Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de vereniging Waterskivereniging De Haai, gevestigd te Hoorn
de vereniging Reddingsbrigade Notwin Hoorn, gevestigd te Hoorn
de vereniging Onderwatersportvereniging Nekton, gevestigd te Hoorn
1.[gedaagde 1] , wonende te [woonplaats 1]
[gedaagde 2], wonende te [woonplaats 2]
1.Het vonnis in het incident
2.Het verdere procesverloop
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft De Haai c.s. bij brief van 17 december 2018 nog producties toegezonden.
3.De feiten
4.De vordering
I) primair voor recht zal verklaren dat de huuropzeggingen/ontruimingsaanzeggingen
nietig zijn en subsidiair dat de kantonrechter deze zal vernietigen, althans daaraan de
werking zal ontnemen;
verplichtingen jegens De Haai c.s., dan wel onrechtmatig heeft gehandeld;
op te maken bij staat;
De Haai c.s. heeft zich niet schuldig gemaakt aan wanbetaling en ook is geen sprake van een andere wettige reden om de huurovereenkomsten thans te beëindigen.
De Haai c.s. betwist dat Nekton geen huurder meer zou zijn. De heer [naam 2] , bestuurder van Notwin, betwist dat hij dit zou hebben gezegd tegen [gedaagden]
De Haai c.s. heeft een groot belang bij behoud van het gehuurde vanwege de bijzondere ligging en de specifieke taken die door Notwin en Nekton worden vervuld.
5.Het verweer
Subsidiair beroept [gedaagden] zich erop, dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de huurovereenkomsten niet opgezegd zouden kunnen worden.
6.De beoordeling
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft De Haai c.s. zich er terecht op beroepen dat dit niet mogelijk is, nu geen sprake is van wanbetaling of een andere wettige reden. Weliswaar beroept [gedaagden] zich erop, dat een opzegging van de huurovereenkomsten op grond van art. 7:230a BW als ‘andere wettige reden’ moet worden gezien, maar de kantonrechter is met De Haai c.s. van oordeel dat dit niet juist is, omdat een huurder na opzegging van de huurovereenkomst en aanzegging van de ontruiming van een dergelijke bedrijfsruimte altijd het recht heeft om zich te beroepen op de beschermingsbepaling van art. 7:230a BW. Daarvoor is niet nodig dat in notariële aktes een kwalitatieve verplichting wordt opgenomen. De Haai c.s. betoogt terecht dat wanneer men deze uitleg van de tekst ‘andere wettige reden’ zou volgen, de kwalitatieve verplichting in feite overbodig is.
De kantonrechter zal het onder II gevorderde afwijzen, omdat de inhoud daarvan grotendeels reeds blijkt uit de overeengekomen kwalitatieve verplichting en onderhavig vonnis en omdat De Haai c.s. onvoldoende heeft onderbouwd welk afzonderlijk belang zij overigens bij deze vordering heeft. De Haai c.s. heeft niet onderbouwd waarom [gedaagden] voordat zij opnieuw kan overgaan tot opzegging van de huurovereenkomsten zou moeten beschikken over een rechterlijke uitspraak.
Het sub III gevorderde is evenmin toewijsbaar, omdat daarbij geen afzonderlijk belang bestaat.
Het sub IV gevorderde wordt eveneens afgewezen, nu De Haai c.s. niet heeft onderbouwd waaruit de door hem geleden schade bestaat, terwijl evenmin gemotiveerd is aangevoerd dat begroting van de schade thans nog niet mogelijk is.
7.De beslissing
en veroordeelt [gedaagden] tot betaling van € 100,-- aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door De Haai c.s. worden gemaakt,