ECLI:NL:RBNHO:2019:4613

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
HAA 18/3661
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor de bouw van een vrijstaand woonhuis met overschrijding van het bouwvlak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor de bouw van een vrijstaand woonhuis. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K. Yigit, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, dat op 15 december 2016 een omgevingsvergunning heeft verleend aan een derde-partij voor de bouw van een woning op een perceel in strijd met de beheersverordening. Eiseres betoogde dat de vergunning in strijd was met de goede ruimtelijke ordening en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar privacy en lichttoetreding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de afstand van de te bouwen woning tot de erfgrens 2 meter bedraagt en dat de overschrijding van het bouwvlak met 1 meter aan de achterzijde stedenbouwkundig wenselijk en toelaatbaar is. De rechtbank oordeelde dat de vermindering van daglichttoetreding en bezonning niet onevenredig was en dat er geen sprake was van een onevenredige aantasting van de privacy van eiseres. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiseres dat het bouwplan in strijd was met de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2012 en dat het welstandsadvies onvoldoende gemotiveerd was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/3661
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2019 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats ] , eiseres,
(gemachtigde: mr. K. Yigit),
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, verweerder,
(gemachtigden: mr. F.P. Brouwer en F. Oussouma).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam 1] ,te [woonplaats ] .

Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [naam 1] een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen van een woonhuis op het perceel [het perceel] en het gebruiken van gronden in strijd met de beheersverordening.
Bij besluit van 31 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard maar het primaire besluit in stand gelaten. De gegrondverklaring houdt verband met het feit dat pas met bouwen kan worden begonnen indien bij het bevoegd gezag een saneringsplan is ingediend.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door haar zoon [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Voorts is de derde-partij verschenen. Hij werd vergezeld door zijn vader.

Overwegingen

1. Het bouwplan betreft het bouwen van een vrijstaand woonhuis met zadeldak aan de [het perceel] . Eiseres woont aan de [adres 1] . Vergunninghouder is eigenaar van het pand aan de [adres 2] dat in gebruik is als opslagruimte. Verweerder heeft de omgevingsvergunning in strijd is met de beheersverordening Krommeniedijk verleend.
2. Verweerder heeft aangegeven dat door het bouwplan aan de achterzijde het bouwvlak met 1 meter wordt overschreden op de bestemming ‘Erven’. Hij acht deze overschrijding stedenbouwkundig wenselijk en toelaatbaar omdat deze vanaf de openbare weg nauwelijks tot niet zichtbaar zal zijn. Het grootste deel van het bouwplan past binnen het bouwvlak. Voor zover er al sprake is van vermindering van uitzicht en schaduwwerking door de afwijking van de beheersverordening, is sprake van een beperkte en niet onevenredige aantasting van het woongenot van eiseres. Daarbij heeft verweerder er op gewezen dat de berging bij de woning past binnen de voorschriften van de bestemming ‘Erven’. Van een onevenredige aantasting van de privacy is geen sprake, aldus verweerder.
3. Namens eiseres is betoogd dat verweerder de omgevingsvergunning niet in strijd met de beheersverordening had mogen verlenen omdat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daartoe voert zij het volgende aan.
4. In de woning van eiseres zal sprake zijn van onvoldoende daglichttoetreding en bezonning. Over de afstand van het bouwplan tot haar woning is geen duidelijkheid gegeven, aldus eiseres.
Naar het oordeel van de rechtbank staat genoegzaam vast dat de afstand van de woning tot de erfgrens 2 m zal bedragen
.De rechtbank verwijst naar pagina 7 bovenaan van het bestreden besluit. Ter zitting is aan de hand van de bouwtekeningen ook toegelicht dat de afstand van de te bouwen woning tot de erfgrens 2 m is. Gelet hierop heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een eventuele vermindering van daglichttoetreding en bezonning niet zodanig zal zijn dat deze als onevenredig is aan te merken. Dat dit anders is, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiseres voert aan dat als gevolg van het bouwplan sprake zal zijn van een inbreuk op haar privacy. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat zich in de naar de woning van eiseres gerichte zijgevel van het bouwplan een deur en op de verdieping een klein dakraam bevinden. Er is gelet op de afstand van (meer dan) 2 meter van de erfgrens voldaan aan artikel 50 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en van een onevenredige aantasting van de privacy is dan ook geen sprake, aldus verweerder.
Gelet hierop slaagt de beroepsgrond niet.
6. Het betoog van eiseres dat het open karakter zal worden aangetast, kan niet leiden tot het daarmee beoogde doel reeds nu op grond van de beheersverordening een woning ter plekke is toegestaan. Dat de overschrijding van het bouwvlak -zoals eiseres heeft betoogd- zichtbaar zal zijn vanaf de openbare weg, is gelet op de overblijvende ruimte van twee meter aan de rechterzijde, niet geheel ondenkbaar. Voor zover echter bedoeld is te betogen dat de overschrijding van het bouwvlak vanaf de openbare weg beeldbepalend en stedenbouwkundig onaanvaardbaar zal zijn, volgt de rechtbank eiseres daarin niet. Daarvoor is de overschrijding te gering.
7. Eiseres heeft aangevoerd dat niet is getoetst aan de criteria van de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2012 (verder: de Nota). Dit betoog volgt de rechtbank niet. Zowel in het primaire besluit als in het bestreden besluit wordt aan de Nota gerefereerd zij het dat verweerder bij zijn motivering primair heeft verwezen naar de op 1 mei 2012 ingetrokken Nota erfbebouwing Zaanstad 2007. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat in een geval als het onderhavige de situatie naar het oordeel van verweerder zodanig moet zijn dat de realisatie van het bouwplan stedenbouwkundig gezien wenselijk en toelaatbaar is. Dit uitgangspunt is in de Nota niet verlaten. Onder het kopje ‘Achterwaartse overschrijding’ van paragraaf 3.1 van de Nota staat aangegeven dat in een geval als het onderhavige maatwerk noodzakelijk is. Bij de afweging worden relevante aspecten zoals bezonning van de aangrenzende percelen en gebruiksmogelijkheden betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de betrokken belangen bij de besluitvorming betrokken.
8. Eiseres heeft betoogd dat het bouwplan in strijd is met de Nota. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij gewezen op criteria welke staan beschreven in paragraaf 5.1 van de Nota. Deze criteria zien evenwel op het bouwen van bijbehorende bouwwerken en doen, nu het bouwplan ziet op de bouw van een woning, niet ter zake. Hiervoor is reeds aangegeven dat de berging overeenkomstig de beheersverordening is toegestaan, zodat de criteria van de Nota in zoverre niet in beeld komen.
9. Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Het welstandsadvies bevat niet meer dan een mededeling dat het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand, een stempeladvies. In een dergelijk geval kan verweerder niet volstaan met een enkele verwijzing naar dit advies indien dit advies gemotiveerd wordt betwist. Niet is duidelijk aan welke welstandscriteria het bouwplan is getoetst, aldus eiseres.
9.1
Blijkens het dossier heeft de welstandscommissie op 29 november 2016 over het bouwplan geadviseerd. In het advies wordt het volgende gesteld:
‘De aanvraag betreft het bouwen van een vrijstaande woning van een bouwlaag met zadeldak, metselwerk en rode baksteen, grijze pannen, houten topgevel. Naar de mening van de commissie passend in het lint van Krommenie, waarbij de commissie waardering heeft voor het zorgvuldig op tekening aangegeven straatbeeld’.
9.2
De rechtbank is van oordeel dat dit advies niet kan worden gelijkgesteld met een stempeladvies. Daarvan is slechts sprake indien wordt volstaan met de mededeling dat het bouwplan voldoet aan de redelijk eisen van welstand. De welstandscommissie heeft daarentegen zijn advies gemotiveerd en verweerder heeft dit advies overgenomen. Eiseres heeft de inhoud van dit advies niet gemotiveerd betwist. Een deskundig tegenadvies is niet overgelegd. Gelet hierop wordt het betoog dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand, verworpen. Hetzelfde geldt voor het betoog dat niet duidelijk is aan de hand van welke welstandscriteria het bouwplan is getoetst, nu blijkens het advies het bouwplan is getoetst aan de gebiedsgerichte criteria.
10. Het betoog van eiseres dat het advies van de welstandscommissie op onjuiste wijze tot stand is gekomen, volgt de rechtbank evenmin. Volgens eiseres is het beginsel van hoor- en wederhoor geschonden omdat zij had gevraagd om een nadere toelichting van het welstandsadvies en deze heeft zij niet gekregen. Met het vorenstaande gaat eiseres er aan voorbij dat het welstandsadvies een deskundigenadvies is bij de totstandkoming waarvan zij niet is betrokken. Van schending van het beginsel van hoor- en wederhoor kan geen sprake zijn.
11. Eiseres heeft aangevoerd dat het bouwplan in strijd met artikel 2.4.1 van de bouwverordening. Het onderzoeksrapport naar verontreiniging dateert uit 2010 en is oud. Daaruit blijkt dat sprake is van ernstige verontreiniging. Er had nieuw onderzoek moeten worden verricht. Dat na dit onderzoek geen activiteiten hebben plaatsgevonden, maakt niet dat de bodem niet nog verder is gaan vervuilen. Verweerder had om die reden de omgevings- vergunning moeten weigeren, aldus eiseres.
11.1.
Ingevolge artikel 2.4.1, aanhef en onder a, van de Bouwverordening mag -kort weergegeven- op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, niet worden gebouwd voor zover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven.
11.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het onderzoeksrapport weliswaar uit 2010 dateert maar voldoende representatief en actueel is omdat de verontreiniging immobiel is en er sinds het rapport op het perceel geen activiteiten hebben plaatsgevonden die van invloed kunnen zijn geweest op de bodemkwaliteit.
11.3
Eiseres betwist niet dat er na het onderzoek uit 2010 geen bodemvervuilende activiteiten meer hebben plaatsgevonden. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Eiseres vreest tot slot voor schade aan haar woning door trillingen en boringen als gevolg van heiwerkzaamheden. Verweerder heeft in het bestreden besluit aangegeven dat dit geen betrekking heeft op de ruimtelijke afweging om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de beheersverordening en dat dit argument in deze procedure geen rol kan spelen.
De rechtbank sluit zich daarbij aan. De vergunninghouder heeft ter zitting aangegeven dat de heiwerkzaamheden trillingvrij zullen worden uitgevoerd en dat hij zich er voor zal inspannen om overlast voor eiseres tijdens de bouwwerkzaamheden zoveel als mogelijk te beperken. De rechtbank gaat er vanuit dat vergunninghouder deze belofte nakomt.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Poggemeier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.