ECLI:NL:RBNHO:2019:4443

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
6983287 \ CV EXPL 18-4736
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagier wegens vluchtvertraging en de rechtsgeldigheid van vervoersovereenkomsten

In deze zaak heeft de passagier, woonachtig in Spanje, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie voor een gemiste vlucht naar Cali, Colombia, als gevolg van een vertraging van 1 uur en 47 minuten van zijn vlucht van Barcelona naar Amsterdam-Schiphol op 2 juni 2016. De passagier had zijn vordering gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagier vorderde een bedrag van € 690,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat de passagier niet-ontvankelijk was omdat hij geen bevestigde boeking had. Daarnaast stelde Transavia dat de vertraging niet als langdurig kon worden gekwalificeerd en dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals een staking en een besluit van luchtverkeersbeheer. De kantonrechter oordeelde dat de passagier voldoende bewijs had geleverd van een bevestigde boeking en dat Transavia geen vervoersovereenkomst met de passagier had gesloten voor de vlucht naar Cali, omdat deze vlucht door KLM werd uitgevoerd.

De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van een langdurige vertraging in de zin van de Verordening en wees de vordering van de passagier af. De proceskosten werden toegewezen aan Transavia, en de passagier werd veroordeeld tot betaling van deze kosten. Het vonnis werd uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 22 mei 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6983287 \ CV EXPL 18-4736
Uitspraakdatum: 22 mei 2019
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Spanje)
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
De commanditaire vennootschap Transavia Airlines C.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 30 mei 2018 een vordering tegen Transavia ingesteld. Transavia heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Transavia een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft bij eDreams vervoersovereenkomsten gesloten op grond waarvan de passagier vervoert diende te worden van Barcelona (Spanje) met een tussenstop op Amsterdam-Schiphol Airport naar Cali (Colombia) op 2 juni 2016.
2.2.
De vlucht van Barcelona naar Amsterdam-Schiphol Airport is met een vertraging van 1 uur en 47 minuten in Amsterdam aangekomen waardoor de passagier zijn opvolgende vlucht naar Cali heeft gemist.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Transavia gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Transavia heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 690,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
Transavia betwist de vordering. Zij voert primair aan dat de passagier niet-ontvankelijk is in zijn vordering, omdat hij niet over een bevestigde boeking beschikt. Subsidiair voert Transavia aan dat alleen de vlucht van Barcelona naar Amsterdam-Schiphol Airport door Transavia is uitgevoerd. Deze vlucht is met een vertraging van 1 uur en 47 minuten in Amsterdam aangekomen, derhalve is geen sprake van een langdurige vertraging. Meer subsidiair voert Transavia aan dat de vertraging van de vlucht is te wijten aan een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, namelijk een staking die gevolgen heeft gehad voor de vluchtuitvoering van Transavia en een besluit van luchtverkeersbeheer welke heeft gezorgd voor een vertraging. Dit zijn omstandigheden waarop Transavia geen controle kan uitoefenen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ten aanzien van het door Transavia primair gevoerde verweer overweegt de kantonrechter het volgende. Artikel 3 lid 2 van de Verordening bepaalt dat voor toepassing van de Verordening vereist is dat de passagier een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie heeft en zich - behalve in geval van annulering als bedoeld in artikel 5 - (tijdig) bij de incheckbalie meldt. De bewijslast ter zake hiervan rust op de passagier. De passagier heeft in de onderhavige procedure een boekingsspecificatie overgelegd afgegeven door eDreams. In artikel 2 sub g van de Verordening wordt onder boeking verstaan:
“het feit dat de passagier een ticket heeft of een ander bewijs dat de boeking is aanvaard en geregistreerd door de luchtvaartmaatschappij of de touroperator.”De kantonrechter overweegt dat in de boekingsspecificatie een e-ticket nummer is opgenomen. In het onderhavige geval acht de kantonrechter dit voldoende om aan te nemen dat de boeking is aanvaard door de luchtvaartmaatschappij.
5.3.
Subsidiair heeft Transavia aangevoerd dat de tweede vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Cali niet door Transavia maar door KLM is uitgevoerd. De passagier heeft tegenover de betwisting van Transavia dat het tweede deel van de vlucht door Transavia is uitgevoerd gesteld dat sprake is geweest van codesharing met KLM. De kantonrechter overweegt dat de tickets zijn geboekt bij eDreams en dat op de overgelegde boekingsspecificatie alleen KLM staat vermeld als uitvoerende vliegtuigmaatschappij. Aldus komt de kantonrechter tot de conclusie dat Transavia geen vervoersovereenkomst met de passagier heeft gesloten en ook niet, zonder nadere onderbouwing, kan worden gezien als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij in de zin van de Verordening. Daarbij volgt ook niet uit de overgelegde stukken dat sprake is van rechtstreeks aansluitende vluchten of separate vluchten geboekt bij eDreams. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Amsterdam-Schiphol Airport als eindbestemming voor de door Transavia uitgevoerde vlucht heeft te gelden. De passagier is met een vertraging van 1 uur en 47 minuten aangekomen in Amsterdam, derhalve is geen sprake van een langdurige vertraging in de zin van de Verordening. De conclusie is dan ook dat het verweer van Transavia slaagt en dat zij geen compensatie aan de passagier hoeft te betalen. Op hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd zal de kantonrechter niet ingaan omdat dit niet tot een andere beslissing leidt.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. De nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Transavia worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Transavia worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Transavia.
6.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 60,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door de Transavia worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter