstemming te zoeken, is dat niet verplicht. Iedere werkgever is verantwoordelijk voor zijn eigen re-integratie (zie de Werkwijzer Poortwachter van het UWV). Asito heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij wel heeft getracht onderling afstemming te zoeken met GOM. De kantonrechter is met Asito van oordeel dat het aan [werknemer] zelf te wijten is dat die afstemming niet is gerealiseerd. Asito heeft [werknemer] immers meermaals verzocht om informatie van GOM aan te leveren (zie onder 2.15. en 2.16.). Dat heeft [werknemer] nagelaten.
5.7.
De stelling van [werknemer] dat hij van Asito niet daadwerkelijk de kans heeft gekregen om te
re-integreren, maar dat in plaats daarvan doelbewust de druk is opgevoerd acht de kantonrechter – gelet op de gemotiveerde betwisting door Asito – onvoldoende onderbouwd. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat Asito slechts minimale re-integratie-inspanningen van [werknemer] verwachtte. Zo mocht [werknemer] op basis van boventalligheid meelopen met een collega naar keuze en in zijn eigen tempo de werkzaamheden verrichten waartoe hij zich in staat achtte. Ook is niet gebleken dat door Asito van [werknemer] werd verwacht dat hij – ondanks het advies van de bedrijfsarts – vier uur per dag werkte. De stelling van [werknemer] dat Asito onvoldoende rekening heeft gehouden met de problematiek van [werknemer] en dat Asito onvoldoende heeft ondernomen om tot een succesvolle re-integratie van [werknemer] te komen, volgt de kantonrechter dan ook niet. Voor zover [werknemer] de kantonrechter heeft verzocht om voor recht te verklaren dat Asito de re-integratieverplichtingen heeft geschonden, oordeelt de kantonrechter dat dit oordeel bij uitstek door het UWV in het kader van een deskundigenoordeel kan worden gegeven. Het komt voor rekening en risico van [werknemer] dat hij heeft nagelaten een dergelijk oordeel van het UWV te vragen. Dit verzoek van [werknemer] zal dan ook worden afgewezen.
5.8.
De conclusie is dat [werknemer] zonder deugdelijke grond zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst derhalve ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, sub a, BW jo artikel 7:669 lid 3, sub e, BW. Gelet hierop ligt herplaatsing niet in de rede (artikel 7:669 lid 1 BW).
5.9.
Asito stelt voorts dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van [werknemer] , zodat de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn ontbonden dient te worden, zonder toekenning aan [werknemer] van de transitievergoeding of enige billijke of andere aanvullende vergoeding. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39 en 40). Uit de in de wetsgeschiedenis (niet limitatief) genoemde voorbeelden van ernstig verwijtbaar handelen en de overige passages uit de parlementaire geschiedenis, blijkt dat bij ernstig verwijtbaar handelen sprake moet zijn van uitzonderlijke situaties. Het moet gaan om gevallen van onrechtmatige gedragingen, die te kwalificeren zijn als duidelijk strijdig met goed werknemerschap en op één lijn te stellen zijn met de voorbeelden die zijn gegeven in de parlementaire geschiedenis. De gemene deler van al die gedragingen is dat de werknemer zich bewust is dan wel behoort te zijn van het onoorbare karakter van zijn handelen.
5.10.
De kantonrechter oordeelt dat de feiten en omstandigheden in het onderhavige geval van dien aard zijn dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van [werknemer] dat, mede gezien de voorbeelden genoemd in de wetsgeschiedenis, als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. [werknemer] behoorde zich – mede gelet op het feit dat hij door Asito meermaals op zijn re-integratieverplichtingen is gewezen – bewust te zijn van het onoorbare karakter van zijn handelen. Dat het voor een mogelijk recht op een WW-uitkering voor [werknemer] van belang is dat de kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten, doet niet ter zake.
5.11.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter, met toepassing van artikel 7:671b lid 8, sub b BW, de arbeidsovereenkomst ontbinden met ingang van 8 mei 2019. Alhoewel [werknemer] de kantonrechter heeft verzocht om bij het bepalen van de einddatum van de arbeids- overeenkomst rekening te houden met de opzegtermijn van twee maanden, althans in ieder geval een maand, heeft [werknemer] die stelling niet onderbouwd, zodat de kantonrechter geen aanleiding ziet om het verzoek van Asito om de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, niet toe te wijzen.
5.12.
Het verzoek van Asito om te bepalen dat [werknemer] geen recht heeft op de wettelijke transitievergoeding of enige billijke- of andere aanvullende vergoeding, zal in de beoordeling van het tegenverzoek worden meegenomen.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van [werknemer] , omdat hij ongelijk krijgt.
In de zaak van het tegenverzoek
5.14.
[werknemer] heeft een verzoek gedaan om Asito te veroordelen een (gedeeltelijke) transitievergoeding te betalen. Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien – kort gezegd – de arbeids- overeenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever is ontbonden. Aan deze beide voorwaarden wordt voldaan. Op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW is de transitievergoeding echter niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, waarvan in het onderhavige geval – zoals hiervoor reeds is overwogen – sprake is. In beginsel heeft [werknemer] aldus geen recht op de transitievergoeding.
5.15.
Volgens [werknemer] is het echter – gelet op zijn persoonlijke omstandigheden – naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om aan hem geen transitie- vergoeding te betalen. [werknemer] verzoekt de kantonrechter dan ook om aan hem op grond van artikel 7:673 lid 8 BW de volledige, althans een gedeeltelijke, transitievergoeding toe te kennen. Asito betwist deze stelling van [werknemer] .
5.16.
De kantonrechter is met Asito van oordeel dat [werknemer] onvoldoende heeft onderbouwd op grond van welke feiten en omstandigheden het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om de transitievergoeding niet toe te kennen. Het door [werknemer] enkel verwijzen naar zijn beperkingen, leeftijd, ervaring en opleiding is daartoe onvoldoende. Bovendien blijkt uit de wetsgeschiedenis dat bij een onredelijke situatie bij het niet toekennen van een transitievergoeding wordt gedacht aan ‘
een relatief kleine misstap na een heel lang dienstverband’ (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 113). Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. [werknemer] heeft, zonder dat hij een gegronde reden heeft aangevoerd, langdurig geweigerd medewerking te verlenen aan zijn re-integratie. Ook de stelling van [werknemer] dat hij voor zijn ziekmelding altijd goed heeft gefunctioneerd, dwingt niet tot een ander oordeel. De kantonrechter zal het verzoek van [werknemer] om aan hem een (gedeeltelijke) transitievergoeding toe te kennen dan ook afwijzen.
5.17.
Voor zover [werknemer] heeft gevraagd om toekenning van een billijke vergoeding, oordeelt de kantonrechter als volgt. Gelet op artikel 7:671b lid 8, sub c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wets- geschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34).
5.18.
Volgens [werknemer] bestaat het ernstig verwijtbaar handelen van Asito eruit dat hij zich enorm onder druk gezet heeft gevoeld door Asito om re-integratie-inspanningen te leveren en heeft Asito zijn klachten niet serieus genomen. De kantonrechter acht door Asito – met de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting – voldoende aannemelijk gemaakt dat zij met haar handelen heeft toegezien op een correcte naleving van haar verzuimbeleid en haar verplichtingen vanuit de Wet Poortwachter. Het is de kantonrechter, zoals in het voorgaande reeds is overwogen, niet gebleken dat Asito [werknemer] geen kans heeft geboden om te re-integreren en ook niet dat Asito geen rekening heeft gehouden met de persoonlijke situatie van [werknemer] . Uit de stukken blijkt juist dat Asito [werknemer] een lange periode heeft geprobeerd te bewegen tot re-integratie over te gaan, omdat hij daartoe in staat werd geacht door de bedrijfsarts, de arbeidsdeskundige en het UWV. Dit alles zonder resultaat en zonder dat [werknemer] heeft onderbouwd waarom hij zichzelf niet in staat achtte een start te maken met de re-integratiewerkzaamheden. De kantonrechter begrijpt dat Asito meent dat van haar niet langer gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en dat zij derhalve, uiteindelijk, een ontbindingsverzoek heeft ingediend. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten zijdens Asito is naar het oordeel van kantonrechter niet gebleken.
5.19.
De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden, zonder dat aan [werknemer] een vergoeding zal worden toegekend. Asito hoeft derhalve geen gelegenheid te krijgen om het verzoek in te trekken.
5.20.
[werknemer] heeft verder verzocht om Asito te veroordelen tot betaling van € 656,64 bruto aan loon wegens het onterecht toepassen van de loonstop over 1, 7 en 8 juli 2018. Asito heeft ter zitting erkend dat zij het loon over die dagen aan [werknemer] nog verschuldigd is. De kanton- rechter zal dit verzoek van [werknemer] dan ook toewijzen. Aangezien Asito de betaling van dit aan [werknemer] toekomende loonbedrag niet tijdig heeft voldaan en overigens geen expliciet verweer is gevoerd tegen de hierover gevorderde wettelijke rente, kan ook deze vordering worden toegewezen vanaf de datum van het opeisbaar worden van het betreffende loonbedrag.
5.21.
[werknemer] betwist dat [werknemer] aanspraak kan maken op de wettelijke verhoging over het gevorderde loonbedrag. Asito heeft aangevoerd dat de wettelijke verhoging is bedoeld als prikkel om te werkgever ertoe te bewegen het loon (tijdig) te betalen. Volgens Asito is op de administratie een fout gemaakt, waardoor het loon van [werknemer] over de betreffende dagen niet is betaald. Ter zitting heeft Asito toegezegd dat het betreffende salaris per ommegaande zal worden betaald aan [werknemer] , zodat het opleggen van een prikkel in de vorm van een wettelijke verhoging niet nodig is. Dit standpunt heeft [werknemer] verder onweersproken gelaten. De kantonrechter ziet – gelet op dit gemotiveerde verweer van Asito – aanleiding om de verzochte wettelijke verhoging af te wijzen.
5.22.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 8 mei 2019;
6.2.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Asito tot en met vandaag vaststelt op € 841,00 te weten:
griffierecht € 121,00
salaris gemachtigde € 720,00;
het tegenverzoek
6.3.
veroordeelt Asito tot betaling aan [werknemer] van € 656,64 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum van het opeisbaar worden van het betreffende loonbedrag tot aan de dag der algehele voldoening;
6.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
het verzoek en het tegenverzoek
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op 7 mei 2019 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter